ECLI:NL:RBLIM:2013:5779

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
03/830053-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na transactieaanbod

Op 6 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 03/830053-13. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een verdachte die gedetineerd is in PI Limburg Zuid. De officier van justitie vorderde de ontneming van een bedrag van € 10.024,29, dat de verdachte zou hebben verkregen door middel van strafbare feiten. De verdediging voerde echter aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte op basis van een transactieaanbod van 20 mei 2010 erop mocht vertrouwen dat er geen ontnemingsvordering zou worden ingesteld. De rechtbank heeft de processtukken en eerdere uitspraken in overweging genomen en geconcludeerd dat het schikkingsvoorstel geen expliciete verwijzing naar een mogelijke ontneming bevatte. Hierdoor was de rechtbank van mening dat het openbaar ministerie door het doen van het schikkingsvoorstel afstand had gedaan van de mogelijkheid om ontneming te vorderen. De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/830053-13 (ontnemingsvordering)
Datum uitspraak : 6 september 2013
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering
Uitspraak van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 te Sittard,
hierna te noemen: [verdachte].
Raadslieden zijn mr. I.T.H.L. van de Bergh en mr. J. de Bruin, beiden advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Deze uitspraak is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 6 september 2013.
De rechtbank heeft op 6 september 2013 gehoord: de officier van justitie en mr. I.T.H.L. van de Bergh en mr. J. de Bruin.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 5 april 2013 in de strafzaak met opgemeld parketnummer.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie houdt in de ontneming van het voordeel dat [verdachte] heeft verkregen door middel van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 10.024,29.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft als preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman is - kort en zakelijk weergegeven - van mening dat [verdachte] op grond van het transactieaanbod d.d. 20 mei 2010, weergegeven op bladzijde 72 van het dossier, erop mocht vertrouwen dat er in de onderhavige zaak geen ontnemingsvordering aanhangig zou worden gemaakt. Ondanks de bij [verdachte] gewekte verwachting, vordert het openbaar ministerie na het niet-voldoen aan het transactieaanbod door [verdachte], toch ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Hierdoor schendt het openbaar ministerie beginselen van een goede procesorde.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman verwezen naar een tweetal uitspraken, te weten: Rechtbank Roermond, 20-01-2006, LJN AV1952 en Rechtbank Assen, 15-06-2012, LJN BW8468.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vordering, aangezien [verdachte] in het geheel niet heeft voldaan aan het transactieaanbod d.d. 20 mei 2010. Gelet op het genoemde niet-voldoen aan het transactieaanbod, staat het het openbaar ministerie vrij om thans ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te vorderen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover relevant luidt het schikkingsvoorstel (p. 72 van het dossier) aldus:
Onderwerp: betalen boete hennepplantage
“De officier van justitie komt tot een schikkingsvoorstel van € 2000,--”.
In dit schikkingsvoorstel is geen uitdrukkelijke verwijzing naar een mogelijke ontneming opgenomen. De rechtbank leidt hieruit af dat deze schikking enkel zag op de strafzaak en niet op een mogelijk daaraan gekoppelde ontneming.
Indien [verdachte] dit transactieaanbod zou hebben geaccepteerd door betaling van het genoemde bedrag, was de strafzaak van de baan geweest en daarmede ook de mogelijkheid van de officier van justitie om een ontnemingsvordering te doen, zoals die thans voorligt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie door het schikkingsaanbod te doen zoals omschreven afstand heeft gedaan van de mogelijkheid om op grond van artikel 36e, eerste lid, Sr voordeel te ontnemen.
Het bovenstaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie in zijn vordering niet-ontvankelijk is.

4.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat het openbaar ministerie niet-
ontvankelijk is in zijn vordering.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. M.J.A.G. van Baal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2013.
Buiten staat
Mr. M.J.A.G. van Baal is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.