ECLI:NL:RBLIM:2013:8607
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot opheffing van conservatoir beslag in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een incident betreffende de opheffing van een conservatoir beslag dat door de vennootschap onder firma Cataract Onderneming V.O.F. was gelegd. Cataract vorderde dat het beslag zou worden gehandhaafd, terwijl de gedaagde partij, die in de hoofdzaak eiseres was, het beslag wilde laten opheffen. De rechtbank oordeelde dat het beslag niet nietig was, ondanks de stelling van de gedaagde dat er geen eis in hoofdzaak was ingesteld binnen de vereiste termijn van veertien dagen. De rechtbank stelde vast dat Cataract de onderhavige hoofdzaak had ingesteld, wat als een eis in hoofdzaak kon worden aangemerkt. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de gedaagde dat het beslag nietig was omdat er geen bedrag was vermeld waarvoor het beslag mocht worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Cataract niet summierlijk ondeugdelijk waren en dat er geen aanleiding was om het beslag op te heffen. De rechtbank beperkte echter het bedrag waarvoor het beslag mocht worden gehandhaafd tot € 62.152,87, vermeerderd met een opslag van 30%. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten van het incident.