In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 juli 2013 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen twee ex-echtgenoten over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank had eerder op 16 januari 2013 een tussenvonnis uitgesproken waarin partijen de gelegenheid kregen om aanvullende informatie te verstrekken over de waarde van de te verdelen goederen. In het eindvonnis heeft de rechtbank de waarde van verschillende activa vastgesteld op basis van het Marokkaanse recht, specifiek de Mudawwana, en heeft zij de verdeling van de goederen bepaald.
De rechtbank heeft onder andere de waarde van een bankrekening vastgesteld op € 8.387,80, die aan de gedaagde in het verzet is toegewezen, met de verplichting om dit bedrag aan de eiser in het verzet te betalen. Daarnaast heeft de rechtbank de waarde van verschillende percelen grond in Marokko vastgesteld, waarbij de waarde van een perceel van 451 m² op 113.750 Dirham is bepaald, en de waarde van een perceel van 381 m² met daarop vier woningen op 1.525.000 Dirham. De rechtbank heeft de percelen grond toegewezen aan de eiser in het verzet, met de verplichting om een bedrag van 517.273,25 Dirham aan de gedaagde in het verzet te betalen wegens overbedeling.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van de procedure tussen de partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens enkele bepalingen. De uitspraak benadrukt de toepassing van het Marokkaanse recht in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, wat een belangrijk aspect van deze zaak is.