Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
(“hoi moet je kijken wat hier geschreven staat, dat heeft [voornaam voorman](kantonrechter: [naam voorman], voorman bij [naam 2])
nooit van zn leven zelf geschreven grt [voornaam verweerder]”). Voormeld e-mailbericht van [naam ambulant projectleider] is door de gemachtigde van [verweerder] eerst ter zitting in het geding gebracht. UCS heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Nadat de zitting is geschorst, teneinde UCS en haar gemachtigde in de gelegenheid te stellen dit e-mailbericht te bestuderen, is de zitting hervat. Nu UCS aldus voldoende tijd heeft gehad om van de inhoud van dit e-mailbericht kennis te nemen, in samenhang bezien met het feit dat het e-mailbericht een omvang van nog geen pagina heeft en UCS van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om op de inhoud van dit bericht te reageren, is UCS hierdoor niet in haar processuele belangen geschaad.
een aantal vrijdagnachten in augustus zou gaan meedraaien om de werkzaamheden aan te leren. Tevens werden deze nachten gebruikt om te kijken of [voornaam verweerder] binnen de ploeg zou passen.
werd ook de conclusie getrokken dat [voornaam verweerder] niet meer welkom was”.
“aan aantoonbaar onjuiste ontkenningen die [verweerder] in zijn verweerschrift poneert”. Blijkens haar pleitnota heeft UCS bij deze grondslag als uitgangspunt genomen dat de slechte houding en gedragingen van [verweerder] vaststaan, terwijl hiervoor is overwogen dat alleen maar is komen vast te staan dat [verweerder] bij [naam 2] onder de maat heeft gepresteerd. Nu UCS deze grondslag voor het overige ook niet nader heeft uitgewerkt en geconcretiseerd, kan deze grondslag evenmin aanleiding zijn om het verzoek toe te wijzen.