Op 10 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van langdurige uitkeringsfraude. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 9 april 2013 en 27 augustus 2013. Tijdens de laatste zitting was de verdachte niet aanwezig, en zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, gaf aan niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren. De rechtbank verleende verstek tegen de niet verschenen verdachte. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk gegevens had verzwegen die van belang waren voor zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV en het GAK. De tenlastelegging betrof het opzettelijk nalaten van het verstrekken van relevante informatie over zijn werk in Luxemburg van 11 februari 2002 tot 1 juni 2011.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte in deze periode inkomsten had genoten uit werkzaamheden en een uitkering in Luxemburg, maar deze niet had gemeld aan de uitkerende instanties. Dit was in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte ernstig misbruik had gemaakt van het sociale stelsel, wat afbreuk deed aan de solidariteit en uiteindelijk de mensen die afhankelijk zijn van het stelsel benadeelde. De rechtbank hield rekening met de lange periode van fraude en de aanzienlijke schade die de verdachte had veroorzaakt, en oordeelde dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats was. De beslissing berustte op de artikelen 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.