In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen YELLOW WORKS B.V. en gedaagde, die als bestuurder-aandeelhouder van een failliete vennootschap fungeerde. Eiseres, YELLOW WORKS B.V., heeft gedaagde gedagvaard voor een vordering tot betaling van € 41.500,-, die voortvloeit uit openstaande facturen voor het inlenen van arbeidskrachten door de vennootschap. De vennootschap was op 17 april 2012 failliet verklaard en had de gefactureerde bedragen niet voldaan. Eiseres stelt dat gedaagde zich borg heeft gesteld voor de betaling van deze bedragen, zoals vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst van 16 februari 2012. Gedaagde betwist echter de echtheid van zijn handtekening op deze overeenkomst en stelt dat hij nooit borg heeft gestaan voor de vorderingen van eiseres.
De rechtbank heeft eiseres toegelaten om bewijs te leveren van de handtekening van gedaagde op de vaststellingsovereenkomst. Indien eiseres hierin slaagt, zal de rechtbank oordelen dat gedaagde als borg kan worden aangesproken voor de betaling van € 30.402,14, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 december 2012. De rechtbank overweegt dat, gezien de rol van gedaagde als bestuurder-aandeelhouder, de toestemming van zijn echtgenote voor de borgstelling niet vereist was, omdat deze borgstelling ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap geschiedde. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.