ECLI:NL:RBLIM:2013:5303

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
10 september 2013
Zaaknummer
03/830016-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens langdurige uitkeringsfraude

Op 10 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van langdurige uitkeringsfraude. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 9 april 2013 en 27 augustus 2013. Tijdens de laatste zitting was de verdachte niet aanwezig, en zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, gaf aan niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren. De rechtbank verleende verstek tegen de niet verschenen verdachte. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk gegevens had verzwegen die van belang waren voor zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV en het GAK. De tenlastelegging betrof het opzettelijk nalaten van het verstrekken van relevante informatie over zijn werk in Luxemburg van 11 februari 2002 tot 1 juni 2011.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte in deze periode inkomsten had genoten uit werkzaamheden en een uitkering in Luxemburg, maar deze niet had gemeld aan de uitkerende instanties. Dit was in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte ernstig misbruik had gemaakt van het sociale stelsel, wat afbreuk deed aan de solidariteit en uiteindelijk de mensen die afhankelijk zijn van het stelsel benadeelde. De rechtbank hield rekening met de lange periode van fraude en de aanzienlijke schade die de verdachte had veroorzaakt, en oordeelde dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats was. De beslissing berustte op de artikelen 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 03/830016-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 september 2013
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres].

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de terechtzittingen van 9 april 2013 en 27 augustus 2013. Op de terechtzitting van 27 augustus 2013 is als raadsman van verdachte verschenen mr. J.P.A. van Schaik, die bij aanvang van de terechtzitting te kennen heeft gegeven dat hij door verdachte niet uitdrukkelijk is gemachtigd om de verdediging te voeren. De rechtbank heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer verdachte in de periode van 11 februari 2002 tot 1 juni 2011 opzettelijk heeft nagelaten gegevens te verstrekken die van belang waren voor de beoordeling van zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voor het UWV en het GAK opzettelijk heeft verzwegen dat hij vanaf 2 februari 2002 tot en met 6 juni 2009 in Luxemburg werkzaam was als vrachtwagenchauffeur en dat hij vanaf 6 juni 2009 aldaar een invalidepension kreeg, terwijl deze informatie noodzakelijk was voor het UWV en het GAK om te kunnen beoordelen of verdachte aanspraak kon maken op een WAO-uitkering. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
De verdachte heeft in de periode vanaf 23 augustus 2001 tot 1 juni 2011 in Nederland een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen van het UWV en het GAK. [2] Deze uitkering was tot 2 oktober 2007 gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.Op 26 juli 2007 vond een arbeidskundig onderzoek plaats naar de mate van arbeids(on)geschiktheid, in het kader van de wettelijke eenmalige herbeoordeling WAO voor personen in de leeftijd van 40 tot 50 jaar. In een telefonisch gesprek met de arbeidsdeskundige gaf de verdachte aan dat hij op dat moment geen werkzaamheden verrichte en dat hij in het geheel geen werkzaamheden meer kon verrichten. De arbeidsongeschiktheid van verdachte werd naar aanleiding van het arbeidskundig onderzoek per 2 oktober 2007 vastgesteld op 45-55%. [3]
Verdachte heeft op 2 oktober 2002, 15 september 2003, 5 september 2005, 16 augustus 2006 en 12 januari 2010 het formulier ‘Actuele gegevens arbeidsongeschiktheidsverzekering’, afkomstig van het UWV/GAK, ingevuld en ondertekend in zijn woonplaats in Duitsland.
Op deze door verdachte ingevulde en ondertekende formulieren staat onder het kopje ‘toelichting’ vermeld dat wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de uitkering of toeslag, op eigen initiatief aan het UWV/GAK moeten worden gemeld. Ook staat vermeld dat eventuele wijzigingen in het inkomen en andere uitkeringen onmiddellijk moeten worden gemeld. De verdachte heeft op de formulieren telkens ingevuld dat hij in dat jaar of het jaar daarvoor niet heeft gewerkt en dat hij naast de arbeidsongeschiktheidsuitkering geen andere uitkering heeft ontvangen. [4]
Op 22 juli 2010 is bij het UWV een brief binnen gekomen van het Caisse Nationale d’Assurance Pension (CNAP) te Luxemburg. Uit deze brief blijkt dat verdachte vanaf 11 februari 2002 tot 31 mei 2004 werkzaam is geweest bij de firma ‘[bedrijf 1]’ en vanaf 1 september 2005 tot 21 juni 2009 bij de firma ‘[bedrijf 2]’. [5]
Het UWV heeft vervolgens aan voornoemde firma’s een vragenformulier toegestuurd met het verzoek daarop onder meer in te vullen hoeveel uren de verdachte had gewerkt en hoe hoog zijn brutoloon was. Uit de geretourneerde vragenformulieren bleek dat verdachte bij beide firma’s 173 uren per maand had gewerkt en daarmee ongeveer tussen € 2.559,00 en
€ 3.253,00 bruto per maand had verdiend. [6]
Voorts bleek uit een brief van het CNAP van 6 april 2011 dat verdachte vanaf 22 juni 2009 in Luxemburg een “invalidenpension” ontving. [7]
De rechtbank concludeert uit bovenstaande bewijsmiddelen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode inkomsten uit werkzaamheden en een uitkering heeft genoten in Luxemburg en dat hij dit niet heeft gemeld aan het UWV en het GAK, terwijl die informatie relevant was voor de uitkerende instanties om zijn recht op een WAO-uitkering te kunnen beoordelen. Gelet op de toelichting op de formulieren ‘Actuele gegevens arbeidsongeschiktheidsverzekering’ die de verdachte meermalen heeft ingevuld, ondertekend en geretourneerd, was hij wel verplicht deze werkzaamheden en inkomsten te melden bij het UWV en het GAK. Nu hij dit niet heeft gedaan acht de rechtbank het tenlastegelegd feit wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
in de periode van 11 februari 2002 tot 1 juni 2011 in Nederland en/of de Bondsrepubliek Duitsland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten krachtens artikel 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf , terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk nagelaten het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) en het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in te lichten over alle door hem uitgevoerde werkzaamheden en alle door hem verkregen inkomsten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken
tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, terwijl hij in Nederland een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot, gedurende ruim negen jaren verzwegen dat hij in Luxemburg een fulltime baan had als vrachtwagenchauffeur en, nadat hij met dit werk was gestopt, in Luxemburg een invalidenpensioen ontving. Verdachte heeft hierdoor ten onrechte een uitkering ontvangen van ruim € 125.000,00. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een arbeidsongeschiktheidsuitkering is immers bedoeld om de mensen, die niet meer in staat zijn om te werken en dus niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, toch te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe. Verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht willen gegeven in zijn beweegredenen, zodat de rechtbank daar niet ten gunste van verdachte rekening mee kan en zal houden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voorts acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat de verdachte (in Nederland) niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is, gelet op de lange periode waarin de verdachte de uitkeringsfraude heeft gepleegd en de schade die hij daarmee heeft veroorzaakt, van oordeel dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden en zal deze straf ook aan de verdachte opleggen. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 september 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
in of omstreeks de periode van 11 februari 2002 tot 1 juni 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland en/of in Beerfelden, Ketsch en/of Brühl, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten krachtens artikel 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk nagelaten het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) en/of het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in te lichten over (alle) door hem uitgevoerde werkzaamheden en/of (alle) door hem verkregen inkomsten.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 03/830016-12
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 10 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman: mr. J.P.A. Van Schaik, advocaat te Veenendaal.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
2.Een geschrift, zijnde een brief van het UWV, gedateerd 9 januari 2012 en gericht aan de verdachte, als bijlage 20 gevoegd bij het proces-verbaal Werknemersfraude met proces-verbaalnummer 1261089.
3.Een geschrift, zijnde een arbeidsdeskundige rapportage d.d. 26 juli 2007, als bijlage 6 gevoegd bij het proces-verbaal Werknemersfraude met proces-verbaalnummer 1261089.
4.Geschriften, zijnde formulieren ‘Actuele gegevens arbeidsongeschiktheidsverzekering’, als bijlage
5.Een geschrift, zijnde een brief van de CNAP, gedateerd 19 juli 2010 en gericht aan het UWV, als bijlage 11 gevoegd bij het proces-verbaal Werknemersfraude met proces-verbaalnummer 1261089.
6.Geschriften, zijnde ingevulde vragenformulieren betreffende werkzaamheden van verdachte, als bijlage 12 gevoegd bij het proces-verbaal Werknemersfraude met proces-verbaalnummer 1261089.
7.Een geschrift, zijnde een brief van de CNAP, gedateerd 6 april 2011 en gericht aan verdachte, als bijlage 14 gevoegd bij het proces-verbaal Werknemersfraude met proces-verbaalnummer 1261089.