Op 27 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en zware mishandeling. De zaak was aanhangig gemaakt na een schietincident op 19 augustus 2012 in Venray, waarbij twee slachtoffers betrokken waren. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak. Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en processen-verbaal van het schietincident. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor de poging tot moord, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de enkele relatie tussen de verdachte en de plaats delict niet voldoende was om zijn aanwezigheid daar te bewijzen. De herkenning van de verdachte door een van de slachtoffers werd als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de poging tot moord als de zware mishandeling.
Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank besloot dat de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte moesten worden veroordeeld, maar deze kosten werden vastgesteld op nihil. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.