3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 17 maart 2013 is door een surveillance-eenheid van de politie een onderzoek ingesteld op de afdeling Spoedeisende Hulp van het AZM. Door medewerkers van de ambulancezorg was een melding gedaan dat zij op 17 maart 2013 een vrouw, genaamd [slachtoffer], vanaf het adres [adres] te Maastricht naar het AZM hadden gebracht.
Uit medische informatie betreffende [slachtoffer] is naar voren gekomen dat aan de linker achterzijde in de nek een tweetal horizontaal verlopende huidverkleuringen zichtbaar zijn. Ook aan de linkerzijde van de hals lopen in de richting van de keel twee rode huidverkleuringen. Aan de rechterzijde van de hals zijn eveneens een aantal rode huidverkleuringen zichtbaar. Ook heeft zij een rood aangezicht. Conclusie is dat deze letsels het gevolg zijn van stomp, langsschurend geweld. Het is niet duidelijk of het rode gelaat ook door stuwing veroorzaakt zou kunnen zijn.
Op 18 maart 2013 is [slachtoffer] kort door de politie gehoord. Zij heeft toen verklaard dat haar zoon, [verdachte], haar in haar woning aan de [adres] te Maastricht heeft gewurgd met een veter of een stukje touw.Op 25 maart 2013 heeft [slachtoffer] een uitgebreide verklaring afgelegd. Zij heeft toen verklaard dat zij op 17 maart 2013 samen met verdachte en diens zoon [naam] in genoemde woning was. Na het eten, omstreeks 17.15-17.30 uur, ging [naam] naar het busstation. Zij en verdachte bleven in de woning. Op een gegeven moment kwam verdachte naar haar toe gelopen en draaide een koordje om haar nek. De uiteindes hield hij vast en draaide hij rond, waardoor zij geen lucht meer kreeg. Vervolgens pakte verdachte haar met beide handen vast om haar hals en begon te drukken tegen haar strottenhoofd tot zij weg viel.
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is die [slachtoffer] iets heeft aangedaan. Hij heeft verklaard dat hij zijn zoon [naam] is gevolgd naar het busstation, om te kijken of hij wel echt de bus naar huis zou nemen. Zijn zoon is rond 17.20 uur of 17.25 uur vertrokken uit de woning van [slachtoffer]. Om 17.48 uur zag hij dat de bus waarin zijn zoon was gestapt, vertrok. Door zijn handicap doet hij er ongeveer een half uur over om van het busstation naar de woning van [slachtoffer] te lopen, aldus verdachte. Toen hij terug kwam in de woning van [slachtoffer] trof hij haar onderuit gezakt in een stoel aan en zag hij bloed op de grond liggen. Hij is toen meteen naar de buren gegaan en vervolgens heeft hij 112 gebeld.
Uit de telefoongegevensvan verdachte blijkt dat om 18:52 uur naar het alarmnummer 112 is gebeld.
De buurvrouw, [getuige 1], heeft verklaard dat zij omstreeks 18:12 uur zag dat verdachte buiten een sigaret stond te roken. Daarna is ze gaan eten en de was gaan doen. Opeens hoorde ze haar dochter roepen dat er iets met de buurvrouw was. [getuige 1] is toen naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Zij zag dat verdachte buiten stond en aan het bellen was. Binnen gekomen zag zij [slachtoffer] hangen in een stoel. Haar hoofd hing helemaal naar achteren en er lag bloed op de grond. Zij voelde aan de onderkant van haar kin om te kijken of ze iets kon voelen of horen. Ze voelde en hoorde niets. Ze heeft verdachte herhaaldelijk om zijn telefoon gevraagd teneinde 112 te kunnen bellen. Ondertussen heeft zij [slachtoffer] op de grond gelegd die daarbij in het geheel niet blijk gaf van enige reactie. Door de meldkamer van 112 werd gevraagd of zij kon reanimeren. [getuige 1] heeft hier ja op geantwoord en is hiermee begonnen. Toen zij voor de derde keer op de borst drukte kwam er bloed uit de mond van [slachtoffer] en kwam ze een beetje bij. Zij voelde toen dat [slachtoffer] weer een beetje ademde. Toen kwam het ambulancepersoneel. Die plaatsten een buisje in haar keel en toen kwam er bloed naar buiten. De buurvrouw heeft verder verklaard dat zij al veel heeft gezien vanwege het feit dat ze EHBO heeft en in een park werkt, maar dit had ze nog nooit gezien.
De dochter van de buurvrouw, [getuige 2], heeft verklaard dat verdachte om 18:45 uur op het raam klopte en zei dat er iets met zijn moeder aan de hand was. [getuige 2] trof [slachtoffer] in een eetkamerstoel aan. Zij is vervolgens haar moeder gaan halen en verdachte heeft 112 gebeld.
De verwurging
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of iemand [slachtoffer] heeft getracht te wurgen. De raadsvrouw heeft immers aangevoerd dat hiervoor geen bewijs voorhanden is nu het letsel niet eenduidig is. Misschien is [slachtoffer] - waarvan vast staat dat zij veel alcohol gedronken had - wel gevallen tegen een voorwerp, bijvoorbeeld een kast.
De rechtbank deelt die mening niet. In de eerste plaats niet vanwege haar eigen verklaring, luidende dat zij gewurgd is met een koord. Het geconstateerde letsel – rode striemen in de nek - past hierbij en niet bij een val. Verder is het voor de rechtbank moeilijk voorstelbaar dat [slachtoffer] zo hard tegen een voorwerp is gevallen dat zij daardoor het bewustzijn is verloren, maar dat zij wel eerst nog in een stoel is gaan zitten.
De dader
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is de vraag of er voldoende bewijs voorhanden is dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft proberen te wurgen.
De rechtbank is van oordeel dat dit bewijs inderdaad voorhanden is. De rechtbank baseert dit oordeel in de eerste plaats op de verklaring van [slachtoffer] die heeft verklaard dat verdachte degene is die geprobeerd heeft haar te wurgen.
Met betrekking tot de geloofwaardigheid van deze verklaring merkt de rechtbank op dat de rechtbank het zich niet kan voorstellen dat, indien het niet haar zoon zou zijn geweest die zou hebben geprobeerd haar te wurgen maar een vreemde indringer, zij deze vreemde indringer in bescherming zou hebben willen nemen ten koste van haar zoon door hem als de dader aan te wijzen. Uit het dossier blijkt dat behalve zijn moeder zich niemand om verdachte bekommerde. Zij was de enige die hem opving en bij haar thuis liet slapen zodat in de relatie tussen [slachtoffer] en haar zoon voor een dergelijk “plot” geen enkele aanwijzing te vinden is.
De verklaring van verdachte acht de rechtbank bovendien niet geloofwaardig. Indien verdachte om 17:48 uur vanaf het busstation zou zijn vertrokken naar de woning, zoals hij heeft verklaard, en hij hier naar eigen zeggen ongeveer een half uur over heeft gedaan, dan zou hij pas rond 18:20 uur weer in de woning terug zijn geweest.
Uit de verklaring van buurvrouw [getuige 1] blijkt echter dat zij hem omstreeks 18:12 uur bij de woning een sigaret heeft zien roken. Zij weet dit zeker, omdat zij op dit tijdstip een sms-berichtontving van de zus van verdachte met het verzoek even bij haar moeder te gaan kijken of daar alles in orde was. De zus van verdachte heeft verklaard dat zij om 18:03 uur een telefoontje van haar moeder had gekregen met het verzoek of ze langs wilde komen, omdat moeder ruzie had met verdachte. Moeder durfde niet met de buurvrouw te bellen, omdat verdachte buiten stond te roken en zij bang was dat hij het zou merken. Aangezien de zus van verdachte op dat moment onderweg was naar de huisartsenpost heeft zij de buurvrouw een sms gestuurd met het verzoek om even te gaan kijken.De buurvrouw heeft toen naar buiten gekeken om te zien of ze iets vreemds zag en zag verdachte een sigaret roken.
De verklaring van verdachte is ook om een andere reden ongeloofwaardig. Indien hij inderdaad naar het busstation zou zijn gegaan en van daaruit rond 17.48 uur weer naar de woning van [slachtoffer] zou zijn gelopen, dan zou hij daar – uitgaande van zijn eigen verklaring – omstreeks 18:20 uur zijn aangekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn thuiskomst [slachtoffer] gewond aantrof en dat hij toen meteen hulp is gaan halen bij de buren.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] (de dochter van de buurvrouw) blijkt echter dat verdachte pas om 18:45 uur op het raam van de buren heeft geklopt en volgens de telefoongegevens is pas om 18:52 uur door verdachte naar 112 gebeld. Indien wordt uitgegaan van de tijden/tijdstippen die verdachte noemt, was hij dus al 25 minuten thuis voordat hij hulp ging halen. Dit strookt niet met zijn verklaring dat hij [slachtoffer] bij thuiskomst gewond aantrof en meteen hulp is gaan halen.
De rechtbank is gelet op de hierboven genoemde verklaringen van de buurvrouw, de dochter van de buurvrouw en de zus van verdachte van oordeel dat de verklaringen van verdachte dat hij niet in de woning was toen [slachtoffer] werd gewurgd en dat hij haar op haar stoel heeft gevonden en meteen hulp is gaan halen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is op basis van genoemde verklaringen van oordeel dat verdachte de woning van [slachtoffer] niet heeft verlaten toen zijn zoon naar de bushalte ging, maar daar is gebleven. De rechtbank is tevens van oordeel dat [slachtoffer] nog ongedeerd was toen zij rond 18:03 uur met haar dochter belde. Verdachte stond rond diezelfde tijd buiten de woning een sigaret te roken. Aangezien er geen enkele aanwijzing is dat er na dat tijdstip iemand anders in de woning is geweest die [slachtoffer] heeft geprobeerd te wurgen en [slachtoffer] verdachte aanwijst als de dader, is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is geweest die zijn moeder heeft geprobeerd te wurgen.
Opzet
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Uit de verklaring van verdachte kan dat opzet niet worden afgeleid. Uit de verklaring van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] een touw of koord om de hals heeft gedaan en dit vervolgens heeft aangetrokken, waardoor zij geen lucht meer kreeg. Ook heeft verdachte haar daarna met beide handen om de hals vastgepakt en deze dichtgeknepen, waardoor [slachtoffer] wederom geen lucht kreeg en het bewustzijn verloor. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat [slachtoffer] niet aanspreekbaar was op het moment dat zij haar aantroffen en dat zij haar zelfs hebben moeten reanimeren. Zij begon pas daarna weer een beetje te ademen.
De rechtbank is gelet op deze verklaringen van oordeel dat verdachte de keel van [slachtoffer] met zoveel kracht en gedurende zo lange tijd heeft dichtgehouden dat zij buiten bewustzijn is geraakt, niet meer ademde en moest worden gereanimeerd. Verdachte heeft zich daarmee op zijn minst blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn moeder hierdoor zou komen te overlijden. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Het zo lang dichtgeknepen houden van iemands keel totdat die persoon het bewustzijn verliest is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd zijn moeder te doden.
Onvoltooide poging/vrijwillige terugtred
De raadsvrouw heeft subsidiair nog gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er sprake is van een vrijwillige terugtred dan wel van een onvoltooide poging. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, waardoor zij niet kon ademhalen en zelfs het bewustzijn heeft verloren. De buurvrouw trof haar bewegingloos aan op een stoel. Pas nadat zij met reanimeren was gestart begon [slachtoffer] weer te ademen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zodanig “begin van uitvoering” dat gesproken kan worden van een voltooide poging.
Voor een beroep op vrijwillige terugtred is vereist dat verdachte uit zich zelf, zonder invloed van buiten af, tot inkeer is gekomen. Daarvoor heeft de rechtbank geen enkele aanwijzing in het dossier aangetroffen. In de eerste plaats heeft verdachte zelf daar niets over verklaard, maar komt het beroep uit de mond van de raadsvrouw, zonder enige feitelijke onderbouwing. De rechtbank merkt daar bij op dat het feit dat verdachte niet direct zelf 112 heeft gebeld, maar eerst naar de buren is gegaan en pas na aandringen van de buurvrouw 112 is gaan bellen, het beroep niet sterker maakt. Verder gaat de rechtbank er van uit dat verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen tot zij niet meer bewoog en geen teken van leven meer gaf. Zo is zij immers door de buurvrouw aangetroffen. Dat duidt volgens de rechtbank niet op “tot inkeer komen” maar op doorgaan tot men denkt dat het feit is uitgevoerd.
Gelet hierop en op de aard van de reeds verrichte gedragingen is de rechtbank van oordeel dat er niet alleen gesproken kan worden van een voltooide poging, maar acht de rechtbank het tevens niet aannemelijk dat er bij verdachte sprake is geweest van vrijwillige terugtred.