Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van 9 oktober 2013
[gedaagde],
het verdere VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek met producties;
- conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde de vennootschap Cobalt-incasso bvba, gevestigd in België, betaling van een bedrag van € 1.425,55 van de gedaagde, die voorheen handelde onder een andere naam en woonachtig is in Maastricht. Cobalt stelde dat zij in opdracht van de gedaagde incassowerkzaamheden had verricht en dat de gedaagde de kosten van deze werkzaamheden niet had voldaan. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er een overeenkomst was gesloten op basis van 'no cure no pay', wat volgens hem betekende dat hij niet verantwoordelijk was voor de kosten van de procedure.
De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen onvoldoende grondslag bood voor de gevorderde hoofdsom. De rechter wees erop dat de overeenkomst niet duidelijk maakte voor wiens rekening de kosten van de incassowerkzaamheden kwamen. In de overeenkomst was weliswaar een bepaling opgenomen die stelde dat de gemaakte kosten ten laste van de debiteur zouden vallen, maar de rechter concludeerde dat de specifieke voorwaarden waaronder deze kosten door de opdrachtgever (de gedaagde) vergoed moesten worden, niet waren vervuld.
De rechter concludeerde dat de vordering van Cobalt niet kon worden toegewezen, omdat de overeenkomst geen juridische basis bood voor de gevorderde kosten. Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente afgewezen, omdat deze afhankelijk waren van de hoofdsom. Cobalt werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die tot op heden waren begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. H.W.M.A. Staal in aanwezigheid van de griffier.