Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de inleidende dagvaarding met producties;
- het verstekvonnis d.d 21 november 2012 van de kantonrechter te Venlo;
- het exploot van oproeping;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek.
2.De vaststaande feiten
Voor leden die voor 1-12-2011 lid geworden zijn)van eiseres luidt:
3.Het geschil
,terwijl de onderhavige overeenkomsten ruimschoots voor deze datum, te weten op 24 november 2010, tot stand zijn gekomen. Aan deze wet komt geen terugwerkende kracht toe.
Eiseres heeft op 26 januari 2012 een opzegging van gedaagde mogen ontvangen. Daar gedaagde heeft verzuimd zijn opzegging vóór 27 november 2011 aan eiseres te doen toekomen, heeft eiseres het abonnement van gedaagde, met inachtneming van de geldende algemene voorwaarden, op 27 november 2011 wederom met één jaar verlengd. Ondanks zijn opzegging is gedaagde dan ook tot en met 27 november 2012 betalingsplichtig jegens eiseres.”
4.De beoordeling van het geschil
dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, elektriciteit daaronder begrepen en dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding” (volgt art. 6:236 onderdeel j BW). Art. 6:236 BW staat ook wel bekend als de “zwarte lijst” of “de lijst van nietige bedingen”; de wetswijziging wel bekend onder de naam de Wet van Dam”.
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de dertiende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
- dat bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij / consument als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding;
- waarbij een overeenkomst tot geregeld doen van verrichtingen (in casu een fitness-
- leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur (in casu een jaar),
- zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand (zoals in casu).
-In het oorspronkelijke wetsvoorstel (Kamerstuk 2005-2006, 30520 nr. 2) is in artikel III voorgesteld de wet in werking te laten treden met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst;
-In de Memorie van Toelichting (Kamerstuk 2005-2006, 30520, nr. 3) is over artikel III opgemerkt dat de wetswijziging niet voorziet in overgangsrecht en dat de wijziging daardoor ook van toepassing is op al gesloten overeenkomsten;
-Kamerstuk 2006-2007, 30520 nr. 4 betreft het advies van de Raad van State en de reactie van de indieners van het wetsvoorstel. De Raad van State heeft op dit punt, gelet op de looptijd van overeenkomsten als bedoeld in het voorstel en artikel 191 Overgangswet NBW geadviseerd de termijn tot een jaar te verlengen, dan wel een overgangsbepaling in de Overgangswet NBW op te nemen waarmee wordt voorzien in een overgangsperiode van een jaar;
-De indieners van het wetsvoorstel hebben het wetsvoorstel hierop zodanig aangepast, dat voorzien is in een overgangstermijn van een jaar (Kamerstuk 2006-2007, 30520 nr. 5). Artikel III is gewijzigd en is komen te luiden: Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de dertiende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst;
-In de Memorie van Toelichting (Kamerstuk 2006-2007, 30520, nr. 6) is vervolgens opgenomen bij artikel III: Deze wijziging voorziet niet in overgangsrecht. De wet zal namelijk in werking treden met ingang van de eerste dag van de dertiende kalendermaand na de uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Dit geeft betrokkenen een jaar de tijd om zich aan de nieuwe bepalingen aan te passen, hetgeen overgangsrecht overbodig maakt.