In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalig medewerker van de Universiteit Maastricht, en het college van bestuur van de universiteit. Eiseres was ontslagen wegens de opheffing van haar functie als relatiemanager ten behoeve van het Talencentrum. Na bezwaar tegen het ontslagbesluit, dat aanvankelijk was genomen op 16 februari 2012, heeft de universiteit het besluit herroepen en eiseres eervol ontslag verleend met ingang van 25 oktober 2012. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er geen redelijke grond voor ontslag was, omdat zij ervan uitging dat zij zou terugkeren naar haar oude functie na de reorganisatie van het Talencentrum.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dubbelfunctie van eiseres, die zij voorheen vervulde, feitelijk was opgeheven en dat er geen mogelijkheden voor herplaatsing waren. De rechtbank oordeelde dat de universiteit voldoende inspanningen had verricht om eiseres te herplaatsen en dat het ontslag niet in strijd was met het ontslagverbod tijdens ziekte, aangezien het voornemen tot ontslag al voor de ziekteperiode was gecommuniceerd. Eiseres had ook de gelegenheid gekregen om haar verlof op te maken, en de rechtbank oordeelde dat de universiteit niet verplicht was om het resterende verlof uit te betalen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat de universiteit op redelijke gronden tot ontslag was overgegaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2013, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.