ECLI:NL:RBLIM:2013:5109

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
04/860559-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige staande houding en aanhouding leidt tot vrijspraak wegens onherstelbaar vormverzuim

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 4 september 2013, stond de verdachte terecht voor het bezit van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de staande houding en aanhouding van de verdachte onrechtmatig waren. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de verbalisanten onvoldoende feiten of omstandigheden hadden om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen. De verdachte was op 17 augustus 2012 in de gemeente Venray staande gehouden door de politie, die op dat moment informatie had over drugshandel in de omgeving. Ondanks dat de verdachte zenuwachtig was en de politie een auto met Duits kenteken had gezien, was dit niet voldoende om hem aan te houden. De rechtbank concludeerde dat de staande houding onrechtmatig was, omdat er geen concrete aanwijzingen waren voor een strafbaar feit.

De rechtbank benadrukte dat de schending van belangrijke strafvorderlijke voorschriften leidde tot een onherstelbaar vormverzuim. Dit had als gevolg dat het bewijs, dat was verkregen na de onrechtmatige aanhouding, uitgesloten moest worden van het bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde, omdat er geen ander bewijs was dat zijn schuld kon aantonen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De griffier was ook aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/860559-12
Datum uitspraak : 4 september 2013
Verstek
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres].

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft op 21 augustus 2013 gehoord de officier van justitie.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1. hij op of omstreeks 17 augustus 2012 in de gemeente Venray opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. (artikel 2 Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich ambthalve voor de vraag gesteld of het optreden van verbalisanten jegens verdachte rechtmatig was.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2012 betreffende de aanhouding van verdachte blijkt dat verbalisanten op 17 augustus 2012 naar aanleiding van ambtshalve bekende informatie van drugshandel in (de omgeving van) de wijk ’t Brukske te Venray, terwijl de kopers van deze drugs meestal in Duitsland woonachtig zijn, alsmede een MMA-melding d.d. 27 juli 2012 omtrent drugshandel op een parkeerplaats bij het winkelcentrum in die wijk, kennelijk post hadden gevat in betreffende buurt. Op een gegeven moment zagen zij een personenauto met een Duits kenteken de wijk ’t Brukske inrijden, parkeren op betreffende parkeerplaats en de bestuurder – naar later bleek verdachte – weglopen om deze een klein half uur later weer te zien. Verdachte werd vervolgens een stopteken gegeven en hem werd naar zijn paspoort of identiteitsbewijs gevraagd. Desgevraagd ontkende verdachte verdovende middelen bij zich te hebben. Ook na zoekend rondkijken in zijn auto en oppervlakkige aftasting van verdachtes kleding troffen verbalisanten op het eerste oog geen verdovende middelen aan. Aangezien men toch ernstig het vermoeden had dat verdachte verdovende middelen bij zich droeg en hij erg zenuwachtig was, besloot men verdachte aan te houden op verdenking van bezit van verdovende middelen genoemd op lijst I dan wel lijst II van de Opiumwet. Nadien werd verdachte op het politiebureau aan zijn kleding onderzocht, waarbij cocaïne werd aangetroffen en waarna verdachte een bekennende verklaring aflegde.
Voor de beantwoording van de vraag of het optreden van de verbalisanten rechtmatig was, acht de rechtbank in het bijzonder de artikelen 27 en 52 tot en met 54 van het Wetboek van Strafvordering van belang. Artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat, voordat de vervolging is aangevangen, als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. Artikelen 52 tot en met 54 van het Wetboek van Strafvordering geeft opsporingsambtenaren onder omstandigheden de bevoegdheid de verdachte staande en eventueel aan te houden.
Uit het hierboven genoemde proces-verbaal volgt dat verbalisanten verdachte hebben staande gehouden naar aanleiding van de informatie die hen ambtshalve bekend was over drugshandel in de betreffende wijk en kennelijk de aanwezigheid van verdachte in die wijk. De rechtbank is van oordeel dat het enkele gegeven dat verdachte reed in een auto met Duits kenteken en zijn auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats bij een winkelcentrum, waarvan de politie ambtshalve bekend is dat daar in drugs wordt gehandeld, vervolgens een klein half uur uit zicht van de verbalisanten is en dan weer weg rijdt, onvoldoende is om een redelijk vermoeden van schuld aan te kunnen nemen. Dit brengt met zich mee dat reeds de staande houding onrechtmatig is. Voorts waren verbalisanten niet bevoegd de kleding van verdachte oppervlakkig af te tasten. Na de staande houding ontkende verdachte desgevraagd drugs in zijn bezit te hebben en werden ook geen drugs aangetroffen in de auto of kleding van verdachte. De gestelde verdenking is derhalve niet nader geconcretiseerd, maar verdachte werd desalniettemin aangehouden.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat zich noch op het moment van de staandehouding, noch op het moment van aanhouding de situatie voordeed dat ten aanzien van de verdachte uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeide, laat staan dat er sprake was van ernstige bezwaren die een onderzoek aan lichaam en kleding rechtvaardigden.
Het vorenstaande in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat het optreden van de verbalisanten jegens de verdachte van de aanvang af onrechtmatig is geweest. Omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim inhoudende schending van belangrijke (strafvorderlijk) voorschriften en er tevens sprake is van een direct causaal verband tussen de geschonden voorschriften en het na die schending verkregen bewijsmateriaal – bestaande uit de (in de onderbroek van verdachte) aangetroffen cocaïne en de bekennende verklaring van verdachte – dient dat bewijsmateriaal uitgesloten te worden van het bewijs. Nu overigens geen bewijs voorhanden is, waaruit volgt dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zal hij daarvan worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. J. Iding, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 september 2013.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
parketnummer: 04/860559-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te[adres],
thans gedetineerd in de / het *** Detentieinstantie *** te
*** Vest.plaats detentieinstantie ***.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 21 augustus 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe *** titel+naam raadsman/vrouw ***, advocaat te *** vestigingspl. raadsman/vrouw ***.