ECLI:NL:RBLIM:2013:5518

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
C-03-183003 A
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking van de kinderrechter in een ondertoezichtstellingzaak

Op 28 augustus 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door de raadsman van verzoekster tijdens een zitting op 1 augustus 2013, waarin een ondertoezichtstelling van het minderjarige kind van verzoekster werd behandeld. De raadsman had het verzoek tot wraking ingediend, maar de rechter gaf aan niet in het verzoek te berusten en wenste ter zitting gehoord te worden. De wrakingskamer heeft op 22 augustus 2013 de behandeling van het verzoek voortgezet, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar haar raadsman wel. De rechter was ook aanwezig.

De raadsman van verzoekster stelde dat hij het verzoek tot wraking niet verder hoefde te motiveren, omdat de rechter al op de hoogte was van de redenen. Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft de raadsman het verzoek alsnog toegelicht, waarbij hij aanhaalde dat de rechter een verzoek van de wederpartij had gehonoreerd dat mogelijk schadelijk was voor de belangen van verzoekster. De rechter daarentegen stelde dat de raadsman het verzoek niet had toegelicht of onderbouwd tijdens de eerdere zitting, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet aanstonds gemotiveerd was en dat de gronden voor wraking niet tijdig waren aangevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Datum uitspraak : 28 augustus 2013
Zaaknummer : C/03/183003/HA RK 13/90
Beschikking van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van:
[verzoekster],wonend te Heerlen,
(hierna: verzoekster),
bijgestaan door mr. P.M.J. Graus,
strekkende tot wraking van mr. [verweerster], kinderrechter in deze rechtbank (hierna: de rechter).

1.De procedure

Op 1 augustus 2013 is tijdens de behandeling ter terechtzitting van de zaak met procedurenummer C/03/182314/JE RK 13/976, strekkende tot ondertoezichtstelling van het minderjarige kind van verzoekster, door haar raadsman een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. Dit verzoek is vastgelegd in het proces-verbaal van deze zitting.
De rechter heeft de wrakingskamer op 1 augustus 2013 meegedeeld dat zij niet in het verzoek tot wraking berust en dat zij ter zitting gehoord wenst te worden. Tevens heeft zij een schriftelijke reactie aan de wrakingskamer doen toekomen.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op 22 augustus 2013. Verzoekster is niet verschenen. Namens verzoekster is wel haar raadsman verschenen. Ook de rechter is verschenen.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van verzoekster

Namens verzoekster brengt de raadsman naar voren dat hij ter zitting van 1 augustus 2013 om aanhouding heeft verzocht. Nadat de rechter dit verzoek had afgewezen, heeft de raadsman op zijn verzoek overleg gevoerd met verzoekster. Na overleg met verzoekster heeft de raadsman de rechter gewraakt, waarop de rechter reageerde met de woorden: “Dat dacht ik al”. De raadsman is van mening dat hij het verzoek tot wraking van de rechter gelet hierop niet verder behoefde te motiveren maar dit ter zitting van de wrakingskamer kon doen.
Namens verzoekster heeft de raadsman ter terechtzitting van de wrakingskamer op 22 augustus 2013 het verzoek tot wraking van de rechter alsnog toegelicht.
Die toelichting komt er zakelijk samengevat op neer dat de raadsvrouw van de wederpartij akte had gevraagd aan de rechter van alle informatie die de raadsman zou gebruiken uit zijn eerdere relatie met de wederpartij als zijn cliënt, zodat dit eventueel in een klachtprocedure tegen de raadsman zou kunnen worden gebruikt. De rechter heeft dit verzoek van de raadsvrouw gehonoreerd. Tijdens een kort moment van overleg met verzoekster gaf zij te kennen dat de raadsman haar op deze manier niet gedegen bij kon staan. Tevens gaf zij aan de rechter te willen wraken. Daarop heeft de raadsman aan dit verzoek gevolg gegeven.

3.Standpunt van de rechter

De rechter stelt zich op het standpunt dat de raadsman van verzoekster het verzoek tot wraking van de rechter ter zitting van 1 augustus 2013, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe, niet heeft toegelicht of nader onderbouwd. Het verzoek tot wraking dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Wat betreft de inhoudelijke toelichting heeft zij aangevoerd dat zij niet meer heeft toegezegd dan dat verzoeken om iets in het proces verbaal van de zitting vast te leggen zullen worden gehonoreerd. Dat is een gebruikelijke toezegging.

4.Beoordeling

In artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
In artikel 37, eerste lid, Rv is bepaald dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het tweede lid van artikel 37 Rv bepaalt dat het verzoek tot wraking schriftelijk en gemotiveerd moet worden gedaan. Tevens is in dat lid bepaald dat na de aanvang van het onderzoek ter zitting het verzoek ook mondeling kan geschieden. Ingevolge het derde lid van dit artikel is de verzoeker tot wraking verplicht alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn verzoek brengen, tegelijk voor te dragen.
Alvorens de rechtbank kan toekomen aan de beoordeling van de vraag of de vrees voor vooringenomenheid van de rechter onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd geacht kan worden, dient in verband met de ontvankelijkheid te worden bezien of het verzoek tijdig is ingediend en de gronden tegelijk zijn aangevoerd.
De wrakingskamer overweegt dat de raadsman ter terechtzitting van 1 augustus 2013 een verzoek tot wraking heeft gedaan namens verzoekster. Dit verzoek heeft hij, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe van de rechter, niet toegelicht dan wel onderbouwd. Eerst ter zitting van de wrakingskamer van 22 augustus 2013 heeft de raadsman de gronden, waarop het wrakingsverzoek rust, bekend gemaakt.
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de raadsman het verzoek tot wraking hiermee niet aanstonds gemotiveerd en zijn de gronden voor wraking niet tijdig naar voren gebracht. De omstandigheid dat de raadsman aannam dat de rechter wel wist waarom zij gewraakt werd, kan niet afdoen aan het bepaalde in artikel 37, derde lid, Rv.
Nu het verzoek tot wraking niet volgens de eisen der wet is geschied, leidt dit tot het oordeel dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek.

5.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking van mr. [verweerster]
niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. F. Oelmeijer en
mr. R.A.J. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.