ECLI:NL:RBLIM:2013:5052

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
2 september 2013
Zaaknummer
04/860427-12 en 20/003587-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde overtreding van de Wet wapens en munitie met betrekking tot vuurwapens, munitie en springstof

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens, munitie en springstof. De verdachte had eerder al een veroordeling voor soortgelijke feiten en zijn familie maakte zich zorgen over zijn gedrag, vooral gezien zijn psychische toestand en het gebruik van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 augustus 2012 in Sevenum een hagelgeweer, een pistool, een kogelgeweer en diverse patronen in zijn bezit had. De tenlastelegging werd gewijzigd, maar de verdachte heeft de feiten erkend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks de argumenten van de verdediging over zijn geestelijke gezondheid en medicatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 6 maanden toegewezen, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van vuurwapens en de risico's die dit met zich meebrengt voor de samenleving, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 04/860427-12 en 20/003587-11 (tul)
Datum uitspraak : 4 september 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres].
Raadsman is mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft op 21 augustus 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat - na wijziging van de tenlastelegging - terecht ter zake dat:
1. hij op of omstreeks 21 augustus 2012 te Sevenum, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, voorhanden heeft gehad:
een of meer wapen(s) van de categorie II, onder 3, te weten:
- een hagelgeweer, kaliber 16, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was geworden
en/of
een of meer wapen(s) van de categorie III, onder 1, te weten:
- een pistool van het merk Walther, kaliber 9
- een kogelgeweer, kaliber .243 Win
en/of
munitie van de categorie III, te weten:
- 61, in elk geval een aantal patronen, kaliber .243 Win
- 74, in elk geval een aantal patronen, 9mm Luger, merk S&B
- 15, in elk geval een aantal hagelpatronen, kaliber .16
- 1, in elk geval een aantal patronen, kaliber .22 Long Rifle
en/of
voorwerpen en/of materiaal als bedoeld in categorie II, onder 7, te weten, 296 gram van een mengsel op basis van nitroguanidine en/of nitroglycerine (springstof), bestemd voor het treffen van personen en/of zaken door vuur of door middel van ontploffing, met uitzondering van explosieven voor civiel gebruik indien met betrekking tot deze explosieven erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik;
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de partijen
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.2
Het oordeel van de rechtbankGelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2013 [2] , het proces-verbaal van bevindingen van de taakaccenthouder vuurwapens [3] en de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut [4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 augustus 2012 te Sevenum, voorhanden heeft gehad:
een wapen van de categorie II, onder 3, te weten:
- een hagelgeweer, kaliber 16, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was geworden
en
wapens van de categorie III, onder 1, te weten:
- een pistool van het merk Walther, kaliber 9
- een kogelgeweer, kaliber .243 Win
en
munitie van de categorie III, te weten:
- 61 patronen, kaliber .243 Win
- 74 patronen, 9mm Luger
- 15 hagelpatronen, kaliber .16
- 1 patroon, kaliber .22 Long Rifle
en
materiaal als bedoeld in categorie II, onder 7, te weten, 296 gram van een mengsel op basis van nitroguanidine en nitroglycerine (springstof), bestemd voor het treffen van personen en/of zaken door middel van ontploffing.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
(ten aanzien van de springstof)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
(ten aanzien van het hagelgeweer)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
(ten aanzien van het pistool en het kogelgeweer)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
(ten aanzien van de munitie)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
De misdrijven zijn telkens strafbaar gesteld bij de artikelen 26 juncto 55 van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door psychiater [M.] is omtrent de geestvermogens van verdachte op 20 maart 2013 een rapportage uitgebracht. Deze deskundige geeft aan dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die kan worden omschreven als een afhankelijkheid van cocaïne in langdurige gedeeltelijke remissie. Ook lijdt verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen, te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met zowel cluster B als cluster C kenmerken. Deze afhankelijkheid van cocaïne en persoonlijkheidsstoornis beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde echter niet. Er is geen causaal verband tussen de psychopathologie van verdachte en onderhavige feiten. De deskundige adviseert verdachte de hem ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen. Verder geeft de deskundige aan dat, achteraf gezien, in het verleden ten onrechte de diagnose ADHD is gesteld.
Op verzoek van de verdediging is psychiater [M.] ter terechtzitting van 21 augustus 2013 gehoord als deskundige. Bij die gelegenheid heeft hij aangegeven dat de medicatie die verdachte heeft genomen positieve effecten kan hebben indien daadwerkelijk sprake is van ADHD. Bij een onterechte diagnose van ADHD kan deze medicatie echter ook negatieve effecten hebben, waaronder rusteloosheid en impulsiviteit. Gelet hierop is het mogelijk dat het gedrag van verdachte destijds werd beïnvloed door die medicatie. De deskundige is echter bij zijn standpunt gebleven dat er in zijn visie geen causaal verband bestond met het voorhanden hebben van wapens en munitie. Dat betreft immers geen impulsieve handeling, maar een geplande en voortdurende gedraging.
De officier van justitie heeft aangegeven zich aan te sluiten bij het advies van de deskundige en heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat onderhavige feiten aan verdachte toegerekend dienen te worden.
De verdediging heeft primair verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Verdachte kreeg op doktersvoorschrift verkeerde medicatie waardoor de natuurlijke rem op afwijkend gedrag niet voldoende heeft gefunctioneerd. Daardoor valt hem het voorhanden hebben van wapentuig en munitie niet toe te rekenen. Subsidiair dienen deze omstandigheden te leiden tot verminderde toerekening.
De rechtbank overweegt als volgt. De stelling van de verdediging dat verdachtes handelen het gevolg is van verkeerde medicatie is in het licht van het deskundigenoordeel en de inhoud van het dossier onvoldoende gemotiveerd. Volgens de deskundige kan deze verkeerde medicatie een persoon rusteloos en impulsief maken. Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat het kopen van wapens en munitie en het langere tijd in bezit hebben daarvan en het verkrijgen van springstof en vervolgens gaan kijken wat je er mee kunt doen, geen impulsieve ondoordachte actie is, maar een voortdurende en zich telkens herhalende handeling. Een handeling waarvan verdachte zich, gelet op zijn eerdere veroordeling, van het illegale karakter bewust moet zijn geweest.
Verdachte heeft in dat kader aangevoerd dat hij paranoia werd van die verkeerde medicatie en dat hij daarom weer wapens heeft gekocht om zich zelf een veiliger gevoel te geven. Een en ander gelijk hetgeen de klinisch psycholoog [N.] in de vorige strafzaak oordeelde. Desgevraagd kon verdachte echter niet aangeven wat hij daarmee bedoelde, wat hij voelde of ervoer in zo’n staat van paranoia, waarvoor hij dan bang was of waartegen hij dan dacht zich te moeten beschermen. Gelet hierop acht de rechtbank deze stellingen van verdachte onaannemelijk en overigens niet onderbouwd. Ook kan de rechtbank verdachte niet volgen in zijn stelling dat juist die verkeerde medicatie er voor zorgde dat hij cocaïne ging gebruiken. Immers zijn problematische cocaïne gebruik in het verleden was de directie aanleiding tot het onderzoek dat tot de (achteraf verkeerde) diagnose ADHD leidde.
De rechtbank acht het bewezenverklaarde dan ook niet het gevolg van de verkeerde medicatie, maar van de fascinatie voor wapens die verdachte nu eenmaal heeft.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft, is verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.
Op grond van voorstaande ziet de rechtbank tevens geen grond verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is derhalve volledig toerekeningsvatbaar.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 360 dagen met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 142 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank aan een strafoplegging toekomen heeft de verdediging verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. De verdediging heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat er geen noodzaak is voor een behandeling, aangezien enerzijds door de deskundige is gesteld dat er geen causaal verband is tussen de psychopathologie van verdachte en het bewezenverklaarde en anderzijds dat er bij verdachte inmiddels door eigen inzet en toedoen een grote verandering is opgetreden. Nu hij gestopt is met de verkeerde medicatie, heeft hij weer rust en is hij weer een aangenaam mens voor zijn omgeving. Ten slotte geeft zijn documentatie geen aanleiding om te concluderen tot een noodzaak voor behandeling in het kader van algemene delictrecidive.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Deze zaak is gaan rollen omdat de ouders van verdachte zich bij de politie meldden omdat zij zich zorgen maakten om hun zoon. Hij zou binnenkort uit huis gezet worden en de woning was inmiddels eigendom van de bank. Hij zou zwaar drugsverslaafd zijn en in het bezit zijn van twee vuurwapens. Zij vreesden voor een familiedrama, want hun zoon woonde samen met zijn vriendin en hun dochtertje van zeven jaar oud. De vader en moeder van verdachte verklaarden dat zij een dag eerder een pistool in de woonkamer op een stoel hadden zien liggen. In de zoeking die volgde op deze melding zijn de bewezenverklaarde vuurwapens, de daarbij passende munitie en de springstof aangetroffen.
Deze aanleiding vertoont zeer vele overeenkomsten met die van de vorige zaak waarin verdachte werd veroordeeld en die de rechtbank ambtshalve bekend is. Destijds seinde de moeder van verdachte de politie in dat haar zoon in overspannen toestand op weg was naar de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (hierna: PAAZ) waar zijn vriendin was opgenomen. Hij had wapens bij zich en moeder was bang dat hij zich door middel van het gebruik van deze wapens toegang tot de PAAZ wilde verschaffen. Ook toen had verdachte meerdere wapens bij zich in de auto, waaronder een Uzi.
De voorlopige hechtenis en veroordeling in die vorige zaak hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden om opnieuw toe te geven aan zijn passie voor wapens. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een diverse (vuur)wapens, munitie en springstof. Zulke voorwerpen worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens, in het bijzonder die waarvan bijbehorende munitie aanwezig is, leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving en bergt het risico in zich dat deze gebruikt zullen worden met niet zelden ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg. Een risico van gebruik dat juist in het geval van verdachte op de loer lag, omdat hij al jaren onder zeer veel stress stond, vluchtte in cocaïnegebruik en de reeds hiervoor genoemde verkeerde medicatie verdachte verhoogd impulsief kon maken. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat een van de wapens doorgeladen en derhalve klaar voor gebruik was. Volgens verdachte had niemand behalve hij toegang tot die kamer. Maar tevens gaf hij aan dat zijn vriendin beschikte over een reservesleutel en dat hij niet wist waar zij die bewaarde. Hieruit concludeert de rechtbank dat de wapens toegankelijk waren voor zijn vriendin én mogelijk voor zijn dochtertje. Een dergelijke situatie is vele malen ernstiger dan de situatie dat een wapen ongeladen en ergens ver buiten handbereik ligt. Ook acht de rechtbank het zorgelijk dat verdachte kennelijk over de nodige contacten beschikt, via welke hij telkens weer opnieuw de beschikking kan krijgen over vuurwapens. Contacten die verdachte naar eigen zeggen ook de springstof hebben gegeven om te kijken of hij er wat mee kon.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachtes justitiële documentatie strafverhogend werkt. Verdachte werd immers slechts drie maanden voor de ontdekking van onderhavige wapenverzameling veroordeeld wegens soortgelijke feiten, waarbij hem ook een proeftijd van twee jaren werd opgelegd. Dit was overigens al weer de tweede keer dat verdachte een voorwaardelijke straf kreeg opgelegd (mede) vanwege overtreding van de wet wapens en munitie en dit is dan ook de tweede keer dat hij de algemene voorwaarde heeft overtreden. Al deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat de door de officier van justitie voorgestelde straf volstrekt geen recht doet aan de ernst van de feiten.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of een deels voorwaardelijke straf geïndiceerd is, eventueel gecombineerd met begeleiding en/of behandeling. Deskundige [M.] heeft aangegeven dat de verslavingsziekte nog steeds bestaat en dat het goed zou zijn dat verdachte in de gaten gehouden zou worden, zodat hij bij terugval in gebruik meteen doorgesluisd kon worden naar passende hulpverlening. Verdachte ontkent ten stelligste dat hij lijdt aan enige verslavingsziekte. Hij is immers in het verleden meermalen gewoon gestopt met gebruik. Voorts wenst hij geen begeleiding door de verslavingszorg, nu die destijds de verkeerde diagnose ADHD hebben gesteld, en er tevens sprake is van een verstoorde verhouding met de rapporterende reclasseringsambtenaar.
De Reclassering heeft in haar rapportage van 5 oktober 2012 aangegeven dat er problemen zijn op diverse leefgebieden, maar dat zij toezicht, behandeling of begeleiding niet uitvoerbaar acht. Verdachte staat immers niet open voor enige vorm van hulpverlening en eerder toezicht is reeds tweemaal geretourneerd. Mede gelet op deze door de reclassering genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden weinig zin zal hebben en enkel tot vele tenuitvoerleggings-perikelen zullen leiden. Zulks geldt ook voor een proeftijd met enkel algemene voorwaarden, aangezien verdachte kennelijk niets geleerd heeft van zijn eerdere veroordeling.
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een passende sanctie is.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering tenuitvoerlegging
Op 6 juni 2013 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 25 mei 2012 in de zaak met parketnummer
20/003587-11 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten: een gevangenisstraf van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot volledige tenuitvoerlegging van de bij voormeld arrest opgelegde voorwaardelijke straf.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verlenging van de proeftijd van de bij voormeld arrest opgelegde voorwaardelijke straf.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat  nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit de vordering tot tenuitvoerlegging voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank acht voorts geen termen aanwezig om te komen tot een andere beslissing dan volledige tenuitvoerlegging van de bij voormeld arrest opgelegde voorwaardelijke straf, te meer daar onderhavige veroordeling ziet op soortgelijke feiten als de veroordeling waarop de vordering is gebaseerd. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie derhalve toewijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.3 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslissing op de vordering tenuitvoerlegging
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 25 mei 2012 in de zaak met parketnummer 20/003587-11 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten:
een gevangenisstraf van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Iding, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. P.M.S. Dijks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 september 2013.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
parketnummer: 04/860427-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de / het *** Detentieinstantie *** te
*** Vest.plaats detentieinstantie ***.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 21 augustus 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de ‘print van scan 15.10.2012 van origineel’ van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie regio Limburg-Noord, district Venray, basiseenheid Horst, opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2353 / 2012081155 d.d. 2 oktober 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal der terechtzitting d.d. 21 augustus 2013.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2012, p. 60-65.
4.Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2012-.08.23.031 (aanvraag 001) d.d. 28 augustus 2012, opgemaakt door ing. [K.], die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige explosies en explosieven onderzoek, p. 71-79.