In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen en ontucht met zijn twee stiefdochters. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van seksueel binnendringen, omdat er onvoldoende wettig bewijs was. De verklaringen van de slachtoffers, beide minderjarig, waren niet consistent en er was onvoldoende steunbewijs om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers onderling niet overeenkwamen en dat er twijfels bestonden over de waarheidsgetrouwe aard van hun getuigenissen.
Desondanks heeft de rechtbank wel bewezen geacht dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd door zijn stiefdochters over hun blote billen te wrijven. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen een seksuele strekking hadden en dat de slachtoffers deze handelingen als seksueel misbruik beschouwden. De verdachte had geen overtuigende verklaring voor zijn gedrag gegeven en zijn verweer werd als ongeloofwaardig beschouwd.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers, de leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en zijn ziekte van Parkinson. De rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 180 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft benadrukt dat de gepleegde feiten, hoewel ernstig, niet te vergelijken zijn met de beschuldigingen van seksueel binnendringen, waarvoor de verdachte was vrijgesproken.