ECLI:NL:RBLIM:2013:8071

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
03/700532-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige bewoonster in een zwerfjongerenpension door de nachtportier

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 28 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een nachtportier die beschuldigd werd van het meermalen verkrachten van een minderjarige bewoonster van een zwerfjongerenpension. De verdachte, die als nachtportier werkte, heeft misbruik gemaakt van zijn positie en het overwicht dat hij had op het slachtoffer, dat in een kwetsbare situatie verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige, die op dat moment 15 jaar oud was, meermalen heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van bedreigingen en feitelijkheden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigen, als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van dwang, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat hij zich bewust was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat hij zijn positie heeft misbruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar zijn meegewogen. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700532-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 oktober 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht dan wel ontucht heeft gepleegd met die [slachtoffer] terwijl zij de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt dan wel ontucht met [slachtoffer] heeft gepleegd terwijl zij aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd
De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd. Aan het alternatieve subsidiaire feit is een beschrijving van een aantal feitelijkheden toegevoegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit, namelijk dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht, bewezen. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], ondersteund door de verklaringen van [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4]. De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte door misbruik van uit feitelijk verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer] in een positie heeft gebracht waardoor ze geen weerstand kon bieden aan zijn seksuele gedragingen. Dat overwicht vloeit volgens de officier van justitie voort uit verdachtes positie als nachtwaker in het pension waar [slachtoffer] verbleef, het leeftijdsverschil tussen beiden, maar ook de kwetsbare positie waar [slachtoffer] zich in bevond.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde verkrachting is de verdediging van oordeel dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken, nu het dossier geen bewijs bevat dat er sprake is geweest van dwang in welke vorm dan ook aan de zijde van verdachte.
Ook ten aanzien van het subisidiair ten laste gelegde feit komt de verdediging tot vrijspraak, omdat niet is vast te stellen of [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen jonger dan 16 jaar was.
Ten slotte acht de verdediging het alternatief subsidiair ten laste gelegde evenmin bewezen, aangezien niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, zoals ten laste gelegd is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 18 oktober 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan en het volgende verklaard. In haar jeugd had ze veel problemen en rond haar 13e werd ze onhandelbaar. Ze werd uit huis geplaatst en heeft in verschillende instellingen verbleven, maar ze werd steeds weggestuurd. Uiteindelijk is ze daarom toen ze 15 jaar was in Pension [naam pension] gekomen, de enige plaats waar ze nog terecht kon. Pension [naam pension] was een zwerfjongerenopvang in Heerlen. [2] Bij aangeefster is ADHD en borderline vastgesteld. [3] Toen zij in [naam pension] verbleef gebruikte ze zowel soft- als harddrugs. In die tijd was in [naam pension] een nachtportier werkzaam die [verdachte] heette. [4] Verder vertelt aangeefster dat het vaker voorkwam dat bewoners, wanneer ze moeite hadden om in slaap te komen ’s nachts, naar het kantoor van deze nachtwaker gingen. De meesten werden echter teruggestuurd naar bed. Vrouwelijke bewoners die problemen hadden met hun ouders zaten wel vaker bij [verdachte], aldus aangeefster. Zo zat [persoon 1] (de rechtbank begrijpt: [persoon 1]) ook vaker bij [verdachte]. [persoon 1] was verliefd op [verdachte]. Aangeefster vertelde [verdachte] veel privézaken waardoor het voelde als een privilege om bij hem te mogen zitten. Ze was gevoelig voor de aandacht die ze daardoor van hem kreeg.
Aangeefster verklaart verder over een voorval waarbij zij met [persoon 2] heeft gezoend op instigatie van [verdachte]. Aangeefster en [persoon 2] zaten bij elkaar op de kamer, iets dat eigenlijk niet mocht. [verdachte] zei toen: “Zoen eens met elkaar, dan zal ik niks zeggen dat jullie bij elkaar op de kamer zaten.”
Het volgende incident waar aangeefster over verklaart vond plaats op haar kamer in [naam pension]. Zij had haar kamer ter beschikking gesteld aan [persoon 2] en haar vriend [persoon 3] om te vrijen. Ook zij was in de kamer aanwezig en op een bepaald moment kwam [verdachte] binnen. Hij begon aangeefster te zoenen. [verdachte] vroeg aan haar of ze hem wilde pijpen. Dat heeft aangeefster gedaan, terwijl [persoon 3] en [persoon 2] seks met elkaar hadden. Daarna heeft zij seks gehad met [verdachte]. Daarmee bedoelt zij dat [verdachte] met zijn penis haar vagina heeft gepenetreerd. [5]
Aangeefster verklaart dat [verdachte] vaker via het raam haar kamer is binnengekomen en dat zij vervolgens seks hadden. [6] Met seks bedoelt zij penetratie. Hierdoor ontstonden er geruchten binnen [naam pension] dat er geluiden werden gehoord in de kamer van aangeefster en dat [verdachte] vaker in haar kamer kwam. Ook op andere plaatsen heeft seks plaatsgevonden zoals in het kantoor van [naam pension], aldus aangeefster. Zij heeft [verdachte] gepijpt en hij heeft zijn vingers en penis in haar vagina geduwd. [7]
Aangeefster verklaart verder dat zij op die leeftijd moeite had om haar grenzen aan te geven. [8] Zij wilde geen seks met [verdachte], maar “het is er gewoon ingeslopen” en “vanuit een vertrouwensrelatie is dit zo gegroeid”. Zij was niet in staat om te zeggen dat ze seks niet wilde. [9] Op een bepaald moment begon zij te voelen dat ze het echt niet meer wilde en heeft ze dat aan [verdachte] laten blijken. Daarna begon [verdachte] te dreigen, aldus aangeefster.
[verdachte] begon te dreigen het drugsgebruik van aangeefster bij de leiding te melden, waardoor ze weg zou moeten bij [naam pension] en wellicht zelfs naar de jeugdgevangenis. Voordat aangeefster bij [naam pension] kwam, heeft zij een tijd op straat geleefd en geslapen. Onderdak bij [naam pension] was voor aangeefster dan ook heel erg belangrijk. [10] Omdat ze bang was dat [verdachte] het woord bij de daad zou voegen, had ze vanaf dat moment steeds seks met [verdachte], terwijl ze dat eigenlijk niet wilde.
Aangeefster heeft destijds tegen begeleider [naam begeleider] toegegeven dat ze seks had gehad met [verdachte]. [11]
Aangeefster is ook bij de rechter-commissaris gehoord. Daar herhaalt aangeefster in grote lijnen haar verklaring afgelegd bij de politie. Zij voegt nog toe dat zij vóór het voorval op haar kamer samen met [persoon 2] en [persoon 3] al eerder seks had gehad met [verdachte]. [verdachte] kon zeer intimiderend overkomen. [12]
De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak, zoals in veel zedenzaken, in grote lijnen gaat om de verklaring van aangeefster tegenover de grotendeels ontkennende verklaring van verdachte. Om die reden heeft de rechtbank zich afgevraagd of de verklaringen van aangeefster waar mogelijk ondersteund worden door andere bewijsmiddelen in het dossier.
De rechtbank constateert op basis van de aangifte en de verklaring van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris dat aangeefster over de volgende drie situaties heeft verklaard, waarin zij seks zou hebben gehad met verdachte:
1) op de kamer van [slachtoffer], waarbij zij, verdachte, [persoon 2] en [persoon 3] aanwezig waren;
2) in het kantoor bij [naam pension] tussen verdachte en [slachtoffer] en
3) de andere, niet nader gespecificeerde, keren dat er seks zou hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte.
De enige situatie waarover derden zouden moeten kunnen verklaren, is de eerste. Immers daar zijn, aldus aangeefster, naast verdachte twee andere personen bij aanwezig geweest. Van de tweede situatie is niet duidelijk of daarvan een derde getuige is geweest. Aangeefster zelf verklaart daar wisselend over. Over de andere keren dat er seks zou hebben plaats gevonden, zegt aangeefster in haar verklaringen niet dat daar ooit anderen getuige van zijn geweest.
Ad 1) Gebeurtenissen op de kamer van aangeefster
Ten aanzien van de eerste situatie zijn, naast de verklaring van [slachtoffer], de verklaringen van verdachte, [persoon 3] en [persoon 2] van belang.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werkzaam was binnen [naam pension] als nachtwaker en in die hoedanigheid op een avond op de gang [slachtoffer] en [persoon 2] aantrof. Zij waren met elkaar aan het tongzoenen. Verdachte vond dat wel spannend en [slachtoffer] zei hem dat als hij meer wilde zien hij over twee uur naar haar kamer moest komen. Uit nieuwsgierigheid is hij twee uur later naar de kamer van [slachtoffer] gegaan en hoorde daar geluiden. Hij is daarop de kamer binnen gegaan en zag dat [persoon 2] en [persoon 3] seks hadden. Hij is bij [slachtoffer] gaan zitten. Zij vroeg toen aan hem: “wil je dat ik je pijp”. Verdachte heeft daarmee ingestemd en [slachtoffer] heeft hem gepijpt. Daarna heeft hij de kamer via het raam verlaten, omdat iemand op de deur klopte. Hij ontkent dat hij geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] heeft gehad.
Dat hij zijn verklaring ter terechtzitting heeft gewijzigd ten opzichte van hetgeen hij bij verhoor door de politie heeft verklaard, komt omdat hij bij de politie bang was voor de gevolgen voor zijn gezin en baan. [13]
[persoon 2] is door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat zij zich het voorval op de kamer van [slachtoffer] kan herinneren, waarbij zij samen met [persoon 3] seks had en [slachtoffer] met de nachtwaker. Zij was toen 14 of 15 jaar oud en [slachtoffer] was even oud. [14] In haar verhoor door de rechter-commissaris heeft zij daaraan toegevoegd dat zij voordat het op de kamer gebeurde al wist dat [slachtoffer] en [verdachte] met elkaar naar bed gingen. Zij heeft toen op de kamer duidelijk gezien [verdachte] met zijn penis in de vagina van [slachtoffer] is gegaan. Zij lag er immers naast. [15]
Ook [persoon 3] is door de politie gehoord en heeft het volgende verklaard. Hij was door zijn ouders in [naam pension] te Heerlen geplaatst. [verdachte] was een nachtportier. Hij was er ’s nachts en was de enige die de bewoners ’s nachts wel eens een jointje liet roken. Ook mochten ze van hem extra dingetjes zoals naar de keuken om eten te pakken. [16] Hij kan zich een voorval op de kamer herinneren waarbij hij [persoon 2] aan het beffen was en [verdachte] door [slachtoffer] gepijpt werd. Hij heeft niet gezien dat [verdachte] [slachtoffer] met zijn penis gepenetreerd heeft. [17] Naderhand heeft [verdachte] besproken dat het geheim moest blijven.
Bij de rechter-commissaris heeft hij daar nog aan toegevoegd dat [verdachte] aan [persoon 2] had gevraagd of hij haar mocht proeven en dat dat ook een paar seconden gebeurd is. [slachtoffer] was volgens hem toen 15 jaar oud. [18]
[persoon 1] heeft bij haar verhoor door de politie verklaard dat zij samen met [slachtoffer] in [naam pension] te Heerlen heeft verbleven. Daar werkte ook een nachtwaker genaamd [verdachte]. [19] [slachtoffer] vertelde haar dat ze een kwartet had gehad met [verdachte], [persoon 3] en [persoon 2]. Zij verklaart dat ze dat geloofde omdat ze wist hoe [verdachte] was. Zij heeft [verdachte] ook vaker hun kamer (de rechtbank begrijpt: de kamer van [slachtoffer] en/of [persoon 2]) in en uit zien gaan. Ook verklaart [persoon 1] dat zij en [slachtoffer] ’s nachts vaker samen met [verdachte] in het kantoortje zaten. [verdachte] was vrij handtastelijk en heeft tegen haar toegegeven dat hij seks had gehad met [slachtoffer], [persoon 3] en [persoon 2]. Wat er precies is voorgevallen op seksueel gebied weet ze niet meer. [20]
De rechtbank leidt uit de bovenstaande verklaringen af dat verdachte tijdens zijn werkzaamheden als nachtportier bij [naam pension] seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] op haar kamer, waarbij zowel [persoon 3] als [persoon 2] aanwezig was. Verdachte heeft dit ter zitting ook zelf erkend.
Over de vraag waar de seksuele handelingen precies uit bestaan hebben, lopen de verklaringen enigszins uiteen. Verdachte ontkent dat hij geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] heeft gehad, het zou enkel om pijpen gaan. [persoon 3] stelt dat hij zich niet kan herinneren of er gemeenschap heeft plaats gevonden. Zowel aangeefster als [persoon 2] verklaart echter stellig dat er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden.
De rechtbank hecht in dit verband meer geloof aan de verklaring van aangeefster, ondersteund door [persoon 2], dan aan die van verdachte. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte eerder, aantoonbaar, onware verklaringen heeft afgelegd.
Verdachte heeft immers bij verhoor door de politie stellig ontkend dat er überhaupt seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat er wel degelijk iets heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan zich in dit verband niet aan de indruk onttrekken dat verdachte enkel dat deel van het hem gemaakte verwijt bekent, waar hij, gelet op de verklaringen van andere getuigen in het dossier, echt niet ‘onder uit kan’. De reden die verdachte heeft opgegeven voor zijn leugenachtige verklaring bij de politie, komt de rechtbank niet overtuigend voor. Waarom verdachte thans ter zitting niet meer bang zou zijn voor de gevolgen voor zijn baan en gezin, is immers in het geheel niet duidelijk geworden.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster ten aanzien van de gebeurtenissen op haar kamer dan ook geloofwaardig.
Ad 2. De gebeurtenissen in het kantoor
Aangeefster heeft aanvankelijk verklaard dat er op het kantoor waar zij en [verdachte] seks hadden nog iemand aanwezig was. Die derde zou dan wellicht haar verhaal kunnen bevestigen. Bij haar verhoor door de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] echter aangegeven dat zij zich “totaal niet kan herinneren” dat er iemand anders op kantoor was. Ze weet niet meer waarom ze dat toen zo heeft gezegd.
Wel heeft ze zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat er op een gegeven moment toen zij seks had met [verdachte] in het kantoor een zekere [persoon 5] kwam aanlopen en dat [verdachte] deze [persoon 5] heeft weggestuurd. Deze [persoon 5] is
nietin de kantoorruimte geweest.
De betreffende [persoon 5], getuige [persoon 5], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich dit voorval niet kan herinneren. Dat is naar het oordeel van de rechtbank op zich ook niet zo vreemd nu het over een gebeurtenis van ruim 10 jaar geleden gaat en het bovendien, ervan uitgaande dat deze [persoon 5] niet
inhet kantoortje was, ook niet een erg bijzondere gebeurtenis voor [persoon 5] geweest zal zijn.
Desalniettemin zal de rechtbank dit deel van de verklaring van de aangeefster buiten beschouwing laten, nu het op geen enkel wijze wordt ondersteund door andere getuigen.
Ad 3. De andere, niet nader gespecificeerde, keren dat er seks zou hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte.
Heeft er, naast de keer op de kamer van [slachtoffer], vaker geslachtsgemeenschap tussen verdachte en [slachtoffer] plaatsgevonden?
Ter beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank opnieuw bezien of de verklaring van aangeefster op dit punt steun vinden in verklaringen van anderen.
Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat aangeefster zelf niet zegt dat er ooit anderen bij aanwezig waren.
Uit de overwegingen hiervoor onder ad. 1 blijkt dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van [persoon 2]. Zij verklaart dat zij wist dat [verdachte] en [slachtoffer] met elkaar naar bed gingen en dat dit ook al gebeurde voor het incident op de kamer.
Eveneens blijkt uit het hiervoor overwogen dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door [persoon 1]. Zij verklaart, naast hetgeen eerder is vermeld, dat [verdachte] handtastelijk was: Hij pakte je dan vast maar zorgde ervoor dat anderen dat niet zagen. Zo heeft zij ook een keer een meisje genaamd [persoon 6] tegen [verdachte] horen zeggen: “Blijf van mij af”. [verdachte] kon je gemakkelijk inpalmen met zijn woorden. Hij praatte je zogezegd het bed in. Hij wist precies wat je te kort kwam en speelde daar op in. Hij gaf je het gevoel dat je belangrijk was, aldus [persoon 1].
Verder verklaart [persoon 1] dat er tussen haar en [verdachte] veel is voorgevallen. Toen zij in [naam pension] kwam, was zij mentaal gebroken. [verdachte] wist haar een goed gevoel te geven, waardoor zij verliefd op hem werd. Hij gaf zelfs aan dat hij voor haar bij zijn vrouw weg zou gaan. Hij pakte het heel rustig aan en het begon met een kusje op de wang en zo ging het steeds verder. [21] Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in geslachtsgemeenschap tussen haar en [verdachte]. Zij was 18 jaar oud toen het begon en [verdachte] was 32. In het begin was het vrijwillig wat er op seksueel gebied is voorgevallen tussen haar en [verdachte]. [22] Nadat [verdachte] had aangegeven dat hij zijn vrouw niet voor [persoon 1] zou verlaten en het hem alleen maar te doen was om de seks, heeft zij hem een tijdje links laten liggen. [verdachte] wilde toch weer seks met haar hebben. Toen zij dat afhield, dreigde hij ermee dat hij de leiding van [naam pension] zaken over haar zou vertellen. Zij zou daardoor uit het huis gezet worden en op straat terecht komen. Om dat te voorkomen heeft [persoon 1] weer seks met [verdachte] gehad. [23]
Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij gedurende zijn werk als nachtportier bij [naam pension] een buitenechtelijke relatie met [persoon 1] heeft gehad en geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad. [24]
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van [persoon 1] een soortgelijk handelen van verdachte is af te leiden als hetgeen [slachtoffer] beschrijft in haar aangifte. Zo beschrijven beiden dat verdachte gebruik maakte van de positie waarin zowel [persoon 1] en [slachtoffer] zich bevonden binnen [naam pension]. Hij maakte ze afhankelijk van hem om ze uiteindelijk door dreigementen zo ver te krijgen dat ze seks met hem hadden. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [persoon 1] dat verdachte er niet voor terugdeinsde om een (seksuele)relatie aan te gaan met een meisje dat veel jonger is dan hij en dat verblijft in de inrichting waar hij werkzaam was.
De rechtbank neemt dit mee in haar beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] dat er vaker seks tussen haar en [verdachte] heeft plaatsgevonden.
Ook [persoon 4] [25] heeft in [naam pension] verbleven in de tijd dat [slachtoffer] daar verbleef. [26] Zij verklaart eveneens dat er een nachtwaker werkzaam was genaamd [verdachte]. Hij zat gedurende zijn dienst vrijwel de gehele tijd op de kamer van [slachtoffer]. Hij kwam elke nacht op de kamer van [slachtoffer]. Zij geeft aan dat zij niet wist wat ze deden maar ze wist dat hij het was omdat ze zijn stem herkende. Op de vraag over wat zij over [verdachte] en [slachtoffer] weet, verklaart [persoon 4] dat je aan de manier van doen zag dat ze een verhouding hadden. Verder verklaart zij nog over een voorval waarbij [verdachte] betrokken was. Op een nacht zat [verdachte] ineens naast haar bed. Hij zat toen aan haar borsten. [27] Ze werd wakker en zei tegen hem dat ze dat niet wilde. Hij verliet daarop boos haar kamer. [28]
Ook in deze verklaring vindt de rechtbank een bevestiging voor het handelen van verdachte, zoals beschreven door [slachtoffer].
Ten slotte heeft ook [naam begeleider] een verklaring afgelegd met betrekking tot de periode dat hij werkzaam was binnen [naam pension] te Heerlen. In de periode van 2001 tot 2007 was hij eerst als vrijwilliger en later als sociaal pedagogisch medewerker aangesteld. [slachtoffer] was een van de bewoners van het pension. [29] Hij verklaart dat haar gedrag op een bepaald moment veranderde. Ook bleef zij ’s nachts vaker weg. Hij had een vermoeden dat er iets aan de hand was en heeft aan [slachtoffer] gevraagd wie aan haar gezeten had. Zij heeft daarop verklaard dat zij gedwongen seks had gehad met de nachtportier [verdachte]. [30] Bij verhoor door de rechter-commissaris heeft [naam begeleider] nog aan zijn verklaring toegevoegd dat [slachtoffer] op een bepaald moment wel drie keer per dag ging douchen. Ook dat vormde voor hem aanleiding om te vermoeden dat er iets mis was. [31]
Ook deze verklaring vormt voor de rechtbank een ondersteuning voor de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] dat er meermalen en gedurende een langere periode seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte.
[persoon 7], destijds werkzaam binnen [naam pension], heeft verklaard dat er toentertijd veel geruchten waren rond verdachte en dat in haar beleving verdachte op non-actief is gesteld wegens seksueel misbruik. [32]
Uit een mutatierapport dat in 2002 naar aanleiding van een incident is opgemaakt blijkt dat een verbalisant in gesprek is gegaan met [naam pension] over de problemen die daar mogelijk speelden. Daarin relateert de verbalisant dat bleek dat een nachtwaker contacten had gelegd met enkele jonge meisjes. Deze contacten waren zo ver gegaan dat er seksueel contact is geweest. [33]
Gelet op alle bovengenoemde verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de aangifte van [slachtoffer] geloofwaardig, ook voor zover die ziet op het meermalen en gedurende langere tijd hebben van seksuele contacten met verdachte. Deze verklaring wordt immers ondersteund door verklaringen van andere getuigen.
Dat de verklaringen van [slachtoffer] in het informatiegesprek zeden, verhoor door de politie en het verhoor door de rechter-commissaris niet geheel eensluidend zijn en dat zij zich flarden en niet alles van wat er destijds is gebeurd herinnert, acht de rechtbank eveneens een bevestiging van dat hetgeen zij verklaart authentiek is.
Het gebeuren speelde zich immers vele jaren geleden af en de verhoren van [slachtoffer] zijn over een periode van twee jaar afgenomen.
In dit kader verwerpt de rechtbank dan ook de stelling van de verdediging dat een bewezenverklaring niet kan volgen omdat de aangifte van [slachtoffer] niet wordt ondersteund en er daardoor maar één bewijsmiddel voorhanden is.
De rechtbank heeft hierboven aangegeven op welke punten de aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund. Het is daarbij van belang om te vermelden dat het vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat niet elk deel van de tenlastelegging met twee bewijsmiddelen moet worden ondersteund.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte en [slachtoffer] meermalen seksuele contacten hebben gehad. Deze contacten bestonden uit het zich laten pijpen door [slachtoffer] en verdachtes penis in de vagina van [slachtoffer] brengen.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [slachtoffer].
Dat overwicht op [slachtoffer] had hij omdat hij nachtportier was in de instelling waarin [slachtoffer] verbleef, het verschil in leeftijd tussen beiden (verdachte was ten tijde van de handelingen in ieder geval twee keer zo oud als [slachtoffer]), de positie van [slachtoffer] binnen [naam pension] en de gezagsverhouding tussen verdachte en [slachtoffer].
Pension [naam pension] is opgezet om ‘zwerfjongeren’ een onderdak te bieden. Jongeren die nergens anders terecht konden. Het is volgens de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat dit type kinderen in vele opzichten kwetsbaar zijn door wat zij hebben meegemaakt en dat zij bovendien vaak kampen met psychische problemen. Verdachte heeft zelf overigens ook verklaard dat hij wist dat de bewoners van [naam pension] problemen hadden op verschillende leefgebieden. Dat verdachte niet exact wist wat [slachtoffer] mankeerde, doet daar niet aan af. Overigens acht de rechtbank het nauwelijks voorstelbaar dat verdachte, die kennelijk veel tijd doorbracht met [slachtoffer], wel op de hoogte was van haar exacte geboortedatum, zoals hij ter zitting heeft verklaard, maar niet – al dan niet in grote lijnen – van haar (psychische) problematiek. Zowel [slachtoffer] als [persoon 1] verklaren dat zij door hun psychische problematiek moeilijk hun eigen wil konden bepalen dan wel weerstand konden bieden aan verdachte.
Daarnaast acht de rechtbank het ook van belang dat [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan verdachte, hij werkte immers bijna elke nacht bij [naam pension]. Hij had bovendien een functionele verhouding ten opzichte van [slachtoffer]. Hij kon als nachtportier bepalen wie er naar zijn kamer moest, of een ongeoorloofde situatie moest worden gemeld bij de leiding etc. [slachtoffer], maar ook [persoon 1], verklaart dat ook zij bang was dat ze [naam pension] zouden moeten verlaten, als [verdachte] bijvoorbeeld hun drugsgebruik zou melden.
Ook de stelling van de verdediging dat hetgeen is voorgevallen op vrijwillige basis zou zijn gebeurd en dat er geen sprake was van dwang verwerpt de rechtbank. De perceptie die verdachte daarop had is in dezen niet van belang. Verdachte had zich immers moeten realiseren dat, alles wat hiervoor is overwogen over zijn positie en de positie van de [slachtoffer], maakte dat zij instemde met de seksuele handelingen. Dat zij niet expliciet ‘Nee’ zei, doet daar niet aan af. Door in weerwil van de feitelijke verhoudingen, zijn overwicht, het leeftijdsverschil en in het bijzonder de kwetsbare positie van [slachtoffer], toch seksuele contacten met haar te hebben, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen [slachtoffer] niet anders kon dan meegaan in zijn seksuele wensen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer] door feitelijkheden of bedreiging met feitelijkheden meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen tegen haar wil. Deze handelingen bestonden uit het zich laten pijpen door [slachtoffer] en zijn penis in de vagina van [slachtoffer] brengen.
De rechtbank zal de tenlastegelegde periode inkorten nu is vast komen te staan dat verdachte op 15 november 2002 op non-actief is gesteld en vanaf dat moment dus niet meer in [naam pension] werkzaam was.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 15 april 2002 tot en met 15 november 2002 in de gemeente Heerlen, meermalen door feitelijkheden en bedreiging met feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], hebbende hij, verdachte, zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, heeft gedreigd - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, bepaalde (persoonlijke) uitlatingen die [slachtoffer] tegen hem, verdachte, had gedaan (onder meer het roken van weed), aan de leiding zou vertellen en dat die [slachtoffer] vervolgens dan wellicht zou worden weggestuurd bij [naam pension] en dat hij, verdachte, die [slachtoffer] door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en gelet op het grote leeftijdsverschil en gelet op de wijze waarop verdachte die [slachtoffer] wist in te palmen (onder meer door het geven van veel aandacht), heeft gebracht in een situatie waarin die [slachtoffer] geen weerstand kon of wist te bieden tegen die handelingen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. primair:
verkrachting, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 2 jaren op te leggen bij een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Bij een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd een gevangenisstraf van 15 tot 18 maanden op te leggen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van een bewezenverklaring van ontucht een taakstraf op te leggen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft toen hij als nachtportier werkzaam was binnen een pension voor zwerfjongeren een minderjarige bewoonster meermalen verkracht. Verkrachting is een van de ernstigste delicten die in het Wetboek van Strafrecht voorkomen. Verdachte heeft grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer]. Hij heeft ernstig misbruik gemaakt van het uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht en de omstandigheden waarin [slachtoffer] zich bevond en dit alles slechts ter bevrediging van zijn eigen seksuele lust. Verdachte heeft door zijn handelen een groot gebrek aan normbesef getoond.
De gebeurtenissen hebben een grote psychische impact op het slachtoffer gehad, zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Zelfs nu nog, ruim tien jaar later, kampt zij met de gevolgen van het seksueel geweld dat haar is aangedaan. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan, temeer nu verdachte wist dat binnen het pension zwerfjongeren verbleven met psychische problematiek en deze jongeren afhankelijk van [naam pension] waren voor onderdak.
Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij niet of nauwelijks berouw heeft getoond en niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het voor het slachtoffer bijzonder onbevredigend is geweest, dat verdachte telkens volledig ontkend heeft dat hij ook maar enig seksueel contact met haar heeft gehad. Zij voelde zich hierdoor als het ware voor gek gezet. Dat verdachte ter zitting alsnog een klein deel van de beschuldigingen heeft erkend, komt op de rechtbank eerder over als een poging om zijn rol te minimaliseren, dan als een oprechte bekentenis, ingegeven door spijt.
De verdachte maakt op de rechtbank een uiterst berekenende indruk, hetgeen de rechtbank verontrust.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor een enkele verkrachting is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 24 maanden.
De rechtbank ziet geen termen aanwezig om een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De ernst van de feiten en de gevolgen die de feiten hebben en hebben gehad voor het slachtoffer, zijn niet uit te drukken in een andere strafmodaliteit. De rechtbank zal de verdachte, conform de richtlijnen en de vordering van de officier van justitie, veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 jaren onder aftrek van voorarrest. Gelet op het feit dat verdachte ‘first offender’ is voor zover het zedenmisdrijven betreft, een zeer gering strafblad heeft en het tijdsverloop in de onderhavige zaak, zal de rechtbank het houden op 2 jaren gevangenisstraf, ondanks dat dit het oriëntatiepunt is voor een
enkeleverkrachting en verdachte is veroordeeld voor
meervoudigeverkrachting, gedurende een langere periode.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 6.028,= ter zake van het feit. De vordering valt uiteen in een materieel deel bestaande uit reiskosten ad. € 28,= en een immaterieel deel bestaande uit smartengeld ad. € 6.000,=. Ter ondersteuning van deze immateriële schade heeft de benadeelde partij aansluiting gezocht bij een vergelijkbare uitspraak gepubliceerd onder LJN: AO 1370. Daarnaast heeft zij verzocht om de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen en ten aanzien van de immateriële schade een bedrag ad. € 2500,= naar redelijkheid en billijkheid toe te wijzen. Voor het overige vordert de officier van justitie de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te verklaren zodat zij deze eventueel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verder vordert de officier van justitie de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard primair vanwege het feit dat vrijspraak is bepleit en subsidiair vanwege het gegeven dat de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. Er is gewoonweg onvoldoende heldere informatie verstrekt waaruit kan worden afgeleid dat de problematiek waarmee [slachtoffer] zou kampen (enkel) zou zijn veroorzaakt door het vermeende handelen van verdachte en niet reeds bij [slachtoffer] aanwezig was.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er door de benadeelde partij zowel materiële als immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering ter zake de geleden materiële schade wordt door de rechtbank toegewezen. Het gevorderde bedrag ad. € 28,00 is gelet op het aantal keren dat de benadeelde partij voor verschillende verhoren en gesprekken reiskosten heeft moeten maken alleszins redelijk. Ook de immateriële schade leent zich - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
€ 2.500,00. De rechtbank overweegt daarbij dat de benadeelde partij meermalen is verkracht. Dit is onmiskenbaar heftig en veroorzaakt naar algemeen bekend is psychische schade bij het slachtoffer. Nu echter ook daarvoor reeds sprake was van psychische problematiek, matigt de rechtbank de vordering.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve voor dat gedeelte worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij wordt voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering verklaard.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.528,=aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp kan worden teruggegeven aan verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidt ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslaggenomen papiertje;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] te betalen een bedrag van € 2.528,= , zijnde € 28,= materiële schade en € 2.500,= immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake de overige gevorderde immateriële schade in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op NIHIL, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 2.528,= te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. L.J.A. Crompvoets en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 oktober 2013.
Buiten staat
Mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2002 tot en met 26 maart 2003 in de gemeente Heerlen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], hebbende hij, verdachte, (telkens) een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, (telkens) heeft gedreigd - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, bepaalde (persoonlijke) uitlatingen die [slachtoffer] tegen hem, verdachte, had gedaan (onder meer het roken van weed), aan de leiding zou vertellen en dat die [slachtoffer] (vervolgens) dan wellicht zou worden weggestuurd bij [naam pension] en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer] door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of gelet op het grote leeftijdsverschil en/of gelet op de wijze waarop verdachte die [slachtoffer] wist in te palmen (onder meer door het geven van veel aandacht), heeft gebracht in een situatie waarin die [slachtoffer] (telkens) geen weerstand kon of wist te bieden tegen die handeling(en), in elk geval dat hij een zodanige situatie heeft doen ontstaan dat die [slachtoffer] die binnendringing(en) (telkens) niet kon of wist te verhinderen en/of voorkomen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2002 tot en met 13 september 2002 in de gemeente Heerlen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [1986]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of vastgepakt en/of daarover gewreven een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2002 tot en met 26 maart 2003 in de gemeente Heerlen meermalen, althans eenmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [1986], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of vastgepakt en/of daarover gewreven.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700532-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 28 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van processen-verbaal opgenomen als bijlage bij het eindproces-verbaal met als nummer 2011074018, Politieregio Limburg Zuid. Het dossier is genummerd van pagina 1 t/m 316.
2.Idem, dossierpagina 28.
3.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 18 oktober 2011, dossierpagina 24.
4.Idem, dossierpagina 25.
5.Idem, dossierpagina 29.
6.Idem, dossierpagina 26.
7.Idem, dossierpagina 30.
8.Idem, dossierpagina 27.
9.Idem, dossierpagina 29.
10.Idem, dossierpagina 27.
11.Idem, dossierpagina 27.
12.Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van [slachtoffer], d.d. 9 juli 2013, pagina 2, 3, 4, 5, 6.
13.De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 14 oktober 2013.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [persoon 2], d.d. 23 augustus 2012, dossierpagina 315.
15.Het proces-verbaal van verhoor van [persoon 2] door de rechter-commissaris, d.d. 10 juli 2013, pagina 3 en 4.
16.Het proces-verbaal van verhoor van [persoon 3], d.d. 4 april 2012, dossierpagina 253, 254.
17.Idem, dossierpagina 254.
18.Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van [persoon 3], d.d. 9 juli 2013, pagina 10, 11.
19.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1], d.d. 14 mei 2012, dossierpagina 267.
20.Idem, dossierpagina 267, 268.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1], d.d. 14 mei 2012, dossierpagina 268.
22.Idem, dossierpagina 269.
23.Idem, dossierpagina 270.
24.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 oktober 2013.
25.In het proces-verbaal geeft zij aan dat ze getrouwd is en tegenwoordig [naam] heet.
26.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 4], d.d. 30 april 2013, dossierpagina 262.
27.Idem, dossierpagina 263.
28.Idem, dossierpagina 264.
29.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam begeleider], d.d. 21 november 2013, dossierpagina 95.
30.Idem, dossierpagina 96.
31.Het proces-verbaal van verhoor van [naam begeleider], d.d. 9 juli 2013, pagina 8.
32.Het proces-verbaal van verhoor van [persoon 7], d.d. 9 juli 2012, dossierpagina 312.
33.Het rapport mutatie, d.d. 20 november 2002, dossierpagina 309.