ECLI:NL:RBLIM:2013:5359

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
03/702749-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van valsheid in geschrift en poging tot oplichting met onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 september 2013, stond de verdachte terecht voor valsheid in geschrift en (poging tot) oplichting. De tenlastelegging betrof het vervalsen van brieven en het oplichten van de gemeente Maastricht in de periode van 9 juni 2006 tot en met 3 juli 2006. De verdachte, die niet aanwezig was op de laatste zitting, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H. Slighers. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank onderzocht de bewijsvoering en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de valsheid in geschrift. De rechtbank merkte op dat de enkele functie van verdachte als bestuurder van de medeverdachte niet voldoende was om te concluderen dat hij opdracht had gegeven tot het vervalsen van de brieven. De verklaringen van getuigen wezen niet op een actieve rol van de verdachte in de onderneming, en er was geen bewijs dat hij de brieven had ondertekend of feitelijk leiding had gegeven aan de verboden handelingen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte vrijgesproken moest worden van zowel valsheid in geschrift als poging tot oplichting, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij betrokken was bij de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechtbank de verdachte op de hoogte stelde van zijn recht om binnen 14 dagen in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 03/702749-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 september 2013
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Raadsman is mr. J.H. Slighers, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 29 november 2011 en 27 augustus 2013. De verdachte is op laatstgenoemde zitting niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 9 juni 2006 tot en met 3 juli 2006 samen met (een) ander(en) valsheid in geschrifte heeft gepleegd, door brieven te vervalsen of valselijk op te maken, danwel hier opdracht toe te geven of feitelijk leiding aan te geven.
Feit 2:in voornoemde periode samen met (een) ander(en) de gemeente Maastricht heeft opgelicht dan wel heeft geprobeerd om de gemeente Maastricht op te lichten, danwel hier opdracht toe te geven of feitelijk leiding aan te geven.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de door hem in het requisitoir weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [medeverdachte 1] wel degelijk een retentierecht had op het schip “[naam schip]”, zodat van valsheid in geschrifte en/of (poging tot) oplichting geen sprake is. In het dossier bevindt zich weliswaar één verklaring waaruit zou kunnen blijken dat van een retentierecht geen sprake was, doch die enkele verklaring is onvoldoende om tot een bewezen verklaring te kunnen komen van de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat van oktober 2000 tot februari 2007 bij scheepswerf [naam 1] te Maastricht een schip heeft gelegen, genaamd de [naam schip]. Dit schip was eigendom van [naam 2] en werd door de eigenaar van de scheepswerf (de medeverdachte [medeverdachte 1]) gebruikt als huisvestiging voor Poolse en Roemeense medewerkers van de werf. In 2002 en 2004 heeft de gemeente Maastricht aan [naam 2] een aantal dwangsommen opgelegd wegens (o.a.) overtreding van bepaalde regels van het bestemmingsplan. In september 2005 wilde de gemeende het schip laten veilen ter inning van de verbeurde dwangsommen. [medeverdachte 1] heeft deze veiling weten tegen te houden door te stellen dat zij een retentierecht op het schip had. [medeverdachte 1] heeft dit aan de gemeente kenbaar gemaakt in een brief van 9 juni 2006 en kort daarop in nog twee andere brieven van 3 juli 2006.
Bij vonnis van heden in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de rechtbank beslist dat er van een retentierecht van [medeverdachte 1] op het schip “[naam schip]” geen sprake is geweest. De brieven van 9 juni 2006 (1x) en 3 juli 2006 (2x) van [medeverdachte 1] gericht aan de gemeente Maastricht, waarin dit retentierecht wordt gepretendeerd, zijn dus valselijk opgemaakt. Verdachte was ten tijde van het opstellen van deze brieven bestuurder van [medeverdachte 1].
Volgens de officier van justitie heeft verdachte opdracht gegeven tot het opmaken en versturen van deze brieven, althans heeft hij er feitelijk leiding aan gegeven, althans heeft hij het zelf gedaan. In dat verband heeft hij gewezen op de drie brieven waaronder steeds staat: “[medeverdachte 2] i.o. [verdachte]”. De verdediging heeft het standpunt van de officier van justitie betwist.
De rechtbank acht in dit kader van belang dat het enkele feit dat men bestuurder is nog niet maakt dat men opdracht tot - of feitelijk leiding heeft gegeven aan - de verboden handelingen (zie o.a. HR 24-08-2004; LJN AP1508). Uit de bewijsmiddelen moet van het een of het ander blijken.
De rechtbank heeft echter in het dossier geen bewijsmiddelen aangetroffen waaruit volgt
dat verdachte zelf de opdracht tot het valselijk opmaken heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven of een en ander zelf zou hebben gedaan. Daarbij merkt de rechtbank nog het volgende op.
Één van de valselijk opgemaakte brieven is ondertekend door [medeverdachte 2]. Dit wordt ook door [medeverdachte 2] erkend. De herkomst van de handtekeningen onder de andere twee brieven is onbekend. Er is in ieder geval geen bewijs dat verdachte één of meer van deze brieven heeft ondertekend.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaringen afgelegd met betrekking tot de gang van zaken binnen [medeverdachte 1]. Zij verklaren niet over een daadwerkelijke rol van verdachte bij het opmaken van deze brieven. Bovendien verklaren zij dat de leiding feitelijk in handen was van [bestuurder medeverdachte 1], [naam 3] en [naam 4]. [getuige 1], die op het kantoor van [medeverdachte 1] werkte, had [verdachte] zelf nog nooit gezien. Getuige [getuige 2] zag hem als een stroman. Beiden beschrijven geen actieve rol voor verdachte binnen de onderneming. Met andere woorden, hetgeen uit het dossier blijkt over de dagelijkse gang van zaken binnen de onderneming wijst niet op betrokkenheid van [verdachte].
Alleen de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte enige rol gespeeld heeft bij
het onderteken van de brief van 9 juni 2006. Nadat [bestuurder medeverdachte 1] hem gevraagd had zich naar de “[naam schip]” te begeven en hij daar van de secretaris van [bestuurder medeverdachte 1], [naam 5], de brief overhandigd had gekregen met het verzoek deze te tekenen zou hij [verdachte] gebeld hebben met de vraag of dat goed was. Dit is echter de enige verklaring over de rol van [verdachte] in deze kwestie die bovendien is afgelegd door een medeverdachte die er belang bij kan hebben zijn rol zo onbeduidend mogelijk te maken. Daarmee is deze verklaring van [medeverdachte 2] niet boven iedere twijfel verheven.
Nu er in de ogen van de rechtbank onvoldoende bewijs is voor enige betrokkenheid van verdachte bij het valselijk opmaken van de brieven, dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
Feit 2
Op de gronden die hiervoor zijn besproken dient verdachte eveneens voor de feiten, zoals hem onder feit 2 worden verweten te worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder
1en
2tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 september 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2006 tot en met 3 juli 2006 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meerdere brief/brieven, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk, in strijd met de waarheid,
- in een brief, gedateerd 9 juni 2006, opgenomen of doen opnemen dat [medeverdachte 1] wegens achterstallige huurgelden retentierechten (te weten een bedrag van 786.846 euro) uitoefent op een vaartuig ('de [naam schip]');
- in een brief met bijlage, gedateerd 3 juli 2006, (wederom) opgenomen of doen opnemen dat, [medeverdachte 1], wegens achterstallige huurgelden retentierechten (te weten een bedrag van 789,786 euro) uitoefent op een vaartuig ('de [naam schip]');
- in een brief, gedateerd 3 juli 2006, opgenomen of doen opnemen dat [medeverdachte 1], wegens achterstallige huurgelden retentierechten (te weten een bedrag van 789.786 euro) uitoefent op een vaartuig ('de [naam schip]') en/of (vervolgens) dat dit niet de kosten betreft van het in- en uitdokken en/of dat de kosten voor het in- en uitdokken worden begroot op het ogenblik dat het schip eventueel door nieuwe eigenaars wordt opgehaald,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met (een) ander(en) tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en).
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2006 tot en met 3 juli 2006 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,de gemeente Maastricht heeft bewogen tot de afgifte van een vaartuig (te weten
'[naam schip]'), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, in elk geval eenmaal,(in antwoord op het voornemen tot veiling/verkoop van het vaartuig voornoemd)
- ( schriftelijk) te kennen gegeven dat [medeverdachte 1] vanwege achterstallige huurgelden, retentierechten (te weten een bedrag van 786.846 euro en/of 798.786 euro) uitoefent op het betreffende vaartuig,
waardoor de gemeente voornoemd werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met (een) ander(en) tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2006 tot en met 3 juli 2006 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de gemeente Maastricht heeft bewogen tot de afgifte van een vaartuig (te weten '[naam schip]'), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, in elk geval eenmaal,(in antwoord op het voornemen tot veiling/verkoop van het vaartuig voornoemd)
- ( schriftelijk) te kennen gegeven dat [medeverdachte 1] vanwege achterstallige huurgelden, retentierechten (te weten een bedrag van 786.846 euro en/of 798.786 euro) uitoefent op het betreffende vaartuig,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met (een) ander(en) tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en).
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 03/702749-10
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 10 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman: mr. J.H. Slighers, advocaat te Maastricht.