3.3.3 Het oordeel van de rechtbankInleiding
Op 20 december 2012 kwamen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse bij de [adres] te Hoensbroek, alwaar ter hoogte van perceel 21 een overval gepleegd zou zijn. Zij zagen dat een persoon, gekleed in donkere kleding en gebruikmakend van een zwartkleurige integraalhelm, gehurkt op de grond lag in het midden van het voetgangersgebied. De verbalisanten namen waar dat deze persoon door een drietal personen in bedwang werd gehouden. Meerdere omstanders beweerden dat de persoon die werd vastgehouden de overval gepleegd had. Daarop werd deze persoon aangehouden. De aangehouden persoon gaf op te zijn [verdachte](hierna: verdachte).
Bij het bekijken van de omgeving van de vermoedelijke plaats delict zag verbalisant [verbalisant 1] dat midden in het voetgangersgebied een bromscooter op de rechterzijde lag en dat voor deze scooter een zwartkleurige fiets lag. In de directe nabijheid van deze scooter/fiets lag een gebogen ploertendoder en een dubbelloops jachtgeweer, waarvan de loop was afgezaagd.
Het bewijs
Op 20 december 2012 deed [slachtoffer] (hierna: aangever) aangifte terzake diefstal met geweld. Op voornoemde datum, tussen 11:30 uur en 12:00 uur, bevond aangever zich in zijn zaak, genaamd [benadeelde], gelegen aan de [adres] te Hoensbroek. Hij zag dat twee personen met een helm op hun hoofd de winkel binnenkwamen en naar hem toeliepen. Een van deze personen trok een slagstok uit zijn kleding en haalde daarmee uit naar aangever. Aangever wilde naar buiten rennen. Toen zag hij dat er nog een persoon bij de deur van zijn zaak stond. Aangever kon de deur opentrekken en naar buiten gaan. Daar zag hij nog een persoon op een scooter staan. Vervolgens kwamen de personen naar buiten. Hij zag dat een of twee personen de zaak weer inliepen en iets uit zijn bureau pakten. Daarna verlieten de personen wederom de winkel en probeerden zij te vluchten op twee scooters. Een scooter wist te ontkomen, maar de andere scooter viel door een fiets. De bestuurder van de gevallen scooter zag kans te vluchten. Aangever en een aantal andere personen konden de passagier van de scooter echter overmeesteren. Deze persoon werd daarna op de grond vastgehouden.
De buit van de overval bestond uit ingekocht goud ter waarde van ongeveer € 1.000,--.
Door verbalisant [verbalisant 3] werden op 23 december 2012 de camerabeelden van de bewakingscamera’s van [benadeelde] bekeken. Op deze beelden is te zien dat op 20 december 2012 te 11:37:32 uur twee personen met een helm op hun hoofd de winkel via de voordeur naar binnen gaan. De eerste persoon haalt vervolgens met zijn linkerhand een ploertendoder uit zijn broekzak en loopt richting de eigenaar (de rechtbank begrijpt: aangever). Daarna komt een derde persoon, eveneens met een helm op zijn hoofd, de winkelruimte binnen met een op een vuurwapen gelijkend groot voorwerp in handen; hij blijft in de toegangsdeur staan. De aangever ziet kans om richting de uitgang van de winkel te vluchten. Daarbij wordt hij gevolgd door de twee personen. De derde persoon stapt achteruit en laat de aangever naar buiten vluchten.
Daarna is op de beelden waar te nemen dat de tweede en de derde persoon weer de winkel binnengaan. De tweede persoon doorzoekt het rechter ladenblok en de derde persoon tracht het linker ladenblok te openen. Uiteindelijk slaagt de derde persoon erin een partij wit verpakkingsmateriaal uit de onderste lade van het linker ladenblok te halen. De derde persoon legt het wit verpakkingsmateriaal op het bureau. De tweede persoon pakt vervolgens een zwarte tas uit zijn kleding, waarna beide personen naast het linker ladenblok knielen en iets van de grond oprapen. Vervolgens verlaat de tweede persoon met de zwarte zak de winkel, gevolgd door de derde persoon (tijdstip 11:38:32).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode voor 20 december 2012 door een persoon was benaderd voor het plegen van een overval op [benadeelde] te Hoensbroek. Verdachte stemde daarmee in. Naar eigen zeggen heeft hij toen op 20 december 2012 met deze persoon en nog twee andere personen bij elkaar gezeten om de overval door te spreken. Tijdens deze bijeenkomst werd verhullende kleding uitgedeeld en werden wapens, waaronder een ploertendoder, getoond die zouden worden meegenomen. Er werd afgesproken dat de wapens louter ter afdreiging zouden worden gebruikt, zodat de sieraden gemakkelijker konden worden meegenomen. Verdachte werd opgedragen tijdens de overval bij de toegangsdeur van [benadeelde] te blijven staan. Hem werd een jachtgeweer met afgezaagde loop toebedeeld.
Vervolgens is verdachte op 20 december 2012 samen met drie andere personen op twee scooters naar [benadeelde] te Hoensbroek gereden. Verdachte heeft erkend dat hij de persoon was die aanvankelijk in de toegangsdeur bleef staan. Toen verdachte zag dat een van de andere personen de ploertendoder hanteerde, schrok hij. Verdachte liet de aangever naar buiten vluchten. Daarna is verdachte samen met een andere persoon de winkel weer binnen gegaan en heeft hij enkele zakjes uit het linker ladenblok gepakt, welke door de andere persoon mee naar buiten werden genomen.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen bij [benadeelde] goud en/of gouden sieraden heeft weggenomen, waarbij gedreigd werd met geweld.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het oogmerk van verdachte gericht was op het plegen van geweld teneinde de diefstal voor te bereiden.
Verdachte heeft daarover verklaard dat voorafgaand aan de overval expliciet was afgesproken dat de overval niet gepaard zou gaan met geweld en dat de wapens louter zouden worden gebruikt ter afdreiging. De door de officier van justitie genoemde omstandigheden, te weten dat verdachte wist dat er wapens werden meegenomen en dat verdachte, nadat aangever door een van de andere personen met een ploertendoder werd geslagen, de overval heeft doorgezet, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om van een dergelijk oogmerk te kunnen spreken. Dat er wel geweld is gebruikt staat vast, maar de rechtbank acht aannemelijk geworden dat dit geweldsgebruik niet strookte met het opzet van verdachte. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Voorts acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door hem een hagelgeweer te tonen dan wel de winkel met een hagelgeweer te betreden, nu geen bewijs voorhanden is dat aangever een dergelijk wapen heeft waargenomen. Verdachte heeft weliswaar een voor een bedreiging uiterst geschikt wapen meegenomen en dat met de bedoeling om te dreigen, maar voor een bewezenverklaring dient vast te staan dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Dat blijkt hier echter niet. Van de bewezenverklaring van een bedreiging met geweld kan in dat geval geen sprake zijn. De rechtbank zal verdachte ook van de daarop betrekking hebbende onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.