ECLI:NL:RBLIM:2013:7580

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
03/700348-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door gebruik te maken van een valse hoedanigheid in een taxirit

Op 8 oktober 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting. De verdachte, zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft op 28 mei 2013 een taxichauffeur, [benadeelde], opgelicht door zich voor te doen als een betalende klant. De zaak werd behandeld op de zittingen van 10 en 24 september 2013, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat er geen sprake was van een valse hoedanigheid.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 mei 2013 een taxirit had genomen naar de gevangenis in Vught, maar bij aankomst niet in staat was om te betalen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat deze in strijd was met eerdere verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid de taxichauffeur had bewogen tot het verlenen van de dienst, wat oplichting opleverde. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging, dat zich baseerde op jurisprudentie over het aannemen van een valse hoedanigheid in andere contexten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met het aanzienlijke strafblad van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding door de reclassering. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700348-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 24 september 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [benadeelde] heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe verwezen naar de aangifte en de verklaring van verdachte dat hij wist dat hij de taxirit niet kon betalen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken, nu er in de ogen van de verdediging geen sprake is geweest van het aannemen van een valse hoedanigheid en derhalve ook niet van oplichting. De raadsman heeft daartoe verwezen naar een aantal arresten van de Hoge Raad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 28 mei 2013 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van flessentrekkerij. Hij heeft verklaard dat hij werkzaam is als taxichauffeur voor de firma Besttax te Liempde. Op 28 mei 2013 kreeg hij de opdracht een klant op te halen op de [adres 1] te Vught. De klant, zijnde verdachte, stapte in de taxi en zei dat hij naar de [adres 2] in Vught moest. Toen aangever met verdachte aankwam op de plaats van bestemming zei verdachte dat hij geen geld had en niet ging betalen. [2]
Verdachte heeft op 28 mei 2013 bij de politie verklaard dat hij die dag een taxi heeft genomen naar de gevangenis in Vught. Toen hij daar aankwam en de rit moest afrekenen kon hij dit niet, omdat hij geen geld bij zich had. Hij wist dat hij geen geld bij zich had en wist ook dat hij hierdoor in de problemen zou komen, maar hij probeerde het gewoon. [3]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 mei 2013 taxichauffeur [benadeelde] heeft opgelicht.
De rechtbank overweegt hieromtrent nog het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 17 september 2013 verklaard dat hij wel voornemens was de taxirit te betalen, maar dat hij er op de plaats van bestemming plots achter kwam dat hij zijn bankpas kwijt was. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu deze haaks staat op zijn eerdere verklaring die hij aflegde direct nadat het feit zich had voorgedaan.
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van oplichting, omdat uit de jurisprudentie zou volgen dat het enkele feit dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als betalende klant niet beschouwd kan worden als het aannemen van een valse hoedanigheid, zoals vereist in artikel 326 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit de door de verdediging genoemde jurisprudentie blijkt dat geen sprake is van het aannemen van een valse hoedanigheid indien iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide koper/huurder van een woning of een auto. In deze gevallen gaat het echter om situaties waarbij het gebruikelijk en in het maatschappelijke verkeer geaccepteerd is dat de verkoper/verhuurder vooraf nadere informatie vraagt over de kredietwaardigheid van de beoogde koper/huurder. In dat geval is het enkel zich voordoen als bonafide koper/huurder - zonder daar bijvoorbeeld bij te vermelden dat men ook in staat is aan de betalingsverplichting te voldoen - onvoldoende om te kunnen spreken van het aannemen van een valse hoedanigheid.
In de onderhavige situatie gaat het echter om een situatie waarbij men afgaat op een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon zonder nader onderzoek te doen naar de juistheid van de wijze waarop iemand zich presenteert, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij bezoekers van een restaurant of andere horecagelegenheid. Indien in dergelijke gevallen op bedrieglijke wijze gebruik wordt gemaakt van dat in het maatschappelijke verkeer geldend gedragspatroon, is er wel sprake van het aannemen van een valse hoedanigheid – en daarmee sprake van oplichting. Het verweer van de raadsman gaat dan ook niet op.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 mei 2013 te Vught met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [benadeelde], chauffeur bij de firma Besttax (gevestigd te Liempde) heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het vervoeren van hem, verdachte, met een taxi, waarbij hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk, vals zich heeft voorgedaan als een betalende klant, waardoor die [benadeelde] van de firma Besttax werd bewogen tot het verlenen van genoemde dienst.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringtoezicht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat verdachte al vier maanden in voorarrest zit, waardoor een te executeren voorwaardelijk deel niet aan de orde kan zijn. Tevens heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, nu zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een taxichauffeur opgelicht door niet voor de taxirit te betalen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank allereerst rekening gehouden met het aanzienlijke strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder ter zake van oplichting is veroordeeld.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten, de pro justitia rapportages en ook de verklaring ter zitting van verdachte zelf, waaruit naar voren komt dat verdachte hulp nodig heeft en niet voor zichzelf kan zorgen.
Onder de hiervoor geschetste omstandigheden acht de rechtbank het passend een gevangenisstraf op te leggen van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De rechtbank realiseert zich dat het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf niet het effect van stok achter de deur kan hebben, nu verdachte reeds vier maanden in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank legt deze straf toch op om de reclassering een handvat te geven verdachte te begeleiden en hulp en steun te bieden. Het is aan verdachte of hij deze mogelijkheid weet te benutten en aan de reclassering om de begeleiding te beëindigen als verdachte zich niet begeleidbaar opstelt.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 oktober 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 mei 2013 te Vught met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [benadeelde], chauffeur bij de firma Besttax (gevestigd te Liempde) heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het vervoeren van hem, verdachte, met een taxi, waarbij hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk, vals en/of listig en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als een betalende klant, waardoor die [benadeelde] van de firma Besttax werd bewogen tot het verlenen van genoemde dienst.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700348-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 8 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het proces-verbaal relaas van de politieregio Brabant-Noord, District Meierij, met proces-verbaalnummer PL21XO 2013054353-7, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 25 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde], pagina 17.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 15.