ECLI:NL:RBLIM:2013:7313

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
376201 \ CV EXPL 13-2422
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Wet Van Dam op lidmaatschapscontracten in de sportschool

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de vraag of de Wet Van Dam van toepassing is op een lidmaatschapscontract tussen een sportschool en een consument. De eiseres, Healthclub Weert B.V., had een overeenkomst gesloten met de gedaagde, die onbeperkt kon fitnessen tegen een maandelijkse contributie. De overeenkomst bevatte een bepaling dat het lidmaatschap telkens met een periode van 12 maanden werd verlengd, tenzij er minimaal één maand voor afloop van de contractperiode opzegging had plaatsgevonden. De gedaagde heeft op 30 december 2011 een beëindigingsformulier ingediend, maar de eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 118,30, stellende dat de gedaagde gehouden was aan de verlengingsbepaling in de overeenkomst.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Wet Van Dam, die op 1 december 2011 in werking is getreden, ook van toepassing is op bepalingen in de overeenkomst zelf en niet alleen op algemene voorwaarden. De rechter oordeelde dat de verlengingsbepaling onredelijk bezwarend is en derhalve vernietigbaar. Dit betekent dat de overeenkomst is geëindigd door de opzegging van de gedaagde per 1 februari 2012. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten tegen onredelijke contractuele bepalingen en bevestigt dat de Wet Van Dam ook van toepassing is op specifieke contractuele afspraken, niet alleen op algemene voorwaarden. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak voor de rechtspraktijk met betrekking tot lidmaatschapscontracten en de rechten van consumenten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 376201 \ CV EXPL 13-2422
Vonnis van de kantonrechter d.d. 2 oktober 2013
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Healthclub Weert B.V., h.o.d.n. My Healthclub en Your Gym, gevestigd en kantoorhoudende te Weert,
eiseres,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
procederende in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het navolgende:
  • de inleidende dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 1 mei 2013, met daarin opgenomen het mondelinge antwoord van gedaagde;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan:
Partijen hebben op 24 mei 2010 een overeenkomst gesloten, uit hoofde waarvan gedaagde onbeperkt kon fitnessen bij eiseres tegen betaling van een maandelijkse contributie.
2.2.
De overeenkomst bepaalt – onder andere –:
“Het lidmaatschap geldt voor een minimale periode van 12 kalendermaanden ingaande op de 1e van de maand volgend op de maand van inschrijving. Het lidmaatschap wordt telkens met eenzelfde periode van 12 maanden verlengd, tenzij minimaal één maand voor afloop van de lopende contractperiode opzegging heeft plaats gevonden volgens het Clubreglement. Je kunt het lidmaatschap uitsluitend schriftelijk beëindigen middels een aangetekende brief of aan de balie middels het invullen van het opzegformulier. Bij het beëindigen van het lidmaatschap ben je verplicht je lidmaatschapspas in te leveren.”
2.3.
Gedaagde heeft op 30 december 2011 een beëindigingsformulier ingevuld, ondertekend en ingediend. De lidmaatschapspas is bij einde overeenkomst ingeleverd.
2.4.
De contributie over de maand januari 2012 heeft gedaagde betaald.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 118,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot de dag der algehele voldoening, kosten rechtens.
3.2.
Eisereslegt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Conform de overeenkomst wordt het lidmaatschap telkens met een periode van 12 maanden verlengd, tenzij minimaal één maand voor afloop van de lopende contractperiode opzegging heeft plaatsgevonden. Gedaagde heeft op 30 december 2011 zijn lidmaatschap opgezegd. Eiseres stelt dat gedaagde gehouden is aan hetgeen in de overeenkomst is bepaald en gedaagde geen bescherming geniet op grond van de artikelen 6:233 en 6:237 BW nu deze artikelen van toepassing zijn op bedingen in de algemene voorwaarden.
3.3.
Gedaagdedoet een beroep op de Wet Van Dam. Op het moment dat gedaagde de overeenkomst opzegde, was de oorspronkelijke contractsperiode voorbij en kon gedaagde derhalve de overeenkomst opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De kern van het geschil is de vraag of de Wet van Dam van toepassing is op de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.2.
Bij Wet van 26 november 2010, houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten), Stb. 2010, 789, gegeven 26 november 2010, is de wet onder meer als volgt gewijzigd:
- Art. 236 onder j BW:
dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, elektriciteit daaronder begrepen en dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
4.3.
Gehandhaafd bleef art. 6:236 aanhef BW: “
Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding” (volgt art. 6:236 onderdeel j BW). Art. 6:236 BW staat ook wel bekend als de “zwarte lijst” of “de lijst van nietige bedingen”; de wetswijziging wel bekend onder de naam de Wet van Dam”.
4.4.
De wet werd op 30 november 2010 in het Staatsblad geplaatst. De wet is vanaf 1 december 2011 in werking getreden.
4.5.
Ten aanzien van de toepasselijkheid van de Wet Van Dam overweegt de kantonrechter dat naar zijn oordeel deze toepasselijkheid moet worden aangenomen. Het is juist dat de Wet Van Dam heeft geresulteerd in een aanpassing van artikel 6:236 en 6:237 BW in die zin dat in artikel 6:236 BW onder j de bevoegdheid is neergelegd voor de consument om een duurovereenkomst na het verstrijken van de contractsperiode te allen tijde met een opzegtermijn van een maand op te zeggen. Beide artikelen zijn met name geschreven voor in algemene bepalingen voorkomende regelingen. Het doel hiervan is het tegengaan van maatschappelijk ongewenste situaties met betrekking tot de stilzwijgende verlenging van abonnementen en andere duurovereenkomsten. Het zou naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met de strekking van deze bepaling zijn om deze uitsluitend te beperken tot regelingen in algemene voorwaarden. In het onderhavige geval is de verlengingsbepaling opgenomen in de overeenkomst zelf. Daarvan kan gezegd worden dat de consument deze dan ook daadwerkelijk overeengekomen is, in die zin dat hij deze bepaling gelezen heeft en daarvoor getekend heeft. Anderzijds is het echter zo dat het voorkomen van een dergelijke verlengingsbepaling toentertijd, in 2010, niet ongebruikelijk was omdat dat op dat moment geldend recht was. Thans is evenwel daar uitdrukkelijk wijziging in gekomen en gelet op het na te streven maatschappelijke doel valt niet in te zien waarom de werking beperkt zou moeten worden tot de algemene voorwaarden en zich niet zou uitstrekken tot bepalingen in de overeenkomst zelf. De kantonrechter merkt hier nog over op dat uiteindelijk de rechtskracht en werking van algemene voorwaarden niet afwijkt van die van bepalingen uit de overeenkomst zelf, nu het immers nu net het doel is van algemene voorwaarden dat deze deel gaan uitmaken van de overeenkomst en zodoende dezelfde rechtskracht hebben als de bepalingen van de overeenkomst zelf.
4.6. De kantonrechter komt tot de conclusie dat eiseres na 1 december 2011 een beroep heeft gedaan op haar bepaling van verlenging met een jaar zonder de mogelijkheid van tussentijdse opzegging. Deze bepaling is gelet op het hiervoor overwogene onredelijk bezwarend en derhalve vernietigbaar. Terecht doet gedaagde een beroep daarop.
4.7.
Dit houdt vervolgens in dat de overeenkomst die partijen hebben gesloten is geëindigd door de opzegging van 30 december 2011 per 1 februari 2012. De vorderingen van eiseres worden daarom afgewezen.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig eiseres toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Eiseres zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de kant van gedaagde gevallen en tot op heden begroot op € 30,00.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter.
5.1.
Wijst de vordering af.
5.2.
Veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan dit vonnis begroot op € 30,00.
5.3.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 2 oktober 2013 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
mlzr: