ECLI:NL:RBLIM:2013:8719

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
475210 CV EXPL 12-2148
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomsten door echtgenote en restitutie van betalingen aan Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 november 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde in conventie, eiser in reconventie. Dexia had de gedaagde aangeklaagd met betrekking tot effectenleaseovereenkomsten, maar de gedaagde stelde dat zijn echtgenote deze overeenkomsten rechtsgeldig had vernietigd. De rechter oordeelde dat Dexia niet had bewezen dat de echtgenote van de gedaagde meer dan drie jaar voor de buitengerechtelijke vernietiging op de hoogte was van de leaseovereenkomsten. De getuigenverklaringen van zowel de gedaagde als zijn echtgenote gaven aan dat zij pas in 2004 of 2005 op de hoogte waren van de overeenkomsten. Hierdoor werd het beroep van Dexia op verjaring verworpen. De rechter concludeerde dat de vernietiging van de overeenkomsten terugwerkt tot het moment van de rechtshandeling, wat betekent dat Dexia verplicht was om alle betalingen aan de gedaagde te restitueren, verminderd met de ontvangen dividenden. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten en de vordering van de gedaagde tot restitutie van € 10.271,94 werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf het moment van verzuim.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaak/rolnr.: 475210 CV EXPL 12-2148
CJ
Vonnis van de kantonrechter d.d. 13 november 2013
inzake
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: de besloten vennootschap DRA Debt Recovery Agency B.V., h.o.d.n. EDR Incasso te Den Haag;
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende aan de [adres],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
gemachtigde: mr. B. Blom te Amsterdam Zuidoost.

1.Het verdere verloop van de procedure in conventie en in reconventie

1.1
Ter voldoening aan de haar in het tussenvonnis van 24 april 2013 verstrekte bewijsopdracht heeft Dexia twee getuigen doen horen. Van deze getuigenverhoren zijn processen-verbaal opgemaakt, die zich bij de stukken bevinden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft van contra-enquête afgezien.
1.2
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft vervolgens een conclusie na enquête genomen. Dexia heeft afgezien van het nemen van een conclusie na enquête en heeft vonnis gevraagd.
1.3
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1
Bij voormeld tussenvonnis werd Dexia toegelaten te bewijzen feiten en omstandigheden
waaruit blijkt dat [naam echtgenote] met het bestaan van de tussen Dexia en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesloten effectenleaseovereenkomsten bekend was meer dan drie jaar voor 1 juli 2005.
2.2
Dexia heeft in enquête mevrouw [naam echtgenote] (de echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]) en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als getuigen doen horen.
2.3.1
Naar aanleiding van de afgelegde getuigenverklaringen is de kantonrechter van oordeel dat Dexia in de bewijslevering niet is geslaagd.
2.3.2
Uit de in enquête afgelegde getuigenverklaringen blijkt het tegendeel van de juistheid van de aan Dexia te bewijzen opgedragen stellingen. Uit de verklaringen van de getuigen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [naam echtgenote] volgt dat [naam echtgenote] in ieder geval niet eerder dan 2004/2005 op de hoogte was van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met Dexia gesloten effectenleaseovereenkomsten. [naam echtgenote] verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in 2004 of 2005 haar heeft verteld over de overeenkomsten met Dexia. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verklaard dat hij zijn vrouw heeft ingelicht over de twee overeenkomsten toen hij de afschriften, de eindafrekening, ontving (toevoeging ktr.: hoewel de begeleidende brief bij de eindafrekening (productie 2 bij dagvaarding) niet gedateerd is, is in de eindafrekening de koers per 29 januari 2004 genoemd, zodat de eindafrekening in ieder geval dateert van 29 januari 2004 of later).
2.3.3
Voorts ondersteunen de in enquête afgelegde verklaringen elkaar ook op andere relevante punten, te weten dat [naam echtgenote] voor de kinderen en het huishouden zorgde, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de financiën deed en (ook) de (aan [naam echtgenote] gerichte) post opende en afwikkelde, het door Dexia uitgekeerde positieve saldo niet besproken is en dat het voor [naam echtgenote] enkel van belang is dat er een toereikend saldo is om te pinnen als zij boodschappen doet en kleding of huishoudelijke dingen aanschaft.
2.3.4
Verder heeft [naam echtgenote] nog verklaard dat ze vaak verhuisd zijn, zij meestal de verhuisberichten verstuurde en het juist is dat zij het verhuisbericht in 1998 heeft verstuurd.
2.4
Hetgeen door Dexia is gesteld, kan haar beroep op de verjaring van de aan de echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomende bevoegdheid tot vernietiging niet dragen, nu daaruit gelet op de hierboven weergegeven getuigenverklaringen niet de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] meer dan drie jaar voor de beoogde vernietiging met de onderhavige overeenkomsten van effectenlease bekend was. De hiervoor weergegeven getuigenverklaringen duiden juist op het tegendeel van een zodanige bekendheid bij de echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. De stelling van Dexia dat het in Nederland in gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen, zoals een beslissing tot het aangaan van een overeenkomst tot effectenlease, met medeweten en instemming van beide echtgenoten worden genomen, is echter in haar algemeenheid onvoldoende om bekendheid van [naam echtgenote] met de beslissing van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot het aangaan van de effectenleaseovereenkomst aan te nemen. Voorts behelst de stelling van Dexia dat het volstrekt ongeloofwaardig is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het positieve resultaat, waarmee één van de door hem gesloten effectenleaseovereenkomsten is beëindigd, niet met zijn echtgenote heeft gedeeld, naar het oordeel van de kantonrechter slechts een veronderstelling die bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing voor haar rekening dient te blijven. Gelet op de afgelegde verklaring van [naam echtgenote], te weten dat zij zich niet bezighield met de financiën en geen post opende, kan uit het feit dat een bedrag, zijnde het positieve resultaat waarmee één van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesloten overeenkomsten is beëindigd, aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is uitbetaald - anders dan Dexia meent - niet worden afgeleid dat [naam echtgenote] daarmee op de hoogte was. Nog los van het gegeven dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld en middels productie 1 bij conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie heeft onderbouwd dat [naam echtgenote] pas vanaf 2005 aangifte voor inkomstenbelasting doet, berust de stelling van Dexia dat zij ervan uitgaat dat [naam echtgenote] de in de belastingaangifte opgenomen dividenduitkeringen en de lening moet hebben gezien toen zij belastingaangifte deed, eveneens op een veronderstelling die bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing voor haar rekening dient te blijven. Nu als onweersproken gesteld vaststaat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook bij Dexia bankierde, volgt uit de stellingen van Dexia, dat de veelheid aan poststukken met haar logo erop [naam echtgenote] niet onopgemerkt kan zijn gebleven en [naam echtgenote] Dexia een verhuisbericht heeft gestuurd, niet dat [naam echtgenote] op de hoogte was van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] afgesloten effectenleaseovereenkomsten. Voorts is met de betwisting van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de inhoud van het door Dexia gestelde telefoongesprek op 23 januari 2001 niet komen vast te staan en is evenmin gebleken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft overlegd met [naam echtgenote] over verdere investeringen.
2.5
Nu de door Dexia gestelde feiten, in aanmerking genomen het onder 2.4 overwogene, ontoereikend zijn om haar beroep op de verjaring van de aan de echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomende bevoegdheid tot vernietiging gegrond te kunnen oordelen, dient dit beroep te worden verworpen en moet er derhalve van worden uitgegaan dat de echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de effectenleaseovereenkomsten tijdig, dat wil zeggen, binnen drie jaar nadat zij van het bestaan ervan op de hoogte raakt, rechtsgeldig heeft vernietigd.
2.6
Nu er geen sprake is van verjaring, de onderliggende effectenleaseovereenkomsten rechtsgeldig vernietigd zijn en vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht, zal de vordering van Dexia worden afgewezen met veroordeling van Dexia, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.
2.7
Hetgeen partijen verder nog naar voren gebracht hebben, behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis vastgesteld en overwogen is, niet tot een andere beslissing kan leiden.
in reconventie
2.8
Gelet op hetgeen in voormeld tussenvonnis onder 3.4 is overwogen, zal de gewijzigde primaire vordering worden afgewezen.
2.9
De subsidiaire gevorderde verklaring van recht dat de ten processe bedoelde overeenkomsten van effectenlease zijn vernietigd zal, gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, worden gegeven.
2.1
Als gevolg van de rechtsgeldige vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten dienen alle betalingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan Dexia op grond van de effectenleaseovereenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Uit het als productie 4 bij dagvaarding in het geding gebrachte overzicht in samenhang bezien met het als productie 2 bij conclusie van dupliek in reconventie in het geding gebrachte overzicht leidt de kantonrechter af dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in totaal een bedrag van € 10.282,32 (€ 5.141,16 + € 5.141,16) aan termijnen aan Dexia heeft betaald en dat Dexia aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in totaal een bedrag van
€ 10,38 (€ 5,19 + € 5,19) aan dividend heeft uitgekeerd, zodat een bedrag van € 10.271,94 door Dexia aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te worden gerestitueerd. Nu de onderhavige procedure slechts betrekking heeft op de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten van effectenlease met contractnummers 29491300 en 29491301 (WinstVerDriedubbelaar) heeft de kantonrechter geen acht geslagen op de in voormelde overzichten genoemde overeenkomst met contractnummer 33007521 (Spaarlease) en de daarbij behorende betaalde termijnen en uitgekeerd dividend en uitkeringen. Ook de daarop betrekking hebbende standpunten van partijen worden om die reden buiten beschouwing gelaten.
2.11
Het vorenstaande brengt met zich dat het gevorderde bedrag van € 10.271,94 voor toewijzing gereed ligt. De kantonrechter constateert dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de wettelijke rente daarover vanaf de dag der vernietiging vordert, terwijl hij onder punt 38 van zijn conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie stelt dat Dexia de wettelijke rente vanaf veertien na de dag van vernietiging verschuldigd is. Omtrent de verschuldigdheid van de wettelijke rente wordt overwogen dat bij een restitutieplicht zijdens Dexia het verzuim eerst intreedt na ingebrekestelling, behoudens kwade trouw in de zin van artikel 6:205 BW. Nu gesteld noch anderszins gebleken is van kwade trouw, is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. Uitgaande van de in de - als productie 4 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie overgelegde - vernietigingsbrief genoemde termijn van veertien dagen vanaf de dagtekening van de brief, is Dexia op 16 juli 2004 in verzuim geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 16 juli 2004 over het totaal van de voor die datum door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 16 juli 2004 door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan Dexia gedane betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 16 juli 2004 door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
2.12
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu de gestelde werkzaamheden onvoldoende zijn gespecificeerd (conform Voorwerk II) om toewijzing te rechtvaardigen.
2.13
Met betrekking tot de gevorderde doorhaling van meldingen en/of registraties bij BKR wordt overwogen dat Dexia heeft gesteld dat zij het verzoek niet kan uitvoeren. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal zich tot BKR dienen te wenden.
2.14
Dexia zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1
wijst de vordering af;
3.2
veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] begroot op
€ 900,00 aan salaris gemachtigde;
in reconventie
3.3
wijst de primaire vordering af;
3.4
verklaart voor recht dat de ten processe bedoelde door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesloten overeenkomsten van effectenlease - door zijn echtgenote [naam echtgenote] rechtsgeldig buitengerechtelijk - zijn vernietigd;
3.5
veroordeelt Dexia om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 10.271,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 16 juli 2004 door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 16 juli 2004 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 juli 2004 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
3.6
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gerezen proceskosten, welke tot op heden worden begroot op € 750,00 aan salaris gemachtigde;
3.7
verklaart dit vonnis behoudens de verklaring voor recht uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.