ECLI:NL:RBLIM:2013:5521

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
C-03-183259
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, uitgesproken op 28 augustus 2013, is het verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Verzoeker, wonend te Schin op Geul, had op 6 augustus 2013 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [verweerder], rechter in de rechtbank, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van deze rechter op 8 september 2011. Verzoeker stelde dat de rechter meineed had gepleegd in een andere zaak, wat volgens hem de onpartijdigheid van de rechter in de huidige procedure zou aantasten. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, aangezien het direct na kennisneming van de redengevende feiten was gedaan.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2013 was verzoeker niet aanwezig, maar de rechter was wel aanwezig. De wrakingskamer heeft vervolgens de inhoud van het verzoek beoordeeld. De rechter had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij niet in het verzoek tot wraking wenste te berusten en dat hij ter zitting gehoord wilde worden. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de brief van verzoeker van 18 augustus 2013, waarin hij aangaf alle communicatie met de rechtbank te beëindigen, niet kon worden opgevat als een intrekking van het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft vervolgens de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bij de rechter konden onderbouwen. Eerdere beslissingen van de rechter, waar verzoeker niet zelf partij in was, vormen op zichzelf geen grond voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
Procedurenummer: C/03/183259/HA RK 13/97
Beschikking van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonend te Schin op Geul (hierna: verzoeker),
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. [verweerder], rechter in deze rechtbank (hierna: de rechter).

1.Procesverloop

Bij een op 8 augustus 2013 ter griffie van de rechtbank binnengekomen brief, gedateerd
6 augustus 2013, heeft verzoeker verzocht om wraking van de rechter in de zaak met procedurenummer ROE 13/1962 WWB tussen verzoeker als eiser en het college van B&W van de gemeente Valkenburg aan de Geul als verwerende partij. Verzoeker heeft in deze brief aangevoerd dat hij op 1 augustus 2013 door de rechtbank is geïnformeerd dat genoemde zaak op 8 augustus 2013 door de rechter behandeld zou worden. Deze berichtgeving is voor verzoeker aanleiding de rechter te wraken omdat deze volgens verzoeker op 8 september 2011 meineed heeft gepleegd in de zaak met procedurenummer MAA 11/104 AW BR7.
Op 13 augustus 2013 heeft de rechter de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet in het verzoek tot wraking wenst te berusten en dat hij ter zitting gehoord wenst te worden. Op
14 augustus 2013 heeft de rechter de wrakingskamer een schriftelijke reactie doen toekomen, met als bijlage een uitspraak van 8 september 2011 in de zaak met procedurenummer AWB 11/104, waarvan een afschrift aan verzoeker is verzonden.
Bij een op 20 augustus 2013 ter griffie van de rechtbank binnengekomen brief met bijlage, gedateerd 16 augustus 2013, heeft verzoeker gereageerd op de schriftelijke reactie van de rechter. Bij een eveneens op 20 augustus 2013 ter griffie van de rechtbank binnengekomen brief, gedateerd 18 augustus 2013, heeft verzoeker laten weten alle communicatie met onder andere de nationale rechtspraak (rechtbank Limburg) te beëindigen.
Ter zitting van de wrakingskamer op 22 augustus 2013 is verzoeker niet verschenen. De rechter is wel ter terechtzitting verschenen.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.
2. Standpunt van de rechter
De rechter heeft erop gewezen dat de brief van verzoeker d.d.
18 augustus 2013 zou kunnen inhouden enerzijds dat het verzoek tot wraking wordt ingetrokken en anderzijds dat de zaak met procedurenummer ROE 13/1962 WWB wordt ingetrokken, waardoor er van een wrakingsverzoek geen sprake meer kan zijn.
Voorts heeft de rechter naar voren gebracht dat er geen sprake is van een partijdige opstelling.

3.Beoordeling

3.1
Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hen - onder meer ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - toekomende recht op rechterlijke onpartijdigheid af te dwingen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) is wraking mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 8:16, eerste lid, Awb bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de rechter (de partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, totdat het tegendeel komt vast te staan.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (de partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van (on)partijdigheid en de overtuiging van de verzoeker relevant, maar is doorslaggevend of de twijfel over de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Alvorens de wrakingskamer toekomt aan de beoordeling van de vraag of de vrees voor vooringenomenheid van de rechter onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is, overweegt zij als volgt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzoek.
Het verzoek is op 6 augustus 2013 door verzoeker gedaan en op 8 augustus ter griffie van de rechtbank binnengekomen. Aanleiding voor het verzoek tot wraking van de rechter is volgens verzoeker een brief die hij op 1 augustus 2013 van de rechtbank heeft ontvangen, waarin wordt aangekondigd dat de rechter op 8 augustus 2013 de genoemde zaak zal behandelen.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek daarmee direct na kennisneming van de redengevende feiten en omstandigheden door verzoeker is ingediend. Daarmee is het verzoek tijdig gedaan en dus ontvankelijk.
3.3
Vervolgens ziet de wrakingskamer zich gesteld voor de vraag of het verzoek tot wraking van de rechter door de brief van verzoeker d.d. 18 augustus 2013 als ingetrokken moet worden beschouwd.
De wrakingskamer overweegt dat in de genoemde brief door verzoeker wordt gesteld dat hij alle communicatie met onder andere de nationale rechtspraak (rechtbank Limburg) beëindigt.
De wrakingskamer is van oordeel dat de inhoud van deze brief – gelet op de specifieke bewoordingen van verzoeker dat hij alle
communicatiebeëindigd – niet kan worden opgevat als een intrekking van het verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal daarom worden beoordeeld.
3.4
De wrakingskamer begrijpt het verzoek tot wraking aldus dat verzoekers bedoeling is om te bewerkstelligen dat de rechter de zaak met procedurenummer ROE 13/1962 WWB niet verder zal behandelen, omdat er feiten en omstandigheden zijn waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
In het betoog van verzoeker heeft de wrakingskamer echter geen concrete, door verzoeker beschreven, feiten en omstandigheden aangetroffen die grond zouden kunnen vormen voor de gerechtvaardigde vrees dat de rechter in de thans aanhangige zaak van verzoeker tegen zijn wederpartij niet onpartijdig zal zijn. Verzoeker verwijst immers naar een procedure waarin door de rechter in 2011 uitspraak is gedaan en waarin verzoeker zelf geen procespartij was.
De wrakingskamer is van oordeel dat eerdere (procedurele dan wel inhoudelijke) beslissingen van dezelfde rechter ten nadele van de betrokken verzoeker in het algemeen geen grond vormen om te veronderstellen dat de betrokken rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Dat geldt dus ook indien het een eerder oordeel betreft in een zaak waarin verzoeker zelf geen partij was. Wraking kan niet functioneren als middel om een rechter die eens een onwelgevallige beslissing heeft genomen van de zaak te weren. Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek in deze zaak is van belang dat de rechter in de zaak, waarnaar verzoeker verwijst, niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Nu niet is gebleken van het ontbreken van onpartijdigheid in subjectieve zin, noch van feiten of omstandigheden die aanleiding zouden geven voor een objectief gerechtvaardigde
vrees voor partijdigheid bij deze rechter ten aanzien van verzoeker, dient het verzoek tot wraking van de rechter te worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Oelmeijer, voorzitter, A.M. Schutte en R.A.J. van Leeuwen, rechters, bijgestaan door mr. K. Mahovic, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.