ECLI:NL:RBLIM:2013:5655

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 1481 en AWB 12 / 1482
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodverordening en bestuursdwang in winkelcentrum Heerlen

Op 20 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, een winkelier in het winkelcentrum 't Loon te Heerlen, in beroep ging tegen een noodverordening en een last onder bestuursdwang opgelegd door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. De noodverordening was afgekondigd naar aanleiding van scheuren in het gebouw, veroorzaakt door beweging van de ondergrond. Eiseres werd gelast om een deel van het winkelcentrum gecontroleerd te slopen, wat zij betwistte.

De rechtbank oordeelde dat de noodverordening een algemeen verbindend voorschrift was, waartegen geen bezwaar kon worden gemaakt. Eiseres had geen recht op beroep tegen de noodverordening, omdat deze voor iedereen in het gebied gold. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders terecht de last onder bestuursdwang hadden opgelegd, omdat de winkel van eiseres zich binnen een gevarenzone bevond. De rechtbank vond dat de besluitvorming zorgvuldig was en dat de noodverordening en de last onder bestuursdwang rechtmatig waren.

Eiseres voerde aan dat haar winkel niet in de gevarenzone lag en dat de noodverordening haar persoonlijk raakte, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om de besluiten van de verweerders te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12 / 1481 en AWB 12 / 1482

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 september 2013 in de zaken tussen

[eiseres], te Heerlen, eiseres
(gemachtigde: mr. J.T.F. van Berkel)
en
1.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen
(verweerder sub 1)
2.
de burgemeester van de gemeente Heerlen(verweerder sub 2)
gezamenlijk te noemen: verweerders
(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1])

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2011 (het primaire besluit 1) heeft verweerder sub 1 eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 1b, tweede lid, onder a, van de Woningwet.
Bij besluit van 7 december 2011 (het primaire besluit 2) heeft verweerder sub 2 een noodverordening afgekondigd voor een gedeelte (op bijgevoegde kaart aangegeven) van het winkelcentrum ’t Loon.
Bij besluit van 3 juli 2012 (het bestreden besluit) hebben verweerders het bezwaar van eiseres voor zover gericht tegen de noodverordening en het niet verlenen van toestemming aan de heer[naam eigenaar] om zijn winkel te betreden niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2013. Namens eiseres is verschenen [naam eigenaar] (eigenaar) bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd.
Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde voornoemd,
[gemachtigde 2], [gemachtigde 3] en ing. [gemachtigde 4].
De rechtbank heeft de zaken van eiseres gevoegd behandeld met de zaken bekend onder zaaknummers AWB 12/1483 (Q-park), AWB 12/1484 (VvE), AWB 12/1485 (NSI) en AWB 12/1486 (3W Vastgoed).
Overwegingen
1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2.
Naar aanleiding van de vaststelling in 2011 dat de ondergrond onder een deel van de winkelpanden in winkelcentrum ’t Loon aan de Homerusstraat te Heerlen in beweging was gekomen en hierdoor scheuren in het gebouw waren ontstaan, heeft de burgemeester van Heerlen op 2, 3 en 7 december 2011 een noodverordening afgekondigd voor dit gebied. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres gelast het op de daarbij gevoegde tekening aangegeven gedeelte van het winkelcentrum ’t Loon (op gecontroleerde wijze) te slopen. Hierbij is eiseres gesommeerd om op uiterlijk 6 december 2011 een aanvang te maken met de sloopwerkzaamheden. Indien eiseres nalaat gehoor te geven aan voormelde last zal verweerder besluiten tot het toepassen van bestuursdwang door zelf een bedrijf in te schakelen om de sloop ter hand te nemen.
3.
Verweerders stellen zich kort gezegd op het standpunt dat de noodverordening een algemeen verbindend voorschrift (a.v.v.) is, waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt. Het verbod om het gebied waarop de noodverordening van kracht was (waaronder de winkel van eiseres) te betreden kan, volgens verweerders, niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gekwalificeerd. Met betrekking tot de last onder bestuursdwang stelt verweerder sub 1 dat de winkel van eiseres was gelegen binnen de zogenaamde ‘slooplijn’ (gevarenzone), hetgeen betekent dat een minder vergaande maatregel dan het gecontroleerd slopen niet mogelijk was.
4.
Eiseres voert in beroep aan dat haar bezwaar gericht tegen de noodverordening en het niet toelaten van eigenaar [naam eigenaar] tot zijn pand ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door verweerder. Verweerders hebben dit besluit volgens eiseres niet gemotiveerd. In dit verband stelt zij dat de noodverordening geen a.v.v. is, aangezien zij een meer persoonlijk belang heeft, omdat de noodverordening haar persoonlijk raakt. Voorts stelt zij dat haar pand niet was gelegen in het gedeelte van het winkelcentrum waar gevaar bestond en haar daarom ten onrechte de betreffende last onder bestuursdwang is opgelegd.
5.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of verweerders het bezwaar van eiseres gericht tegen de noodverordening en het niet verlenen van toestemming aan [naam eigenaar] om zijn winkel te betreden terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
6.
Ingevolge artikel 8:2, sub a, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een algemeen verbindend voorschrift. Ingevolge vaste jurisprudentie wordt onder een a.v.v. verstaan: een naar buiten werkende, voor de daarbij betrokkenen bindende (algemene) regel.
7.
De rechtbank stelt vast dat onderhavige noodverordening geldt voor het gehele op de bij het besluit van 7 december 2011 bijgaande plattegrond aangegeven gebied, waarbij het iedereen vanaf 7 december 2011 is verboden voormeld gebied te betreden.
8.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de noodverordening moet worden gekwalificeerd als a.v.v., waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de noodverordening terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
9.
Over het niet mogen betreden van de winkel overweegt de rechtbank als volgt.
10.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een mondelinge beslissing is geen besluit, maar een (feitelijke) handeling.
Dit betekent dat de mondelinge weigering door verweerders bouwinspecteurs om eiseres toestemming te verlenen het gebied waarop de noodverordening van kracht was te betreden, niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat verweerders het hiertegen gerichte bezwaar van eiseres eveneens terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard.
11.
Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder sub 1 in redelijkheid onderhavige last onder bestuursdwang aan eiseres heeft kunnen opleggen.
12.
Op grond van het inspectierapport (samenvatting van het zogenaamde “logboek” + foto’s) van 29 november 2011, waaruit blijkt dat onderhavig gedeelte van het winkelcentrum niet meer voldeed aan de minimale eisen van het Bouwbesluit is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd was handhavend op treden, hetgeen door eiseres ook niet (gemotiveerd) wordt bestreden.
13.
De rechtbank is op grond van het zogenaamde ‘logboek calamiteit parkeergarage Het Loon’ en het inspectierapport rapport BMH van 29 november 2011 vervolgens van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerders besluitvorming onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. Voorts blijkt uit het TNO rapport van 1 november 2012 dat door verweerder in de risicobeoordeling, op de verschillende beslismomenten, veelal terecht is uitgegaan van de meest ongunstige situatie, een ‘worst case scenario’. Dit resulteerde, volgens het TNO rapport terecht, in besluitvorming gericht op de meest veilige benadering voor de gebruikers/bewoners. Uit voornoemd TNO rapport leidt de rechtbank ook af dat er geen sprake was van een zogenaamde ‘tunnelvisie’ bij verweerder. Over de (gestelde onvoldoende) motivering van het bestreden besluit merkt de rechtbank op dat uit de rapporten ook voldoende blijkt dat sprake was van een zogenaamde ‘gevaarlijke situatie’.
14.
Over de stelling van eiseres dat haar winkel niet was gelegen binnen de zogenaamde gevarenzone overweegt de rechtbank als volgt.
15.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat de wanden en het plafond van de winkel van eiseres constructief onveilig waren en daarom zijn gesloopt. Dat de vloer van de winkel is blijven liggen maakt niet dat de winkel behouden kon blijven.
Over de loge van Q-park heeft verweerders gemachtigde verklaard dat tijdens de sloop bleek dat het onmogelijk was het rechthoekig deel op de as Y16-16 helemaal tot aan de dilatatie los te knippen, zoals op de tekening bij de lastgeving aangegeven. Doordat de rest al wel losgeknipt was en een deel van de zich daarop bevindende winkels ook reeds gesloopt waren, was de belasting op dit deel van het complex niet langer te groot. Anders dan met betrekking tot de winkel van eiseres, was er daardoor geen sprake meer van strijdigheid met de eisen van het Bouwbesluit. Verder heeft de gemachtigde van verweerder, desgevraagd, verklaard dat bij een instorting van een gedeelte van het winkelcentrum, de gehele winkel van eiseres zou worden “meegetrokken”.
16.
Gelet op de gedingstukken (waarvan met name het zogenaamde logboek en het inspectierapport van 19 november 2011) acht de rechtbank verweerders betoog voldoende aannemelijk. Dit betekent dat verweerder in redelijkheid onderhavige last onder bestuursdwang aan eiseres heeft kunnen opleggen.
17.
Het beroep is ongegrond
18.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A.M. de Loo (voorzitter), en mr. R.J.G.H. Seerden en mr. C.M. Nollen, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2013.
w.g. mr. E.W. Seylhouwer,
griffier
w.g. mr. W.A.M. de Loo,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.