ECLI:NL:RBLIM:2013:7943

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
03/702629-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van productie van amfetamine en/of MDMA; veroordeling wegens voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en/of MDMA

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 oktober 2013, stond de verdachte terecht voor de productie van amfetamine en/of MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken werd van de productie, maar wel schuldig was aan voorbereidingshandelingen voor de productie van deze drugs. De zaak kwam aan het licht na meerdere anonieme meldingen over een hennepkwekerij in de woning van de verdachte. Na een warmtemeting en verdere onderzoeken vond de politie diverse chemicaliën en materialen die gebruikt konden worden voor de productie van synthetische drugs. De verdachte had verklaard dat hij drugsgerelateerde spullen in zijn woning had opgeslagen, wat de rechtbank als bewijs voor zijn wetenschap over de bestemming van deze materialen beschouwde. De rechtbank oordeelde dat het binnentreden en de doorzoeking van de woning rechtmatig waren, waardoor de aangetroffen bewijzen gebruikt konden worden in de rechtszaak. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank benadrukte de gevaren van de productie van synthetische drugs, zowel voor de gezondheid van gebruikers als voor de veiligheid van de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702629-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2013
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 10 september 2013 en 8 oktober 2013, waarbij de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 24 april 2013 tot en met 28 mei 2013 samen met (een) ander(en) MDMA en/of amfetamine heeft geproduceerd, dan wel dat hij op 28 mei 2013 samen met (een) ander(en) voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of moest vermoeden dat die bestemd waren voor de productie en/of de handel van MDMA en/of amfetamine.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, gelet op de spullen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, het onderzoek door het LFO en het rapport van het NFI van 27 september 2013.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe – kort gezegd – de volgende verweren gevoerd:
- het binnentreden in de woning van de verdachte is onrechtmatig geschied, zodat alles
wat nadien is aangetroffen in de woning dient te worden uitgesloten van het bewijs. Het dossier bevat voor het overige onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring van het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde te kunnen komen;
  • er is geen bewijs dat de verdachte opzet had op het produceren van amfetamine en/of MDMA, dan wel op het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe, aangezien verdachte de aangetroffen stoffen en goederen enkel voor een ander had opgeslagen in zijn woning. Daar komt bij dat verdachte niet alle benodigde grondstoffen voor de productie van amfetamine en/of MDMA in zijn woning voorhanden had. Ook dit wijst erop dat verdachte niet de opzet had om amfetamine en/of MDMA te produceren;
  • er is geen bewijs dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen, zodat van medeplegen geen sprake is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van het binnentreden en de doorzoeking.
In de periode van 24 april 2013 tot en met 18 mei 2013 kwamen bij de regiopolitie Limburg Zuid via Meld Misdaad Anoniem vijf anonieme meldingen binnen. Deze meldingen hielden in dat in de kelder van de woning, gelegen aan de [adres], een hennepkwekerij aanwezig was. In de tuin van de woning lagen goederen die gebruikt werden voor de hennepteelt. Ook was er af en toe een (sterke) hennepgeur te ruiken.
Op 24 mei 2013 is door de politie, naar aanleiding van deze meldingen, een warmtemeting verricht op het adres [adres]. Bij meting van de ramen op de eerste etage van deze woning werd een temperatuur gemeten van 11,9 graden Celsius. Bij een gehouden referentiemeting op een soortgelijk raam werd een temperatuur van 4,3 graden Celsius gemeten.
Uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) bleek dat op het adres [adres] de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en hun vier kinderen stonden ingeschreven.
Voorts bleek uit de politieregisters dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] bekend stonden ter zake overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank is – anders dan de raadsman heeft betoogd – van oordeel dat het binnentreden in de woning van verdachte rechtmatig is geschied. Zij overweegt daartoe op de eerste plaats dat de vijf gedetailleerde MMA meldingen, in samenhang bezien met de resultaten van de warmtemeting en de omstandigheid dat de bewoners van de woning in de politieregisters bekend stonden ter zake overtreding van de Opiumwet, een voldoende redelijke verdenking opleverden voor de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning van de verdachte. De machtiging tot binnentreden is daarom rechtmatig afgegeven. Daar komt bij dat de verdachte, nadat hem de machtiging tot binnentreden was getoond, tevens mondeling toestemming heeft gegeven aan de politie om zijn woning te betreden.
De verdachte heeft, nadat de verbalisanten de woning hadden betreden, voorts schriftelijk toestemming gegeven aan de verbalisanten om zijn woning stelselmatig te doorzoeken. De rechtbank ziet geen enkele reden om aan te nemen dat de verdachte zich ten tijde van het ondertekenen van de toestemmingsverklaring niet bewust was van de gevolgen daarvan, te meer nu in de door verdachte getekende verklaring duidelijk is weergegeven waarvoor hij toestemming gaf. De rechtbank concludeert, gelet op het vorenstaande, dat ook de doorzoeking in de woning van verdachte rechtmatig is geschied.
Nu zowel het binnentreden als de doorzoeking rechtmatig is geschied, kan alles wat na het binnentreden en tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte is aangetroffen voor het bewijs worden gebruikt.
De ten laste gelegde feiten [1]
Op 28 mei 2013 is door de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (verder: de LFO) van de Dienst Nationale Recherche een onderzoek verricht in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres]. [2] Uit dit onderzoek [3] bleek dat in en rondom de woning van verdachte onder meer de volgende stoffen en materialen werden aangetroffen:
  • 8 zakken, elk gevuld met 25 kilo crèmekleurig poeder, gelijkend op APAAN;
  • 12 jerrycans, elk gevuld met 25 liter vloeistof, vermoedelijk zoutzuur;
  • een aangebroken zak met opschrift “Caustic Soda”;
  • een gemodificeerde RVS ketel;
  • diverse rondbodemkolven, en;
  • diverse (lege) jerrycans.
De LFO heeft uit diverse aangetroffen zakken en jerrycans met daarin vermoedelijk APAAN en zoutzuur een aantal monsters genomen. [4] Deze monsters zijn het door Nederlands Forensisch Instituut (verder: het NFI) nader onderzocht. Uit de resultaten [5] van dit onderzoek blijkt dat de onderzochte zakken en jerrycans daadwerkelijk APAAN en zoutzuur bevatten. Uit het rapport [6] van het NFI blijkt dat door een mengsel van APAAN, zoutzuur en water enige tijd te verwarmen benzylmethylketon (verder: BMK) kan worden vervaardigd. Uit BMK kan vervolgens met behulp van de zogeheten Leuckartmethode [7] amfetamine worden vervaardigd.
Uit onderzoek door de LFO bleek dat in een blauw vat, dat werd aangetroffen in de kelder van de woning de productie van BMK vanuit APAAN actief in werking was. [8] Door het NFI werd een monster van de inhoud van het vat onderzocht. Uit de resultaten [9] van dit onderzoek blijkt dat de vloeistof in het vat BMK bevatte.
De verdachte heeft, ten tijde van het binnentreden, tegenover de verbalisanten verklaard dat hij diverse drugsgerelateerde spullen in zijn woning had opgeslagen. [10]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte 200 kilo APAAN, 300 liter geconcentreerd zoutzuur, Caustic Soda, meerdere rondbodemkolven, een gemodificeerde RVS ketel en diverse (lege) jerrycans, welke goederen gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische harddrugs, voorhanden heeft gehad. Voorts stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de inval door de politie op 28 mei 2013 de productie van BMK - waaruit vervolgens amfetamine kan worden vervaardigd - actief in werking was. In de woning van de verdachte zijn, naast bovenvermelde materialen en stoffen, bovendien voorwerpen aangetroffen waarop resten van amfetamine konden worden aangetoond.
Met name vanwege dit laatste zijn er sterke aanwijzingen dat verdachte zich op enig moment ook schuldig heeft gemaakt aan het produceren van amfetamine en/of MDMA. In het dossier bevinden zich echter geen bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat dit in de ten laste gelegde periode – van 24 april tot en met 28 mei 2013 – daadwerkelijk het geval is geweest. Hierbij betrekt de rechtbank dat ten tijde van de inval door de politie op 28 mei 2013 geen gereed product voorhanden was en evenmin nog voor de productie van amfetamine bruikbare hoeveelheden van formamide en mierenzuur. Laatstgenoemde stoffen zijn wel nodig voor het produceren van amfetamine en/of MDMA. Nu het de rechtbank ook bekend is dat uit het oogpunt van risicospreiding de verschillende stadia van het productieproces vaker op verschillende plaatsen worden ondergebracht kan niet worden uitgesloten dat zulks in casu (inmiddels) ook het geval is met de omzetting van BMK in amfetamine.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte zich, door het voorhanden hebben van de hierboven genoemde materialen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van amfetamine en/of MDMA. Voor de beantwoording van deze vraag is van belang of de verdachte wetenschap had van de bestemming van deze materialen en stoffen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij diverse drugsgerelateerde spullen in zijn woning had opgeslagen. Dit impliceert dat de verdachte niet alleen wetenschap had van de aanwezigheid van deze spullen, maar wist waarvoor ze bedoeld waren. Dit, in combinatie met het feit dat er BMK werd geproduceerd in de kelder van zijn woning, waarover verdachte heeft verklaard [11] dat alleen hij in deze kelder kwam, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte geweten heeft wat er in de kelder van zijn woning gebeurde.
De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, tot de conclusie dat verdachte wist dat de aangetroffen materialen en stoffen in zijn woning bestemd waren voor de productie van synthetische harddrugs. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de voorbereidingshandelingen zoals subsidiair is ten laste gelegd heeft begaan.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte deze voorbereidingshandelingen tezamen en/of in vereniging met een ander/anderen heeft gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte] – zijnde de echtgenote van verdachte – heeft verklaard dat zij van niets wist. In het vonnis van deze datum betreffende [medeverdachte] zal de rechtbank haar van betrokkenheid bij dit feit vrijspreken. Betrokkenheid van anderen dan verdachtes echtgenote is zeker denkbaar maar het dossier geeft daarvoor geen bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt in dit verband dat zij de verklaring van verdachte, dat hij de aangetroffen materialen en stoffen in bewaring had genomen
voor een ander, niet voor dat bewijs zal gebruiken. Zij gelooft immers niets van de verklaring van verdachte dat hij slechts spullen in bewaring zou hebben genomen nu in de kelder van de woning BMK werd geproduceerd. Dan dient de rechtbank echter ook geen betekenis toe te kennen aan die verklaring voor zover die luidt: “voor een ander”.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
Subsidiair
op 28 mei 2013 in de gemeente Heerlen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, diverse goederen, zoals 200 kilo APAAN, 300 liter geconcentreerd zoutzuur, caustic soda, diverse jerrycans, een gemodificeerde RVS ketel, diverse rondbodemkolven, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventueel op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Hij heeft voorwerpen en grote hoeveelheden chemicaliën voorhanden gehad waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan de handel in en het gebruik van synthetische harddrugs. Het gebruik van dit soort drugs levert gevaar op voor de gezondheid van gebruikers en kan leiden tot verslaving. Daar komt bij dat de opslag van chemicaliën en de productie van synthetische harddrugs grote veiligheidsrisico’s met zich brengt, zoals het gevaar voor brand en/of ontploffing en/of het vrijkomen van giftige stoffen. In deze strafzaak heeft een van deze gevaren zich ook daadwerkelijk voorgedaan. Uit het dossier blijkt immers dat uit het blauwe vat in de kelder gevaarlijke zoutzuurdampen vrij kwamen, welke dampen door de gebrekkige ventilatie direct gezondheidsgevaar opleverden voor de personen die in de overige ruimten van de woning verbleven, waaronder de vier kinderen van verdachte. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van Opiumwetdelicten. De straffen die in deze zaken aan de verdachte zijn opgelegd – waaronder ook een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden – hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een soortgelijk feit te plegen.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een beperktere bewezenverklaring dan de officier van justitie. Toch acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf gelet op de antecedenten van verdachte en zal daarom aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

6.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de bij verdachte in beslag genomen documenten en mobiele telefoons niet in relatie staan tot het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal ten aanzien van deze goederen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten, nu niet bekend is aan wie deze goederen toebehoren.
De bij verdachte in beslag genomen medicijnen (te weten 19 ampullen en 19 spuiten) dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten
tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het
primairten laste gelegd feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging
van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
  • gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoons en schriftelijke bescheiden;
  • beveelt de onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst vermelde medicijnen (19 ampullen en 19 spuiten).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 oktober 2013.
Buiten staat
Mr. J.M.E. Kessels is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2013 tot en met 28 mei 2013 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk hebben/heeft vervaardigd of bereid of bewerkt of verwerkt (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2013 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen diverse goederen, zoals 200 kilo APAAN, 300 liter geconcentreerd zoutzuur, caustic soda, diverse jerrycans, een gemodificeerde RVS ketel, diverse lege verpakkingen van Methanol en zwavelzuur, diverse rondbodemkolven, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702629-13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 22 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 8 oktober 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman: mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar de doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit, tenzij anders vermeld, delen van processen-verbaal op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2437/2013043577, van de regiopolitie Limburg-Zuid, gedateerd 30 september 2013. Het dossier is doorgenummerd van pagina 1 t/m 169.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pag. 28.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pag. 28 t/m 34.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pag. 30 t/m 33,
5.Het onderzoek van het NFI, pag. 86.
6.Het onderzoek van het NFI, pag. 88.
7.Zie pagina 88 en 89 van het dossier voor een globale omschrijving van de Leukartmethode.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pag. 34.
9.Het onderzoek door het NFI, pag. 86
10.Het proces-verbaal van , pag. 16.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 119 en 120