In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is de rechtsverhouding tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde in het kader van effectenleaseovereenkomsten aan de orde. De gedaagde heeft samen met zijn echtgenote op 4 februari 2001 twee overeenkomsten gesloten, die als huurkoopovereenkomsten zijn gekwalificeerd. De echtgenote heeft echter nooit schriftelijk toestemming gegeven voor het aangaan van deze overeenkomsten, wat volgens de wet vereist is. Op 1 juli 2005 heeft de echtgenote een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring ingediend, waarbij zij zich beroept op het ontbreken van haar toestemming. Dexia stelt dat de echtgenote meer dan drie jaar voor deze verklaring op de hoogte was van de overeenkomsten, en dat haar vernietigingsrecht inmiddels is verjaard. De kantonrechter oordeelt dat Dexia de bewijslast heeft om aan te tonen dat de echtgenote eerder op de hoogte was van de overeenkomsten. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij Dexia de mogelijkheid krijgt om getuigen te laten horen die kunnen bevestigen dat de echtgenote bekend was met de overeenkomsten.