ECLI:NL:RBLIM:2013:8607

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
C-03-183778 A
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot opheffing van conservatoir beslag in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een incident betreffende de opheffing van een conservatoir beslag dat door de vennootschap onder firma Cataract Onderneming V.O.F. was gelegd. Cataract vorderde dat het beslag zou worden gehandhaafd, terwijl de gedaagde partij, die in de hoofdzaak eiseres was, het beslag wilde laten opheffen. De rechtbank oordeelde dat het beslag niet nietig was, ondanks de stelling van de gedaagde dat er geen eis in hoofdzaak was ingesteld binnen de vereiste termijn van veertien dagen. De rechtbank stelde vast dat Cataract de onderhavige hoofdzaak had ingesteld, wat als een eis in hoofdzaak kon worden aangemerkt. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de gedaagde dat het beslag nietig was omdat er geen bedrag was vermeld waarvoor het beslag mocht worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Cataract niet summierlijk ondeugdelijk waren en dat er geen aanleiding was om het beslag op te heffen. De rechtbank beperkte echter het bedrag waarvoor het beslag mocht worden gehandhaafd tot € 62.152,87, vermeerderd met een opslag van 30%. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/183778 / HA ZA 13-357
Vonnis in incident van 30 oktober 2013
in de zaak van
vennootschap onder firma
CATARACT ONDERNEMING V.O.F.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat mr. K.A.M.J. Horsch te Valkenburg aan de Geul;
tegen:
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J. Folkeringa te Hoorn.
Partijen zullen hierna Cataract en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening;
de incidentele conclusie van antwoord.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak

2.1.
Cataract stelt dat zij in opdracht van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident], en een zestal andere eigenaren, die tezamen veertien vakantiebungalows, gelegen op het Bungalowpark te Schin op Geul, bezitten, sedert 2006 diverse werkzaamheden heeft verricht. Die werkzaamheden bestonden volgens Cataract in de coördinatie en facilitering van de renovatie van de door de zeven eigenaren aangekochte bungalows.
2.2.
Cataract stelt dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] op een gegeven moment de sloten van haar bungalows heeft laten vervangen, zodat Cataract niet meer kon beschikken over bouwmaterialen, gereedschappen en machines die Cataract in een viertal bungalows van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] had opgeslagen en welke nodig waren voor de uitvoering van het renovatieproject.
2.3.
Cataract stelt op grond daarvan genoodzaakt te zijn geweest om een deel van die zaken opnieuw aan te schaffen. Het daarmee gemoeide bedrag bedroeg volgens Cataract € 12.902,31 exclusief btw (€ 15.353,75 inclusief btw). [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft volgens Cataract onder voormelde omstandigheden onrechtmatig gehandeld. Op 21 december 2009 heeft Cataract conservatoir beslag tot afgifte laten leggen op de bedoelde zaken.
2.4.
Verder stelt Cataract dat de zeven betrokken bungaloweigenaren hadden afgesproken dat hun bungalows bij toerbeurt dienst zouden doen als opslag voor materialen en als werkplaats. Op 11 november 2008 eiste [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] echter dat twee van de bungalows die fungeerden als verblijf voor de zeven eigenaren en de vennoten van Cataract, zouden worden ontruimd. Op die dag heeft [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] die bungalows en de overige bungalows van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] bovendien voorzien van andere sloten. Voor de twee geblokkeerde bungalows die dienden als verblijf, moesten vervangende ruimtes worden gezocht. Daartoe werden volgens Cataract twee andere bungalows, waarin materialen lagen opgeslagen, ontruimd. De materialen die in die bungalows waren opgeslagen moesten elders worden opgeslagen. Cataract stelt dat zij die materialen heeft opgeslagen in een speciaal daarvoor gehuurde bedrijfshal te Sittard. Voor de huur van die hal – gedurende de periode van december 2008 tot en met april 2009 – en een voorschot op de energiekosten is Cataract een bedrag verschuldigd geworden van € 5.769,05 inclusief btw. Cataract stelt dat ook deze schadepost haar oorzaak vindt in het onrechtmatig afsluiten van haar bungalows door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident].
2.5.
Cataract stelt verder dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] op 27 maart 2009 conservatoir beslag heeft gelegd op een woonhuis van Henssen, vennoot van Cataract, alsmede op de inventaris van een bedrijfshal van Cataract te Waalwijk. Bij vonnis van 10 februari 2010 heeft de rechtbank Breda geoordeeld dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] onrechtmatig jegens Cataract heeft gehandeld door het afsluiten van haar bungalows, waardoor Cataract niet kon beschikken over de daarin opgeslagen eigendommen, benodigd voor het uitvoeren van haar werkzaamheden. Volgens de rechtbank Breda heeft Cataract echter niet onderbouwd welke zaken in die bungalows (uitsluitend) haar eigendom waren en evenmin de noodzaak van de aanschaf van nieuwe materialen. De in het verband hiermee ingestelde vordering van € 12.902,31 exclusief btw is door de rechtbank Breda op grond daarvan afgewezen. Cataract heeft op 19 maart 2010 hoger beroep ingesteld van dit vonnis.
2.6.
De rechtbank Breda heeft ook het beslag op de inventaris van de bedrijfshal van Cataract te Waalwijk opgeheven, omdat die rechtbank van oordeel was dat de vorderingen van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident], in verband waarmee de beslagen waren gelegd, moesten worden afgewezen. Uit het oordeel van de rechtbank Breda volgt volgens Cataract dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in de periode van 27 maart 2009 – de dag waarop het omstreden beslag op de bedrijfshal is gelegd – tot 10 februari 2010 – de dag waarop het beslag door de rechtbank Breda is opgeheven – onterecht beslag is gelegd. Cataract stelt dat zij in die periode kosten heeft moeten maken met betrekking tot die bedrijfshal, maar daarvan geen gebruik heeft kunnen maken; de bedrijfshal stond vol met roerende zaken waarop het beslag rustte. De schade als gevolg van dat onrechtmatige handelen wordt door Cataract begroot op € 17.370,82 inclusief btw. Die schade bestaat uit huur- en energiekosten.
2.7.
Ten slotte stelt Cataract dat zij dat een groot aantal van haar zaken waarop beslag is gelegd door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet meer in de bungalows aanwezig waren toen het beslag werd opgeheven, dan wel dat deze kapot waren of door vocht aangetast. De schade als gevolg daarvan wordt door Cataract begroot op € 18.400,16 inclusief btw.
2.8.
Op grond van het vorenstaande vordert Cataract – na, naar de rechtbank begrijpt, vermindering van haar eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan Cataract te voldoen, een bedrag van € 33.212,57, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 11 november 2008, althans vanaf 21 december 2009, althans vanaf 10 februari 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
2) [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan Cataract te voldoen een bedrag van € 14.597,33, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 27 maart 2009, althans vanaf 10 februari 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3) [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] veroordeelt in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.
In het incident
2.9.
Cataract heeft op 31 mei 2013 ten laste van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] onder notaris [naam] te Eindhoven beslag gelegd op het restant van de verkoopopbrengst – na aftrek van een in depot te storten bedrag – van de woning van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident]. Het bedoelde beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 38.735,80.
2.10.
In het verzoekschrift, op grond waarvan het verleende verlof tot beslaglegging is verleend, heeft Cataract ter onderbouwing van haar vorderingen waarvoor zij beslag wil leggen aangevoerd hetgeen zakelijk overeenkomt met hetgeen Cataract in de onderhavige bodemprocedure aanvoert.
2.11.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat dat beslag wordt opgeheven. Zij voert daartoe ten eerste aan dat het beslag nietig is, omdat Cataract niet, overeenkomstig het verleende verlof tot beslaglegging, binnen een termijn van veertien dagen daarna een eis in hoofdzaak heeft ingesteld. In het verzoekschrift waarin Cataract heeft verzocht om toestemming voor de beslaglegging heeft Cataract gesteld dat een ambtshalve geroyeerde procedure bij het gerechtshof als eis in de hoofdzaak dient te gelden, met dien verstande dat zij haar eis in die zaak diende te vermeerderen, omdat drie van de vier in het verzoekschrift genoemde schadeposten in eerste aanleg niet waren gevorderd. In plaats van vermeerdering van haar eis in hoger beroep heeft Cataract volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] de onderhavige hoofdzaak aanhangig gemaakt. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt dat de onderhavige hoofdzaak niet kan gelden als een eis in hoofdzaak bedoeld in het voormelde verzoekschrift, op grond waarvan de toestemming tot beslaglegging is verleend. Nu reeds een eis in hoofdzaak aanhangig is, kan volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet in een afzonderlijke procedure een gelijke eis bij een andere rechter worden ingesteld, omdat dat in strijd met de goede procesorde is.
2.12.
De onderhavige hoofdzaak berust op dezelfde grondslagen als de reconventionele vordering bij de rechtbank Breda. Nu Cataract hoger beroep heeft ingesteld van het oordeel van die rechtbank ten aanzien van die vordering kan dat ertoe leiden dat het gerechtshof, oordelend in hoger beroep over die vordering, een uitspraak doet die mogelijk tegenstrijdig is met een in de hoofdzaak te geven oordeel, hetgeen in strijd is met een goede procesorde.
2.13.
Volgens de dagvaarding heeft Cataract de onderhavige hoofdzaak alleen maar ingesteld omdat het voor haar advocaat niet mogelijk was om op een korte termijn een memorie van grieven en een vermeerdering van eis op te stellen in de in hoger beroep aanhangige procedure. Cataract had volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] voldoende tijd om die stukken op te stellen en anders had zij om verlenging van de termijn voor het instellen van een eis in hoofdzaak kunnen verzoeken.
2.14.
Daarnaast stelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat het omstreden beslag moet worden opgeheven, omdat de diverse schadeposten tot zekerheid van betaling waarvan het beslag is gelegd, niet deugdelijk zijn. Ten aanzien van de diverse schadeposten heeft [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] het volgende aangevoerd. Ten aanzien van schadepost I (bestaande uit de waarde van de aangeschafte zaken) voert Cataract het volgende aan. Cataract heeft volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet onderbouwd dat zij (mede)-eigenaresse is van zaken die zich bevonden in de bungalows van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident], nu [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] is aangeslagen voor 3/7-deel en de overige bungaloweigenaren voor 4/7-deel voor de aangeschafte zaken. Daarnaast betwist [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] de noodzaak van het aanschaffen van nieuwe zaken, nu de renovatie zo goed als stil lag, omdat de vennoten van Cataract de toegang tot het vakantiepark werd ontzegd. Cataract heeft ook niet onderbouwd welke zaken zij zou hebben vervangen. Indien Cataract al zaken heeft moeten vervangen, dan dient er volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een vermindering wegens “nieuw voor oud” te worden toegepast.
2.15.
Ten aanzien van de schadepost II (betreffende tot de huurpenningen van de loods in Sittard) voert [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] het volgende aan. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft Cataract niet onderbouwd waarom het onrechtmatig zou zijn dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] de toegang tot haar bungalows onmogelijk heeft gemaakt door deze te voorzien van nieuwe sloten. Het stond haar vrij om derden uit haar bungalows te weren en zij had noch aan Cataract noch aan de andere bedoelde eigenaren van bungalows een gebruiksrecht op haar bungalows verschaft. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] betwist ook de noodzaak van het huren van een loods voor de opslag van de spullen. Deze spullen hadden in de andere bungalows kunnen worden opgeslagen, omdat deze niet nodig waren voor bewoning van de andere zes eigenaren. Dezen woonden immers niet ver van het park en daarom was hun verblijf op het vakantiepark niet nodig. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] betwist ook dat Cataract schade heeft geleden, nu Cataract die kosten hoogstwaarschijnlijk heeft doorbelast aan de andere zes eigenaren.
2.16.
Ten aanzien van de schadepost III (ter zake het conservatoir beslag op de roerende zaken die zich bevonden in de loods van Cataract te Waalwijk) voert [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] het volgende aan. Niettegenstaande het feit dat de rechtbank Breda de vordering tot zekerheid waarvan het omstreden beslag is gelegd heeft afgewezen, stelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zich op het standpunt dat zij wel degelijk een vordering heeft op Cataract. Die vordering bestaat uit de betaalde kosten van een renovatie, alsmede uit de kosten wegens ontvangen readings en consulten, welke volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zijn gebaseerd op overeenkomsten die door bedrog, misbruik van omstandigheden of onder invloed van dwaling tot stand zijn gekomen. Verder betwist [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat Cataract door het beslag schade heeft geleden, omdat Cataract ook zonder het omstreden beslag huur- en energiekosten verschuldigd zou zijn geworden. Cataract laat volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ook na te onderbouwen waarom zij gedurende de periode van april 2009 tot februari 2010 geen gebruik heeft kunnen maken van de bedrijfshal. De hal was gedurende die periode volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] gewoon toegankelijk voor Cataract.
2.17.
Ten aanzien van de schadepost IV (verband houdende met het niet, of niet in goede staat teruggeven aan Cataract van voorheen beslagen zaken) voert [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] het volgende aan. Zij betwist dat de door Cataract bedoelde ontbrekende of defecte zaken eigendom van Cataract waren. Voorts betwist [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat zij zaken aan het beslag heeft onttrokken. Op een door Cataract opgestelde lijst met zaken die niet door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zouden zijn geretourneerd staan volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ook zaken die niet zijn vermeld in het proces-verbaal van beslaglegging. Cataract had bovendien, nu, indien beslagen zaken speciale zorg nodig hadden, Cataract, als ter zake kundige die noodzaak daartoe kon beoordelen, dit aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] kenbaar moeten maken. Ten slotte stelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in dit verband dat niet de nieuwwaarde van de bedoelde zaken moet worden vergoed, omdat vele zaken al geruime tijd geleden waren aangeschaft.
2.18.
Daarnaast voert [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] aan dat tegenover haar nijpende financiële belang geen te respecteren belang van Cataract staat. Cataracts vordering is volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] uit de lucht gegrepen en daarnaast stelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat zij een tegenvordering heeft op Cataract die alleen al wat betreft de renovatiekosten meer dan € 35.000,-- bedraagt. Cataract heeft voldoende financiële middelen, dan wel zekerheden en kan, indien zij in het gelijk wordt gesteld, alsnog verhaal nemen op de bungalow van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in België.
2.19.
Het omstreden beslag moet ten slotte volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] worden opgeheven, omdat de voorzieningenrechter die toestemming heeft verleend voor het leggen van het beslag ten onrechte niet heeft bepaald voor welk bedrag het beslag mag worden gelegd, zodat het beslag niet aan de eisen voldoet en dus moet worden opgeheven.
2.20.
Op grond van het vorenstaande vordert [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: het door Cataract op 31 mei 2013 ten laste van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] onder notaris mr. [naam] en/of Notarispraktijk [naam] B.V. gelegde beslag opheft;
subsidiair: het bedrag van de vordering waarvoor Cataract op 31 mei 2013 ten laste van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] onder notaris mr. [naam] en/of Notarispraktijk [naam] B.V. beslag heeft gelegd begroot op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
met veroordeling van Cataract in de kosten van dit incident.
2.21.
Cataract voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In het incident

3.1.
Bij de beantwoording van de vraag of het beslag bij wijze van provisioneel vonnis moet worden opgeheven, dienen dezelfde criteria te worden gehanteerd als bij een overeenkomstige vordering gebaseerd op artikel 705 lid 2 Rv, te weten – voor zover te dezen van belang – dat het beslag moet worden opgeheven indien het nietig is, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen niet zijn nageleefd, of omdat summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt.
3.2.
De meest verstrekkende verweren houden in dat het omstreden beslag nietig is, omdat enerzijds geen eis in hoofdzaak is ingesteld binnen veertien dagen nadat het eerste beslag is gelegd, als voorgeschreven in het verlof tot beslaglegging, en ten tweede omdat in dat verlof geen bedrag is vermeld waarvoor het verzochte conservatoir derdenbeslag mag worden gelegd.
3.3.
De rechtbank verwerpt het beroep op de nietigheid van het beslag omdat het niet binnen veertien dagen na het eerste beslag is gelegd is gevolgd door een eis in de hoofdzaak. Voorop moet worden gesteld dat het feit dat Cataract in haar verzoek tot beslaglegging een tussen partijen aanhangige procedure heeft aangemerkt als vorenbedoelde hoofdzaak, haar, na verkregen verlof tot beslaglegging, niet verplicht deze hoofdzaak ook daadwerkelijk aanhangig te maken, dan wel deze procedure voort te zetten. Het staat Cataract vrij om naast, of in plaats van het doorzetten van de procedure in hoger beroep, die door Cataract in verlof tot beslaglegging was aangemerkt als de eis in de hoofdzaak, een nieuwe vordering in te stellen die kan worden aangemerkt als een eis in hoofdzaak.
3.4.
Een procedure als de onderhavige zaak in de hoofdzaak kan als eis in hoofdzaak worden aangemerkt. Dat door het instellen van de onderhavige hoofdzaak naast het doorzetten van de hogerberoepsprocedure met een eiswijziging overeenkomstig de eis in de onderhavige hoofdzaak, het risico ontstaat op tegenstrijdige beslissingen levert geen grond op het omstreden beslag nietig te achten. Een eventuele tegenstrijdigheid van beslissingen raakt immers niet de geldigheid van het beslag maar ziet enkel op de vraag welke beslissing ten uitvoer kan worden gelegd.
3.5.
De rechtbank verwerpt ook de stelling dat het beslag nietig is omdat de voorzieningenrechter die verlof heeft verleend tot het leggen van het omstreden beslag niet zou hebben bepaald voor welk bedrag het beslag zou mogen worden gelegd.
3.6.
Het is juist dat die voorzieningenrechter in het verlof tot beslag geen bedrag heeft genoemd waarvoor het beslag mag worden gelegd. Op het verzoekschrift is niet op de daarvoor voorziene plaats, handgeschreven, of op een ander wijze aangeduid voor welk bedrag beslaglegging is toegestaan, zoals ook overigens op de daarvoor voorziene plaatsen door de beslagrechter niets is ingevuld. In plaats daarvan is een aparte beschikking opgemaakt. In die beschikking wordt evenmin melding gemaakt van een bedrag waarvoor het beslag mag worden gelegd. Ook is in de beschikking niet vermeld welk deel van het verzochte wordt afgewezen. Daaruit mag naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat het verzoek is verleend overeenkomstig het verzochte. Nu Cataract in haar verzoekschrift heeft verzocht om haar vordering op een bedrag van € 73.961,91 te begroten, moet het ervoor worden gehouden dat de voorzieningenrechter heeft toegestaan dat voor dat bedrag beslag wordt gelegd.
3.7.
Hetgeen [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] overigens aanvoert ter onderbouwing van de vordering tot opheffing van het beslag komt er op neer dat volgens haar blijkt van de ondeugdelijkheid van het door Cataract ingeroepen recht waarvoor het beslag is gelegd.
3.8.
Bij beantwoording van die vraag is doorslaggevend of [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] voldoende heeft aangevoerd waaruit summierlijk de ondeugdelijkheid blijkt van het recht tot zekerheid waarvan het beslag is gelegd.
3.9.
Ten aanzien van de schadepost I overweegt de rechtbank het volgende. In het kader van de onderhavige procedure kan niet worden beoordeeld wie eigenaar is van de zaken die door Cataract zijn aangekocht en of en, zo ja welke, gebruiksvergoeding daaromtrent tussen partijen is overeengekomen. Niet gezegd kan echter worden dat deze vordering summierlijk ondeugdelijk is.
3.10.
Ten aanzien van schadepost II heeft Cataract, anders dan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt, wel degelijk onderbouwd waarom het afsluiten van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van haar bungalows onrechtmatig is jegens Cataract. Bovendien heeft Cataract in het licht van de betwisting door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij genoodzaakt is geweest om een bedrijfshal te huren voor de opslag van materialen, nu deze niet konden worden opgeslagen in de bungalows van andere eigenaren, omdat deze nodig waren voor het verblijf van de eigenaren, dan wel dat deze reeds vol lagen met materialen, zodat Cataract voor de opslag was aangewezen op de bungalows van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident], die echter waren afgesloten.
3.11.
Met betrekking tot schadepost III overweegt de rechtbank het volgende. Al hetgeen [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in dat verband heeft gesteld met betrekking tot het beweerdelijk onrechtmatig handelen van Cataract, waaruit volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een vordering van haar op Cataract voortvloeit, moet als niet relevant worden gepasseerd. Het gaat immers, zoals Cataract terecht stelt, bij de beoordeling van de vraag of het door Cataract gelegde beslag moet worden opgeheven niet om de vraag of [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een vordering heeft op Cataract, maar om de deugdelijkheid van de vorderingen van Cataract op [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tot zekerheid waarvan het omstreden beslag is gelegd.
3.12.
De stelling van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat er geen sprake is van schade, omdat Cataract de huur- en energiekosten ook zou hebben moeten maken indien het beslag niet zou zijn gelegd, moet worden verworpen. Uit de stellingen van Cataract volgt dat zij zich op het standpunt stelt dat zij schade heeft geleden, omdat zij huur- en energiekosten heeft moeten betalen terwijl zij geen gebruik heeft kunnen maken van de opslagplaats, nu de loods vol materialen stond die zij niet kon verplaatsen in verband met het daarop rustende beslag. Voorshands is aannemelijk dat Cataract daardoor schade heeft geleden. Derhalve is ook deze grond voor de beslaglegging niet summierlijk ondeugdelijk.
3.13.
Cataract heeft de stellingen van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ter betwisting van schadepost IV gemotiveerd betwist. In het kader van de onderhavige procedure kan niet worden vastgesteld wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Daartoe is wellicht nader bewijslevering nodig, dat het bestek van een provisionele vordering te buiten gaat. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat ook dit deel van de vordering van Cataract in de hoofdzaak summierlijk ondeugdelijk is.
3.14.
Ten slotte is er ook geen aanleiding om het omstreden beslag op basis van een afweging van belangen van partijen op te heffen. Dat de vennoten van Cataract [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] door diverse handelingen financieel te gronde zouden hebben gericht, levert geen grond op die de opheffing van het beslag kan rechtvaardigen. Evenmin is relevant dat, zoals [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt, Cataract beschikt over voldoende financiële middelen. Dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een tegenvordering stelt te hebben op Cataract is evenmin relevant. Deze tegenvordering is niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat een beroep op verrekening op die grond al faalt.
3.15.
De conclusie uit het vorenstaande is dat de provisionele vordering moet worden afgewezen, met dien verstande dat het bedrag waarvoor het beslag mag worden gehandhaafd moet worden verlaagd tot de verminderde vordering in hoofdsom, vermeerderd met een opslag van 30%, tot € 62.152,87.
3.16.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
In het incident
wijst het gevorderde af;
verstaat, voor zoveel nodig, dat het bedrag waarvoor beslag mag worden gelegd wordt beperkt tot € 62.152,87;
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van Cataract tot op heden begroot op € 452,00;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 december 2013 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT