ECLI:NL:RBLIM:2013:7522

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
04/804252-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot moord en zware mishandeling met vuurwapen

Op 27 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en zware mishandeling. De zaak was aanhangig gemaakt na een schietincident op 19 augustus 2012 in Venray, waarbij twee slachtoffers betrokken waren. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak. Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en processen-verbaal van het schietincident. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor de poging tot moord, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de enkele relatie tussen de verdachte en de plaats delict niet voldoende was om zijn aanwezigheid daar te bewijzen. De herkenning van de verdachte door een van de slachtoffers werd als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de poging tot moord als de zware mishandeling.

Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank besloot dat de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte moesten worden veroordeeld, maar deze kosten werden vastgesteld op nihil. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/804252-12
Datum uitspraak : 27 september 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 september 2013.
De rechtbank heeft op 27 september 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, waarbij die [slachtoffer 1] door een kogel in de buik werd getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 in de gemeente Venray aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een vuurwapen in de buik te schieten;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(artikel 289 jo 45 Wetboek van Strafrecht)

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1], de processen-verbaal met betrekking tot het schietincident op plaats delict, de de verwondingen van het slachtoffer, de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige], de herkenning van [verdachte] door het slachtoffer [slachtoffer 1] van [verdachte] aan de hand van de Facebookfoto, de diverse verklaringen van getuigen over (en het gebruik van) de BMW in relatie tot de witte woning aan de [adres 1] te Venray en de huur van het Mulderbusje door verdachte.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair:
De verdediging heeft vrijspraak van beide ten laste gelegde varianten bepleit. Primair omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat verdachte op 19 augustus 2012 in de woning van [slachtoffer 2] is geweest en aldaar de schutter is geweest, omdat het overtuigende bewijs niet kan volgen uit de vermeende herkenning van verdachte als schutter door het slachtoffer.
Subsidiair omdat, ook indien de rechtbank al zou aannemen dat verdachte tweemaal een kogel heeft afgevuurd op het slachtoffer, van het eerste schot allerminst vast staat dat de opzet, al dan niet voorwaardelijk, bestond op het doden van het slachtoffer. Evenmin staat vast dat er een aanmerkelijk kans was op het intreden van de dood. Bij het tweede schot staat allerminst vast dat de opzet bestond op het afvuren van het wapen, hetgeen met zich brengt dat de opzet op de dood, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt. Ten aanzien van het schieten op het dakterras ontbreekt primair het bewijs dat verdachte aldaar (ook) als schutter optrad en subsidiair is onvoldoende bekend omtrent de wijze van schieten en de omstandigheden waaronder is geschoten om te concluderen dat er een aanmerkelijke kans was op het intreden van de dood.
Ten aanzien van feit 2:
De verklaring van [slachtoffer 2] dat op haar geschoten zou zijn vindt nergens steun in het dossier. Haar verklaring staat lijnrecht tegenover de verklaring van [slachtoffer 1] die heel duidelijk heeft verklaard dat op hem is geschoten en niet op haar.
4.3
Het oordeel van de rechtbankNaar het oordeel van de rechtbank is het evident dat op 19 augustus 2012 in de woning van [slachtoffer 2] meerdere malen is geschoten, waarbij [slachtoffer 1] gewond is geraakt. De rechtbank realiseert zich bovendien dat het schietincident voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een traumatische ervaring moet zijn geweest.
De rechtbank dient op de voet van het bepaalde in artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering op de grondslag van de tenlastelegging te oordelen over de vraag of bewezen is dat het feit door verdachte is begaan. De rechtbank ziet zich daarbij allereerst gesteld voor de vraag of verdachte op die bewuste dag in de woning van [slachtoffer 2] is geweest. Uit het dossier blijkt dat er een relatie bestaat tussen verdachte enerzijds en de witte woning op het adres [adres 1] te Venray en de auto (BMW), die op de plaats van het delict is gezien, anderzijds. Anders dan de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] met herkenning van verdachte als schutter, is er naar het oordeel van de rechtbank geen concreet bewijsmiddel voorhanden voor [verdachte] aanwezigheid in de woning. De enkele relatie tussen [verdachte] en de BMW is onvoldoende ondersteunend bewijs om andere scenario’s dan de aanwezigheid van [verdachte] op het plaats delict uit te sluiten.
De herkenning van [verdachte] is op opmerkelijke wijze tot stand gekomen, waarbij de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] niet consequent zijn met de uiteindelijke herkenning.
Gelet op het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden om te komen tot het bewijs dat [verdachte] de dader is geweest van feit 1 primair of subsidiair en feit 2, zodat hij van deze feiten dient te worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partijen

5.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 38.504,18 + PM terzake van feit 1.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 15.316,49 terzake van feit 2.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
De officier van justitie is van oordeel dat niettegenstaande de gevorderde vrijspraak voor feit 2, de benadeelde partij [slachtoffer 2] toch recht heeft op toekenning van schadevergoeding aangezien [slachtoffer 2] ook slachtoffer is geweest van het onder 1 ten laste gelegde feit. De officier van justitie vordert dat de vordering wordt toegewezen met dien verstande dat het door [slachtoffer 2] gevorderde smartengeldbedrag ad € 15.000,00 wordt gematigd tot maximaal € 5.000,00 en dat de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De officier van justitie vordert dat de vordering wordt toegewezen met dien verstande dat het door [slachtoffer 1] gevorderde smartengeldbedrag ad € 20.000,00 wordt gematigd tot maximaal € 10.000,00 en dat de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk wordt verklaard.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gezien het verzoek om vrijspraak, de rechtbank verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien aan de vorderingen van de benadeelde partijen een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dienen de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen te worden verklaard.
Nu de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte zijn gemaakt. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van het
geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt,
begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van het geding door de
verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op
nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. J.H.M. Delnooz-Engels en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 september 2013.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 04/804252-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 27 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 2],
thans gedetineerd in de / het PI Limburg Zuid - De Geerhorst te
Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 27 september 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.