ECLI:NL:RBLIM:2013:7663

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
C/03/176179 / FA RK 12-1288
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van partneralimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 3 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De verzoekster, de vrouw, had op 13 november 2012 een verzoekschrift ingediend om de man te veroordelen tot betaling van € 300 per maand als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De vrouw stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat de man niet langer aan zijn afbetalingsverplichtingen voldeed en hij inmiddels hertrouwd was, waardoor hij zijn woonlasten kon delen. De man voerde verweer en stelde dat de vrouw geen behoefte had aan een bijdrage, omdat zij samenwoonde als ware zij gehuwd met een nieuwe partner.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding tussen partijen op 28 januari 2009 was uitgesproken en dat de vrouw in het verleden geen recht had op alimentatie vanwege de draagkracht van de man. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd dat zij niet samenwoonde met haar nieuwe partner, ondanks haar ontkenning. De rechtbank concludeerde dat de man, gezien de gewijzigde omstandigheden, niet langer onderhoudsplichtig was op basis van artikel 1:160 BW.

De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter P.H.J. Frénay en kan door partijen in hoger beroep worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 3 september 2013
Zaaknummer: C/03/176179 / FA RK 12-1288
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S.C.J. Spreksel, gevestigd te Maastricht,
en:
[verweerder],
wederpartij, verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. M.H.L. van der Vlis-Vlaspoel, gevestigd te Maastricht.

1.Verloop van de procedure

De vrouw heeft op 13 november 2012 een verzoekschrift tot vaststelling van alimentatie ingediend.
Een afschrift van het verzoekschrift is bij aangetekend schrijven van 29 november 2012 door de griffier van deze rechtbank aan de man toegezonden.
De vrouw heeft bij brief van 3 december 2012 een nader stuk ingediend.
Door de man is op 4 februari 2013 een verweerschrift ingediend.
De vrouw heeft bij brieven van 8 augustus 2013 en 14 augustus 2013 nadere stukken ingediend.
De man heeft bij faxbericht van 19 augustus 2013 nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 augustus 2013.

2.De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2009 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 26 maart 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij voormelde beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2009 is het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man tot een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud afgewezen, op grond van een gebrek aan draagkracht bij de man.

3.Het verzoek en het verweer

3.1
Het verzoek
De vrouw verzoekt dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 300 per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud, althans tot betaling van een zodanig bedrag en met een zodanige ingangsdatum als de rechtbank juist acht.
Zij stelt dat zij behoefte heeft aan die bijdrage en dat de man redelijkerwijs in staat moet worden geacht tot betaling van die bijdrage.
Volgens de vrouw voldoet de beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2009 door een wijziging van omstandigheden niet langer aan de wettelijke maatstaven. Bij de beoordeling van de draagkracht van de man heeft de rechtbank destijds rekening gehouden met een aflossing van € 400 per maand op schulden bij Defam en Wehkamp. De vrouw is evenwel hoofdelijk aansprakelijk voor deze schulden en wordt nu aangesproken om tot betaling van het aan Defam verschuldigde bedrag over te gaan. Hieruit concludeert de vrouw dat de man niet langer, althans onvoldoende voldoet aan zijn afbetalingsverplichtingen aan Defam.
Daarnaast is de man in 2009 hertrouwd en kan hij met zijn nieuwe partner zijn woonlasten delen.
3.2
Het verweer
De man heeft tegen toewijzing van het verzoek gemotiveerd verweer gevoerd. De man verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen en de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
De man stelt dat de vrouw geen behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud, omdat zij inmiddels ruim twee jaar samenwoont als ware zij gehuwd met [partner vrouw]. Hiertoe voert de man enkele verklaringen van de dochter van partijen aan en het feit dat zij geen bijstandsuitkering meer geniet. Daarnaast wijst de man erop dat de vrouw een lening is aangegaan bij de Kredietbank, maar dat zij de noodzaak hiervoor niet heeft aangetoond.
Voorts stelt de man dat hij geen draagkracht heeft om enige bijdrage aan de vrouw te voldoen. De man is nog bezig met het – achtereenvolgens – afbetalen van verschillende huwelijkse schulden. De man weerspreekt dat hij niet meer, althans onvoldoende, zou voldoen aan zijn afbetalingsverplichtingen jegens Defam en overlegt hiertoe rekeningafschriften.

4.Beoordeling

4.1
Overgangsrecht
Op 1 januari 2013 is in werking getreden Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart).
Ingevolge artikel CII, eerste lid, van de Wet herziening gerechtelijke kaart, gaan zaken die op 31 december 2012 bij de rechtbank Maastricht aanhangig waren op 1 januari 2013 van rechtswege over naar de rechtbank Limburg. Ingevolge artikel CIVA, eerste lid, van de Wet herziening gerechtelijke kaart worden, voor zover hier van belang, verzoekschriften en andere processtukken in aanhangige of aanhangig te maken zaken, tot kennisneming waarvan op 31 december 2012 de rechtbank Maastricht bevoegd was, met ingang van 1 januari 2013 aangemerkt als processtukken in zaken tot kennisneming waarvan bevoegd is de rechtbank Limburg.
4.2
Wijziging van omstandigheden
Op grond van artikel 1:401, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), kan een wijziging van een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De vrouw voert als gewijzigde omstandigheden aan dat de man niet langer, althans onvoldoende, aan zijn afbetalingsverplichtingen jegens Defam zou voldoen, alsmede dat de man is hertrouwd en thans samenwoont en derhalve zijn woonlasten met zijn nieuwe partner kan delen.
De man heeft erkend dat hij thans zijn woonlasten deelt met zijn nieuwe echtgenote. Daarnaast heeft de man ter zitting erkend dat hij thans nog aflost op de schuld bij Defam met een bedrag van € 100 per maand, in plaats van met het bedrag van € 300 per maand waarmee eerder bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2009 rekening was gehouden.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan een thans een hernieuwde beoordeling van het verzoek van de vrouw tot vaststelling partneralimentatie gerechtvaardigd is.
4.3
Behoefte vrouw
De man heeft weersproken dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud, nu zij samenwoont als ware zij gehuwd met haar nieuwe partner.
De vrouw heeft ter zitting weersproken dat zij samenwoont als ware zij gehuwd.
Ter zitting is naar aanleiding van vragen van de rechtbank door de vrouw erkend dat de sociale dienst haar bijstandsuitkering per mei 2012 heeft beëindigd op grond van een rapport van de sociale recherche, die zelf ook onderzoek bij de vrouw heeft verricht en niet enkel is afgegaan op verklaringen van de man. In dit rapport van de sociale recherche is geconcludeerd dat de vrouw samenwoont als ware zij gehuwd met [partner vrouw]. De vrouw heeft ter zitting hierop gesteld dat zij de inhoud van het rapport van de sociale recherche bestrijdt, dat dit vol leugens staat en dat zij een procedure heeft aangespannen om de beschikking tot intrekking van haar bijstandsuitkering te bestrijden.
In de oproepingsbrief van de rechtbank van 12 juni 2013, is de vrouw opgedragen alle relevante stukken aan te dragen met betrekking tot haar behoefte. Daaronder valt het besluit van de sociale dienst om haar uitkering te beëindigen, het rapport van de sociale recherche en de stukken die betrekking hebben op haar bezwaar- en beroepsprocedure. De vrouw heeft niet aan deze verplichting ex artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) voldaan en het komt voor haar rekening en risico dat zij kennelijk haar advocaat over deze feiten en bescheiden niet heeft geïnformeerd. Op grond van artikel 21 Rv was de vrouw bovendien gehouden diezelfde feiten, waarvan zij wist of behoorde te weten dat de man daarmee niet bekend was, in deze procedure volledig en naar waarheid aan te voeren. De rechtbank verbindt aan het niet naleven van beide verplichtingen – waardoor geen zicht is verkregen op de inhoud van het rapport van de sociale recherche en de daarin neergelegde feiten en omstandigheden op grond waarvan is geconcludeerd dat de vrouw samenleeft als ware zij gehuwd – de consequentie dat zij de stelling van de man dat zij met [partner vrouw] samenwoont als ware zij met hem gehuwd, niet (langer) gemotiveerd heeft weersproken. De door de vrouw ter zake ingediende stukken, betreffende het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van [partner vrouw], alsmede stukken betreffende de hypotheek op zijn woning op het in de gemeentelijke basisadministratie vermelde adres, zijn op zichzelf onvoldoende om aan te tonen dat zij niet met hem samenwoont als ware zij gehuwd.
Op grond van het voorgaande dient geconcludeerd te worden dat er voor de man jegens de vrouw op grond van artikel 1:160 BW niet langer enige onderhoudsplicht bestaat. Het verzoek van de vrouw zal derhalve worden afgewezen.
4.4
Proceskostenveroordeling
De proceskosten zal de rechtbank compenseren op de hierna te vermelden wijze, omdat partijen gewezen partners van elkaar zijn. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank, overigens zonder nadere onderbouwing door de man anders dan dat hij in tegenstelling tot de vrouw geen aanspraak kan maken op een toevoeging, geen aanleiding.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst af het over en weer verzochte;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
GK
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
door de verzoekende partij en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen 3 maanden na betekening daarvan
of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.