Uitspraak
Beschikking erfrecht van de kantonrechter d.d. 23 september 2013.
- verzoekers in persoon, bijgestaan door mevrouw mr. C.M.W.M. Verrijdt;
- [belanghebbende], bijgestaan door mevrouw mr. H.P. Janssen-Wikkers en de heer [X].
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 september 2013 uitspraak gedaan over de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de heer Antonius Gerardus Godefridus Arts, die op 20 oktober 2012 is overleden. De verzoekers, de ouders van de overledene, hebben de nalatenschap aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving en hebben de kantonrechter verzocht om de opheffing van de vereffening en de vaststelling van de vereffeningkosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen, zoals door de verzoekers is meegedeeld op basis van artikel 4:199 lid 2 BW.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2013 hebben de partijen hun standpunten toegelicht. De belanghebbende, een schuldeiser van de nalatenschap, heeft betoogd dat de verzoekers primair met hun eigen vermogen aansprakelijk zijn voor haar vordering. Subsidiair heeft zij gesteld dat de verzoekers als vereffenaars tekort zijn geschoten en ook op die grond aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de nalatenschap geen baten meer bevat en dat de geringe waarde van de baten geen reden vormt om het verzoek van de verzoekers af te wijzen.
De kantonrechter heeft daarom besloten de opheffing van de vereffening te bevelen en de reeds gemaakte vereffeningskosten vastgesteld op € 265,25. De griffier is belast met de inschrijving van deze beslissing in het boedelregister en de bekendmaking ervan op de website van de rechtspraak. De verzoekers zijn ontheven van de wettelijke publicatieplicht. De beslissing is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.