ECLI:NL:RBLIM:2013:7660

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
C/03/157833 / FA RK 11-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige na begeleide omgang

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 september 2013 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader had verzocht om onbegeleide omgang met zijn kind, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming had geadviseerd om de huidige regeling van begeleide omgang van één uur per maand in stand te houden. De rechtbank oordeelde dat de vader en het kind recht hebben op onbelemmerd contact met elkaar, en dat de huidige begeleide omgang een tijdelijke maatregel is. De rechtbank stelde vast dat er een goede band is tussen de vader en het kind, en dat de belemmeringen voor omgang voornamelijk voortkomen uit de slechte communicatie tussen de ouders. De rechtbank wees erop dat de moeder, die onder behandeling staat van een psycholoog, een starre houding aanneemt en elk contact tussen de vader en het kind afwijst. De rechtbank besloot om een omgangsregeling vast te stellen met een opbouw in tijd, waarbij de contacten in de eerste drie maanden nog begeleid zullen zijn. De regeling voorziet in een geleidelijke uitbreiding van de omgang, met als doel de vader en het kind de kans te geven om een relatie op te bouwen zonder voortdurende begeleiding. De rechtbank benadrukte dat de ouders zelf hulpverlening moeten zoeken om hun communicatie te verbeteren, en dat het belang van het kind voorop staat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 27 september 2013
Zaaknummer: C/03/157833 / FA RK 11-18
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoeker],
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. F.G.H.J. Niemarkt, kantoorhoudende te Heerlen,
en:
[woonplaats],
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg,
advocaat mr. F.E.L. Teerling, kantoorhoudende te Heerlen.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door de rechtbank Maastricht tussen partijen gegeven en op 26 oktober 2012 uitgesproken beschikking.

1.Verder verloop van de procedure

Op 14 maart 2013 heeft de vader aanvullende stukken ingediend.
Naar aanleiding van de door de vader ingediende psychologische rapportage heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht, verder te noemen: de raad, nader onderzoek gedaan naar de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige].
De raad heeft op 5 juli 2013 een rapport en advies uitgebracht.
De mondelinge behandeling is voortgezet ter zitting van 23 september 2013.

2.Verdere beoordeling

2.1.
De raad heeft geadviseerd de huidige contactregeling van één uur per maand omgang onder begeleiding van Anacare in stand te laten, nu het psychologisch onderzoek van de vader niet ziet op de bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 26 oktober 2012 gestelde onderzoeksvragen en de ouders bovendien nog steeds niet in staat zijn tot communicatie. Zij kunnen onderling geen constructieve, structurele afspraken over de omgang maken, waardoor naar de mening van de raad onbegeleide contacten tussen de vader en [minderjarige] niet tot de mogelijkheden behoren. De huidige omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader bij Anacare, die goed verloopt, is thans het meest haalbare.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de raad verklaard dat de belemmeringen voor de omgang hoofdzakelijk zijn gelegen in de onderlinge relatie tussen de ouders. Er is sprake van een slechte verstandhouding, non-communicatie en een gebrek aan vertrouwen. Nu [minderjarige] hier tussenin zit, is de raad van mening dat uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang van [minderjarige] is. Indien de ouders in staat zijn afspraken te maken, is uitbreiding echter, gezien de goede band tussen de vader en [minderjarige], wel mogelijk.
In het advies werd nog uitgegaan van een bestaande regeling van één uur per maand. Nu partijen thans een regeling toepassen van één uur per veertien dagen, ziet de raad daar geen bezwaar tegen.
2.2.
De vader heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard het niet eens te zijn met het advies van de raad. Hij begrijpt niet waarom niet meer omgang kan plaatsvinden. De vader doet alles om [minderjarige] één uurtje per twee weken te zien en uit de rapportage van Anacare is gebleken dat de contacten goed verlopen. Er is echt een band ontstaan tussen de vader en [minderjarige]. De vader is zeer betrokken bij [minderjarige]. De belemmeringen voor de omgang zijn enkel gelegen bij de moeder, die steeds meer weerstand vertoont tegen de omgang en alles aangrijpt om de contacten tussen de vader en [minderjarige] tegen te werken. Het enkele feit dat de moeder aangeeft dat zij rust en structuur wil hebben, is onvoldoende reden om thans de omgang tussen de vader en [minderjarige] niet uit te breiden, temeer nu gebleken is dat [minderjarige] geniet van de omgang. De vader spaart kosten noch moeite om voor het ene uurtje omgang uit het buitenland te komen om [minderjarige] te zien. Hoewel hij in het verleden fouten heeft gemaakt, blijkt uit het psychologisch rapport dat hij goed in staat is tot omgang met [minderjarige] en dat er geen belemmeringen zijn in de persoon van de vader. Dat de vraagstelling aan de onderzoekers niet handig is gecommuniceerd, mag niet betekenen dat de vader dan maar geen omgang moet hebben. De vader leidt inmiddels een rustig leven, heeft een baan en woont met zijn partner en hun dochtertje samen.
2.3.
De moeder heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gepersisteerd bij haar verweer en heeft nogmaals verzocht het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder de door de raad geadviseerde begeleide omgangsregeling van één uur per maand vast te stellen.
De moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat omgang tussen de vader en [minderjarige] niet in het belang van [minderjarige] is. De huidige omgangsregeling zorgt bij de moeder, die onder behandeling staat van een psycholoog, voor veel onrust. Hoewel de vader thans twee weken voor de omgang kan aangeven of deze doorgang kan vinden, is het de ouders niet gelukt een rooster voor de duur van zes maanden op te stellen. [minderjarige] en de moeder hebben echter behoefte aan een duidelijke structuur, die de huidige omgangsregeling hun dus niet kan bieden. Hierdoor is omgang niet in het belang van [minderjarige]. [minderjarige] is bovendien gewend zonder de vader op te groeien en de vader is niet werkelijk betrokken bij [minderjarige].
Daarnaast maakt de moeder zich nog steeds zorgen omtrent het gedrag van de vader. De ingediende psychologische rapportage geeft onvoldoende antwoord op de door de rechtbank gestelde onderzoeksvragen, waardoor de moeder de vader niet kan vertrouwen. Hij vertoont sociaal wenselijk gedrag en geeft geen inzicht in zijn daadwerkelijke problematiek. Zij acht omgang met de vader daarom niet in het belang van [minderjarige]. De moeder wil elk risico voor [minderjarige] voorkomen.
2.4.
De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn om voor de toekomst - en dus feitelijk voor onbepaalde tijd - een begeleide omgangsregeling op te leggen. [minderjarige] heeft recht op onbelemmerd en zo normaal mogelijk contact met de vader en ook de vader heeft het recht op vrij contact met zijn zoon. Inmiddels vindt al sinds november 2011 begeleide omgang gedurende één uur per veertien dagen plaats bij Anacare. Uit de verslagen van Anacare blijkt dat deze omgang goed en structureel verloopt. Er is een positieve interactie tussen de vader en [minderjarige] en de vader weet goed bij [minderjarige] aan te sluiten. [minderjarige] reageert goed op zijn vader en er is sprake van een warme band tussen hen beiden. Vanuit [minderjarige] zelf zijn er geen belemmeringen om vrij contact met de vader te hebben.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er onvoldoende belemmeringen zijn gebleken aan de zijde van de vader om de omgang nog langdurig te laten begeleiden door Anacare. Uit de door de vader ingebrachte rapportage blijkt dat gedurende het klinisch psychologisch onderzoek geen duidelijk objectiveerbare aanwijzingen zijn gevonden voor pedofiele gedragingen en gevoelens. De onderzoekers achten de kans op recidive inzake pedofiele tendensen, gezien de leeftijd en de ontwikkeling van de vader, zeer klein. Het feit dat uit de rapportage niet blijkt dat de psycholoog een deskundige is op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag van volwassenen en dat niet wordt beschreven wat de vraagstelling en de onderzoeksmiddelen zijn, maakt op zichzelf nog niet de rechtbank geen enkele waarde kan hechten aan de door de vader overgelegde rapportage. De vader erkent dat hij in het verleden fouten heeft gemaakt en hij toont op dat punt vermogen tot zelfreflectie en probleeminzicht. De vader leidt inmiddels al enkele jaren een normaal leven, heeft een verantwoordelijke baan en heeft daarnaast een stabiele thuissituatie met een partner en dochter, waar bovendien geen zorgmeldingen van zijn gemaakt.
De grootste belemmering voor omgang tussen [minderjarige] en de vader is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in de houding van de moeder. Daarbij betrekt de rechtbank dat de moeder ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat, zelfs al zou de vader een psychologisch rapport overleggen dat wél aan alle gestelde eisen zou voldoen, dan nog zij geen contact zou wensen tussen de vader en [minderjarige]. De moeder is niet gerust te stellen als het om de vader gaat en toont daarin een zeer starre houding. Feitelijk wijst de moeder elk contact tussen de vader en [minderjarige] af. Het feit dat [minderjarige] geniet van de contacten en inmiddels een band heeft opgebouwd met de vader wordt door moeder ter zijde geschoven.
Hoewel de omgang nu al geruime tijd gestructureerd verloopt, blijft de moeder daarnaast vast houden aan haar wens dat het verloop van de omgangsregeling zes maanden van tevoren wordt vastgelegd, omdat zij sterke behoefte heeft aan structuur. Het feit dat de vader door zijn werk als kassenbouwer op verschillende locaties in het buitenland te werk wordt gesteld en dergelijke afspraken dus niet kan maken, stuit nog steeds op onbegrip en onverzettelijkheid bij de moeder. Ook het feit dat de vader altijd uiterlijk veertien dagen van te voren laat weten of de omgang door kan gaan, maakt dat voor moeder niet anders. De omgang veroorzaakt spanning bij de moeder waarvoor zij thans psychologische hulp heeft.
Voornoemde belemmeringen aan de zijde van de moeder zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de omgang tussen de vader en [minderjarige] stop te zetten of te beperken tot één uur per veertien dagen, dan wel om die omgang nog langdurig te laten begeleiden door Anacare. Begeleide omgang is en blijft een noodoplossing en moet derhalve gezien worden als een tijdelijk maatregel. De rechtbank betrekt bij dit oordeel tevens dat de raad ter zitting dat standpunt heeft ondersteund en heeft aangegeven dat er op zich geen bezwaren zijn tegen uitbreiding van de omgang, maar dat vooral gezien de slechte verhoudingen tussen de ouders en het gebrek aan communicatie, begeleiding van Anacare nog wel gewenst is. De ouders zullen voor het vormgeven van hun communicatie in het vrijwillige kader hulpverlening moeten zoeken, waarbij de communicatie in eerste instantie nog met behulp van derden en schriftelijk kan plaatsvinden. [minderjarige] heeft recht op onbelemmerd contact met de vader om zo de vader beter te leren kennen en zijn eigen vaderbeeld te ontwikkelen, en ook de vader heeft het recht op vrij contact met zijn zoon. De rechtbank zal derhalve een omgangsregeling vaststellen met een opbouw in tijd, waarbij de contacten van twee uur per veertien dagen gedurende de eerste drie maanden nog begeleid zullen zijn, zodat de moeder - in het belang van [minderjarige] - professionele hulp kan zoeken om haar te begeleiden en te ondersteunen in het uitvoeren van een onbegeleide omgangsregeling, die vanaf januari 2014 zal gaan lopen.
De rechtbank zal daarom een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] vaststellen als nader in het dictum te bepalen.

3.Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2009], omgang heeft met de vader als volgt;
  • van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2014 gedurende twee uur per veertien dagen onder begeleiding van Anacare;
  • van 1 januari 2014 tot 1 juli 2014 gedurende vier uur per veertien dagen zonder begeleiding;
  • van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015 gedurende zes uur per veertien dagen zonder begeleiding;
  • vanaf 1 januari 2015 gedurende acht uur per veertien dagen zonder begeleiding.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. van Blaricum, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
JV
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.