In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 18 juli 2013 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van een verzoeker tegen mr. [verweerder 2], de rechter in een civiele procedure. De verzoeker had op 2 juli 2013 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij stelde dat de rechter partijdig was tijdens de behandeling van zijn zaak. Hij voerde aan dat de rechter hem had onderbroken en dat de wederpartij onterecht meer tijd kreeg om stukken in te dienen. De rechter betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij op een objectieve manier had gehandeld. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op eerdere beslissingen van de rechter en dat zijn gronden voor wraking niet ontvankelijk waren. Het tweede wrakingsverzoek, ingediend op 5 juli 2013, was gebaseerd op een rolbeschikking van de rechter die de verzoeker onwelgevallig was. De wrakingskamer oordeelde dat het nemen van een onwelgevallige beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. Beide verzoeken tot wraking werden afgewezen, waarbij de wrakingskamer benadrukte dat de rechter onpartijdig had gehandeld en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van de verzoeker voor partijdigheid.