ECLI:NL:RBLIM:2013:5723

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
03/659232-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Limburg inzake meerdere woninginbraken en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere woninginbraken en bedreiging met geweld. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], is thans gedetineerd in P.I. HvB Grave. De rechtbank heeft op 10 september 2013 een zitting gehouden waar de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.G.J. Geerlings, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de diefstal van sieraden en geld uit woningen in Roermond en Ell, en de bedreiging van een inspecteur van politie tijdens een poging tot inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bewijsvoering is gebaseerd op de verklaringen van de verdachte, de aangiften van de slachtoffers en de bevindingen van de politie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4], ter hoogte van € 1.489,40. De rechtbank heeft de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast en de wettelijke voorschriften toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.K. Kleine als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/659232-13
Datum uitspraak : 24 september 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [geboortedatum],
thans gedetineerd in P.I. HvB Grave (Unit A + B), Muntlaan 1 Grave.
Raadsman is mr. G.G.J. Geerlings, advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2013.
De rechtbank heeft op 10 september 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2013 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan de [adres 1] gelegen woning heeft weggenomen diverse sieraden en/of horloges en/of een reiskoffer/tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2013 te Ell, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte (n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan de [adres 2] gelegen woning weg te nemen (een) goed(eren), althans enig bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren),
althans geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk het keukenraam hebben/heeft opengebroken en (vervolgens) voornoemde woning hebben/heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], inspecteur van politie, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad voor zichzelf en/of zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan, dat verdachte en/of zijn mededader(s) met een
koevoet een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van genoemde [slachtoffer 3];
3.
hij op of omstreeks 27 april 2013 in de gemeente Horst, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan de [adres 3] gelegen woning heeft weggenomen 2370,- EURO en/of 170,- US dollars, in elk geval enig bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie het onderdeel bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen, mede gelet op het door [slachtoffer 3] voornoemd, op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld – zoals weergegeven in haar pleitnota – dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde onderdeel bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3].
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat, indien verdachte een slaande beweging naar [slachtoffer 3] voornoemd heeft gemaakt, zij op een zodanige afstand van elkaar stonden dat [slachtoffer 3] voornoemd, als inspecteur van politie, zich daardoor niet bedreigd zou behoren te voelen.
Ten aanzien van de feiten onder 1 en 3 heeft de verdediging aangegeven dat zij zich voor wat betreft de bewezenverklaring wenst te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert haar overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan expliciet op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen [1] . Deze bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 september 2013 [2] , de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 29 mei 2013 [3] , het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2013 [4] en de foto op pagina 172 van het dossier [5] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] heeft op 14 april 2013 aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 2] te Ell en verklaart [6] – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Bij deze wens ik aangifte te doen van inbraak in mijn woning. Op 14 april 2013 omstreeks 20.30 uur heb ik mijn woning verlaten. Op dat moment was alles intact. Kort na 21.00 uur werd ik gebeld door mijn zoon. Hij deelde mij mede dat er iemand in mijn woning ingebroken had. Na deze mededeling ben ik naar huis gegaan. Ik vernam van mijn zoon dat op het moment dat hij in de woning kwam hij geluiden hoorde alsof er iemand in de woning aanwezig was. Ik vernam later van Theo [slachtoffer 3] dat op het moment dat hij voor mijn woning stond hij twee personen uit het raam zag springen. Hij is vervolgens deze personen achterna gerend. Ik ben vervolgens in mijn woning gelopen en zag dat het keukenraam opengebroken was. Op mijn slaapkamer zag ik dat een beurs, welke in het nachtkastje links naast mijn bed had gelegen, geopend op bed lag. Hier had niets ingezeten. Vanuit het rechternachtkastje werd een doosje met o.a. dasspelden genomen. Dit doosje bleef op de grond liggen. De inbrekers zijn door de thuiskomst van mijn zoon gestoord.”
Verdachte heeft ter terechtzitting [7] – zakelijk weergegeven – verklaard:
“Het klopt dat ik op 14 april 2013 te Ell samen met[medeverdachte] heb geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 2]. We hebben met een koevoet een raam opengebroken en zijn zo naar binnen gekomen. [betrokkene] was de chauffeur. We zijn uit het raam van de woning gesprongen en weggerend. Ik zag op een gegeven moment iemand achter mij die riep: “Politie, politie.” Ik ben toen gestopt. Ik had de koevoet in mijn hand. Ik heb me toen omgedraaid. Vervolgens ben ik weer weggerend.”
[slachtoffer 3], inspecteur van politie, relateert [8] op 15 april 2013 – zakelijk weergegeven – het volgende: “Op 14 april 2013 bevond ik mij op de [straat X] te Ell. Ik was in gesprek met een bewoner van perceel [adres 2]. Terwijl de bewoner de woning binnenging bleef ik staan. De bewoner was ongeveer een minuut binnen toen ik zag dat vanuit een raam twee mannen uit het raam sprongen. Ik heb meteen geroepen wat ze daar deden en dat ze moesten blijven staan. Beide mannen verdwenen in de tuin van de achterburen aan de [straat Y]. Ik rende vervolgens naar de [straat Y]. Aldaar zag ik beide mannen weer rennen. Ik zette aan om de man die als laatste rende in te halen. Ik zag dat hij een rood voorwerp bij zich droeg. Ik zag dat de man ineens stopte met rennen, zich naar mij toe draaide en met dat voorwerp een slaande beweging naar mij maakte. Ik deed een stap naar achteren. Ik zag toen dat het een rode koevoet betrof. Ik voelde mij door de hele situatie behoorlijk bedreigd. De man draaide zich om en begon weer te rennen.”
Overweging van de rechtbank
De verdediging heeft aangevoerd dat [slachtoffer 3], als inspecteur van politie, door de afstand tussen hem en verdachte, zich niet bedreigd behoorde te voelen.
De rechtbank overweegt dat uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] blijkt dat verdachte een slaande beweging naar hem maakte en dat [slachtoffer 3] een stap naar achteren deed om er zeker van te zijn dat hij niet geraakt zou worden. [slachtoffer 3] relateert dat hij zich hierdoor bedreigd voelde en het feit dat [slachtoffer 3], als inspecteur van politie, zich genoodzaakt zag om een stap naar achteren te doen en de achtervolging vervolgens voorzichtiger voort te zetten overtuigt de rechtbank ervan dat [slachtoffer 3] zich daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld door deze slaande beweging van verdachte.
Ten aanzien van feit 3
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 september 2013 [9] en de aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 29 april 2013 [10] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 29 mei 2013 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een aan de [adres 1] gelegen woning heeft weggenomen diverse sieraden en horloges en een reiskoffer/tas, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
op 14 april 2013 te Ell, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een aan de [adres 2] gelegen woning weg te nemen goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot genoemde woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, met dat oogmerk het keukenraam hebben opengebroken en vervolgens voornoemde woning hebben betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], inspecteur van politie, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad voor zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan, dat verdachte en met een koevoet een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van genoemde [slachtoffer 3];
3.
op 27 april 2013 in Horst, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een aan de [adres 3] gelegen woning heeft weggenomen 2370,- EURO en 170,- US dollars, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van feit 1 en 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De misdrijven onder 1 en 3 zijn strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en weggenomen. Dit brengt bij de bewoners angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Verdachte heeft deze inbraken alleen verricht uit geldelijk gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen voor de bewoners. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij hij degene die hem op heterdaad heeft betrapt heeft bedreigd met geweld om weg te kunnen komen. Verdachte heeft ook door dit feit inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van degene ten opzichte van wie hij gewelddadig is geweest. Dat de bedreigde in dit geval een politieagent in burger betrof doet daar niets aan af.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 augustus 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken in de regel worden opgelegd volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting en komt dientengevolge tot de oplegging van een lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is geëist.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij
[slachtoffer 4], wonende te [adresgegevens], vordert een schadevergoeding van € 1.339,40 en $ 170,00 terzake van feit 3.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de post ‘weggenomen geld’ gepleit voor een afwijzing, nu deze post onvoldoende is onderbouwd. De raadsman acht de post ‘reparatie schade’ ad € 219,40 redelijk en voor toewijzing vatbaar.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 4]heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de, als gevolg van het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit, geleden materiële schade.
De benadeelde partij voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.339,40 en $ 170,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het materiële schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
a. a) weggenomen geld: €  1.120,00
b) weggenomen geld: circa $ 170,00
c) schade ramen: €  219,40
De verdediging heeft bepleit dat de post ‘weggenomen geld’ onvoldoende is onderbouwd en dient te worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij voornoemd aangifte heeft gedaan van diefstal van € 2.370,00 en $ 170,00. De rechtbank acht deze diefstal wettig en overtuigend bewezen en daarmee staat vast dat de benadeelde partij voornoemd bedrag is kwijtgeraakt. Een deel van dit bedrag ad € 1.250,00 is door de verzekering terugbetaald. De rechtbank stelt vast dat de rest van dit bedrag, € 1.120,00 en $ 170,00, schade is die de benadeelde partij voornoemd heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze post derhalve voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de post ‘schade ramen’ eveneens voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank zal het bedrag van $ 170,00 omzetten in een bedrag van € 150,00 en het totale schadebedrag vaststellen op € 1.489,40.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte en zijn mededaders de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.489,40, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 24 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 4] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.

9.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijsttoe de vordering van benadeelde partij
    [slachtoffer 4];
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij
  • bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover de vordering van voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededaders is voldaan;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.489,40 subsidiair 24 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd
  • bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.489,40 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast de
teruggaveaan de rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, mr. A.K. Kleine en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. A.K. Kleine voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2013.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/659232-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 24 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [geboortedatum],
thans gedetineerd in de / het P.I. HvB Grave (Unit A + B) te
Grave.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 10 september 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. G.G.J. Geerlings, advocaat te Roermond.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013047458 d.d. 25 juli 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 september 2013.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2013, proces-verbaalnummer PL233C 2013047458-1, pagina 100 e.v.
4.Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 mei 2013, proces-verbaalnummer PL2300 2013047458-38, pagina 129.
5.Foto met nummer 4, behorende bij het hiervoor onder 1 vermelde proces-verbaal, pagina 172.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2013, proces-verbaalnummer PL233E 2013033136-1, pagina 216 e.v.
7.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 september 2013.
8.Proces-verbaal bevindingen d.d. 15 april 2013, proces-verbaalnummer PL233D 2013033136-7, pagina 226 e.v.
9.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10 september 2013.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2013, proces-verbaalnummer PL2353 2013037454-1, pagina 240 e.v.