Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De geldigheid van de dagvaarding
4.De bevoegdheid van de kantonrechter
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Er is eerder een strafbeschikking aan u uitgevaardigd voor dat / die feit(en). De tenuitvoerlegging daarvan is niet geslaagd.”
Wordt de verdachte gedagvaard omdat de strafbeschikking niet ten uitvoer is gelegd, dan is de strafbeschikking ingevolge het voorgestelde derde lid niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar. De tenuitvoerlegging die reeds is aangevangen, wordt geschorst. De strafrechter beoordeelt de strafzaak in dit geval, net als thans, op basis van de artikelen 348 en 350 Sv. Niet de strafbeschikking staat centraal, al kan deze – net als thans een mislukt transactieaanbod – wel een rol spelen. Zo kan de omstandigheid dat de verdachte een opgelegde geldboete niet heeft kunnen betalen of een opgelegde taakstraf niet heeft willen voltooien, van belang zijn bij de keuze van de strafsoort door de strafrechter. De strafrechter is echter in geen enkel opzicht door de strafbeschikking gebonden: hij komt zelfstandig tot een oordeel over de merites van de zaak.(…………………..) Tegelijkertijd kan evenwel worden vastgesteld dat de rechtspositie van de verdachte jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd in vele opzichten materieel overeenkomt met die van een verdachte die door de strafrechter veroordeeld is. Dat is immers de kern van het onderhavige wetsvoorstel: de strafbeschikking kan, anders dan de transactie, straffen en maatregelen bevatten die op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd kunnen worden als in het geval zij in een rechterlijke veroordeling worden opgenomen. Deze vaststelling heeft er dan ook toe geleid dat, vooral bij de verwerking van de strafbeschikking in het recht dat de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen beheerst, de strafbeschikking dikwijls al dan niet met behulp van een definitiebepaling gelijkgesteld is met een rechterlijke veroordeling dan wel, indien de toepasselijkheid van de desbetreffende bepaling bij de strafbeschikking vanzelf spreekt, onder het begrip veroordeling begrepen is.”
Op zichzelf bestaat, blijkens het bepaalde in artikel 255a Wetboek van Strafvordering, de mogelijkheid om de verdachte te dagvaarden nadat er eerst een strafbeschikking tegen hem is uitgevaardigd. Het Openbaar Ministerie dient hierbij echter wel te handelen overeenkomstig de beginselen van een behoorlijke procesorde.”
In het geval het OM een strafbaar feit met een strafbeschikking heeft afgedaan en de verdachte nog niet in gebreke is, met betalen of anderszins, ligt een beslissing om hem desondanks te dagvaarden mede gelet op het vertrouwensbeginsel bijvoorbeeld niet in de rede."De kantonrechter vindt het daarom noodzakelijk dat de officier van justitie in het dossier laat opnemen de reden waarom de officier alsnog is overgegaan tot dagvaarden.
verhaal niet mogelijk; geëxecuteerde staat onder bewind”), dwangbevel: Niets van dat alles. Het is voor de kantonrechter op dit moment niet mogelijk de vraag te beantwoorden in hoeverre dit te kenschetsen zou kunnen zijn als voldoende redelijkerwijze te verwachten inspanningen voor executie. In de eerder genoemde Aanwijzing OM-afdoening staat beschreven hoe het CJIB de inning van een geldboete uitvoert. Hierin wordt onder meer het volgende genoemd: “
Als op grond van de eerste aanschrijving en eventuele aanmaningen met aangehechte ola’s geen – volledige – betaling plaatsvindt, wordt getracht te executeren door middel van toepassing van verhaal met of zonder dwangbevel. (…) Indien verhaal niet tot (voldoende) resultaat leidt en (er) van gijzeling wordt afgezien, de vordering (ex artikel 578b Sv) wordt afgewezen of als gijzeling geen betaling oplevert, wordt beoordeeld of overdracht van de zaak aan het OM zal plaatsvinden. (…) Een vordering (ex artikel 578b Sv) wordt niet ingediend als bekend is dat de bestrafte de geldboete niet kan betalen.”
als de in de strafbeschikking opgelegde boete niet wordt betaald of verhaald moet de officier van justitie geen geldboete maar een taakstraf of vrijheidsstraf vorderen”. De reden van de officier om van deze Aanwijzing af te wijken heeft hij mondeling niet toegelicht en blijkt niet uit het dossier.
- om een kopie van de strafbeschikking aan het dossier toe te voegen en een helder overzicht waaruit blijkt wat het openbaar ministerie heeft gedaan om de strafbeschikking bekend te maken aan verdachte;
- om in het dossier een overzicht op te nemen welke inspanningen zijn verricht om de straf te executeren en wat de redenen zijn om niet tot en met dwangbevel door te gaan met executiepogingen;
- om aan het dossier toe te voegen de redenen waarom de officier alsnog is overgegaan tot dagvaarden.
6.Beslissing
schorsthet onderzoek tot de terechtzitting van
19 december 2013;
draagtde
officier van justitiehet volgende op:
- om aan het dossier toe te voegen de redenen waarom de officier alsnog is overgegaan tot dagvaarden.
beveeltde
oproeping van verdachtetegen het tijdstip van de nadere terechtzitting.