ECLI:NL:RBLIM:2013:4965

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
03/700797-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in het verkeer

Op 12 oktober 2012 vond er een gewelddadig voorval plaats tussen de verdachte en het slachtoffer, [slachtoffer], in Sittard. De verdachte, die zich in zijn auto bevond, ergerde zich aan het gedrag van het slachtoffer, die achter hem reed. Na een verkeersconflict stopte de verdachte zijn auto, pakte een grote ringsleutel en stapte uit. Hij benaderde de auto van het slachtoffer en begon met de ringsleutel op de ruit te slaan, waardoor deze brak. Vervolgens sloeg hij het slachtoffer met de ringsleutel op het hoofd en de armen, wat leidde tot letsel. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en bedreiging. Tijdens de rechtszaak werd het standpunt van de officier van justitie ondersteund door getuigenverklaringen en de aangifte van het slachtoffer. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag, stellende dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood, maar dat de verdachte wel wettig en overtuigend schuldig was aan poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar door een hersenorganisch lijden en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De straf die werd opgelegd bestond uit een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], gedeeltelijk in het gelijk gesteld in zijn schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 03/700797-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 augustus 2013
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres 1].
Raadsman is E.H.C.K. Reijans, advocaat te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 22 januari 2013, 29 januari 2013,
26 maart 2013 en 13 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd om aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
Feit 3:de auto van [slachtoffer] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegdfeit, heeft begaan, gelet op de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van verdachte, de foto’s van het letsel en diverse getuigenverklaringen. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte, door meermalen en met kracht met een grote ringsleutel op/tegen het hoofd van aangever te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg van dat geweld had kunnen overlijden.
Ook de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegd feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van aangever. Het tot twee maal toe slaan met een ringsleutel tegen het hoofd van aangever levert, gelet op de manier waarop dat gebeurde, geen aanmerkelijk kans op de dood op. Volgens de raadsman kan het onder 1 subsidiair tenlastegelegd feit wel tot een bewezenverklaring leiden.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 12 oktober 2012 reden [slachtoffer] (hierna te noemen: aangever) en verdachte met hun auto’s achter elkaar over de Rijksweg-Noord te Geleen, in de richting van Sittard. [2] Verdachte reed voorop. Uit de aangifte volgt dat aangever en verdachte zich aan elkaar ergerden en over en weer handgebaren naar elkaar maakten. Op een gegeven moment sloeg verdachte rechtsaf, waarna aangever achter verdachte aanreed. Op dat moment sloegen bij verdachte de stoppen door. Hij stopte zijn auto, pakte een grote ringsleutel die in zijn auto lag, en stapte uit. [3] Verdachte liep vervolgens naar de auto van aangever. Hij ging naast het bestuurdersportier staan en zei tegen aangever: “Wat moet jij?”. Aangever reikte toen volgens verdachte met zijn linkerhand onder de rechterstoel met de bedoeling om daar een of ander wapen te pakken. Verdachte wilde aangever daartoe geen kans geven en sloeg meteen twee keer met de ringsleutel tegen de ruit. Bij de twee klap ging de ruit stuk. [4] Ook aangever heeft verklaard dat verdachte met een grote ringsleutel op de ruit van het bestuurdersportier sloeg. [5] Hij heeft tevens verklaard dat hij zijn bovenlichaam naar rechts boog om buiten het bereik van verdachte te blijven en om zijn gordel los te maken.
Verdachte trok de aangever vervolgens naar eigen zeggen met zijn linkerhand naar zich toe en sloeg hem met de rechterhand in het gezicht. Verdachte had op dat moment de sleutel nog in zijn hand. Hij raakte aangever links in het gezicht. [6] Aangever heeft verklaard dat hij zittend in de auto een tweetal slagen heeft afgeweerd waardoor zijn rechteronderarm en zijn rechterhand werden geraakt. [7] Verdachte opende hierna het bestuurdersportier en deed een stap achteruit. Aangever stapte uit en wilde op verdachte afkomen, maar struikelde. Verdachte stapte hierop naar links, zodat aangever rechts langs hem door viel. Vervolgens sloeg hij aangever met de korte kant van de ringsleutel op de rechterzijde van het achterhoofd. [8] Ook aangever heeft verklaard dat hij buiten de auto met de sleutel op zijn hoofd is geslagen. [9] Vervolgens zei verdachte tegen aangever: “Maak dat je wegkomen, anders sla ik je echt kapot” [10] , althans dat hij aangever af zou maken. [11]
Zowel bij de politie [12] als ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de sleutel bij de korte kant vast had en dat hij dus niet met de volle lengte van de sleutel heeft geslagen, omdat het niet zijn bedoeling was aangever dood te slaan.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond de aangifte en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met de korte kant van een ringsleutel tegen de rechterarm, de rechterhand en twee keer tegen/op het hoofd van aangever heeft geslagen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte als een poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling, dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is te beschouwen.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden waaruit blijkt dat het verdachte er om te doen was aangever te doden.
Dit brengt de rechtbank bij de vraag of de verdachte zich dan wel willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van zijn gedragingen had kunnen overlijden, en of hij die kans ook bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard
van de gedraging en de omstandigheid waaronder deze is verricht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte twee met de korte kant van de ringsleutel op het hoofd van aangever heeft geslagen. Niet is gebleken met welke kracht dit geschiedde.
De rechtbank is van oordeel dat deze klappen met de korte kant van de ringsleutel geen aanmerkelijke kans op de dood van aangever opleveren. Zij acht het in dit verband van belang dat verdachte “slechts” twee keer heeft geslagen en dat hij daarbij niet de volledige slagkracht van de ringsleutel heeft benut. Daar komt bij dat de ringsleutel van een relatief gering gewicht was en geen scherpe, doch ronde uiteinden had. Het feit dat verdachte aangever ook nog twee keer op de arm/hand heeft geslagen maakt dit niet anders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er evenmin sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de aan hem primair tenlastegelegde poging doodslag.
De subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin tot een bewezenverklaring leiden, nu niet is gebleken dat aangever als gevolg van het tegen hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de verklaring van aangever en de letselfoto’s blijkt weliswaar dat aangever enig letsel heeft opgelopen aan zijn arm, zijn rechterhand en zijn hoofd maar op grond van deze verklaring en foto’s kan niet reeds worden vastgesteld dat van zwaar letsel sprake is. Met name blijkt daar niet uit dat de aangever een afgescheurde pink zou hebben. De daadwerkelijke aard en ernst van dit letsel kan door de rechtbank niet worden vastgesteld, aangezien zich in het dossier geen medische informatie bevindt. Verdachte zal daarom eveneens worden vrijgesproken van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling.
Het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegd feit, poging tot zware mishandeling, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat het meermalen met een grote ringsleutel inslaan op een zich in een auto en op de grond bevindende persoon - waarbij deze persoon meermalen op het hoofd, de arm en de hand wordt geraakt - naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat die persoon daar zwaar lichamelijk letsel aan overhoudt. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans naar het oordeel van de rechtbank bewust aanvaard door meerdere keren te slaan, zelfs toen aangever weerloos op de grond lag.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tegen aangever te roepen: “Maak dat je wegkomt, anders sla ik je echt kapot.” De overige in de tenlastelegging genoemde bewoordingen acht de rechtbank niet bewezen, nu enkel aangever daarover heeft verklaard en verdachte ontkent dat hij deze (bedreigende) bewoordingen heeft geuit. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van aangever heeft beschadigd. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte meermalen met de ringsleutel tegen de (ruit van de) auto van aangever heeft geslagen. De auto van aangever heeft dientengevolge schade opgelopen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
1. meer subsidiair)
op 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een ringsleutel die [slachtoffer] meermalen op het hoofd en arm en hand heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een ringsleutel op/tegen de auto, alwaar die [slachtoffer] in was gezeten, geslagen, en deze dreigend
de woorden toegevoegd: "maak dat je wegkomt anders sla ik je echt kapot";
3.
op 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Ford Fiesta, toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van de dader
Gedragsneuroloog prof.dr. C. Jonker heeft verdachte onderzocht en naar aanleiding van dat onderzoek een rapport d.d. 25 mei 2013, uitgebracht. Hierin leest de rechtbank onder andere:
Er is sprake van een hersenorganisch lijden, te omschrijven als ‘cognitieve stoornis als gevolg van craniostenose’. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde bestond het hersenorganisch lijden reeds. Het is zeer waarschijnlijk dat het hersenorganisch lijden
de gedragskeuzen c.q. gedragingen te tijde van het plegen van het tenlastegelegde heeft beïnvloed. Door de cognitieve beperkingen, voornamelijk de executieve functiestoornissen
en de gezichtsveldbeperking, miste betrokkene het overzicht in de ongestructureerde situatie waarin hij terecht was gekomen. Door de beperkte mentale flexibiliteit had betrokkene bovendien moeite om het eenmaal ingezet gedragspatroon te onderbreken. Als gevolg van de beperkte zelfreflectie was hij onvoldoende in staat zijn handelen te toetsen aan een adequaat referentiekader van normen en waarden. Het hersenorganisch lijden heeft daardoor geleid tot een inperking van betrokkene’s keuzevrijheid.
Ook psychiater J.K. Harts heeft de verdachte onderzocht en naar aanleiding daarvan een rapport d.d. 6 juni 2013, uitgebracht. Hierin leest de rechtbank onder andere:
De mederapporteur ( Jonker) stelt een cognitieve stoornis NAO vast, waarschijnlijk ten gevolge van craniostenose. Verder werd nog een benedengemiddeld intelligentieniveau vastgesteld (een totaal IQ van 88-90). Ondergetekende stelt daarnaast de diagnosen misbruik van cannabis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis vast. De cognitieve stoornis en de persoonlijkheidsproblematiek hebben een chronisch karakter en waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast was betrokkene ten tijde van
het tenlastegelegde onder invloed van cannabis. Het advies luidt om betrokkene op basis
van de (deels) uit craniostenose (en alles daaromtrent) voortkomende cognitieve stoornis
en persoonlijkheidsproblematiekverminderd toerekeningsvatbaarte achten, indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht.
De rechtbank begrijpt, gelet op de daarvoor in de rapporten gegeven gronden, de conclusie van de psychiater dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en neemt deze conclusie over.
Verdachte is overigens wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan gekoppeld de bijzondere van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt deelname aan een ambulante behandeling bij een door de Reclassering aan te wijzen instelling.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met het feit dat hij ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De verdachte is al geruime tijd geschorst uit de voorlopige hechtenis. Hij heeft zich aan alle voorwaarden gehouden. Volgens de raadsman is het dan ook niet opportuun om verdachte thans naar de gevangenis te sturen, maar dient hij de kans te krijgen om via het reeds in gang gezette reclasseringstraject te resocialiseren. De raadsman heeft, gelet op het vorenstaande, verzocht om aan de verdachte op te leggen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarnaast eventueel een taakstraf en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling in het verkeer. Verdachte was in zijn auto op weg naar Sittard. Het slachtoffer reed achter hem en had, aldus verdachte, kritiek op de manier van rijden van verdachte. Dit zou het slachtoffer duidelijk hebben gemaakt middels enkele handgebaren. Toen verdachte even later bij een verkeerslicht rechtsaf sloeg en het slachtoffer hem achterna reed, escaleerde de situatie. Verdachte had naar eigen zeggen genoeg van het provocatieve gedrag van het slachtoffer. Hij bracht zijn auto abrupt tot stilstand, pakte een grote ringsleutel van de achterbank en stapte uit. Verdachte heeft met deze ringsleutel niet alleen de auto van het slachtoffer beschadigd, maar daarmee ook tegen het lichaam en het hoofd van het slachtoffer geslagen. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit geweld letsel opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte een enorme impact op het slachtoffer heeft gehad. De ervaring leert dat dit soort geweldsincidenten tevens angst en onrust teweeg brengen in de samenleving, in het bijzonder bij de omstanders die getuige zijn geweest van het gebeuren. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
11 juli 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder – zij het reeds enige tijd geleden – wegens geweldsdelicten is veroordeeld. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten omtrent de persoon van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis de nadruk gelegd op generale preventie en het belang van de samenleving. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat, mede
in het belang van de samenleving, getracht moet worden te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw met politie en justitie in aanraking komt. In dat verband hecht de rechtbank echter vooral aan ononderbroken voortzetting van de behandeling van verdachte. Zij acht het dan ook van groot belang dat het reclasseringstoezicht, dat is opgestart tijdens
de schorsing van de voorlopige hechtenis, zal worden voortgezet. Naar het oordeel van de rechtbank is dit de beste methode om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw met politie en justitie in aanraking zal komen. Daar komt bij dat verdachte inmiddels heeft laten zien dat hij de door justitie gestelde voorwaarden naleeft en heeft hij zich ter zitting bereid verklaard om een ambulante behandeling te ondergaan. De rechtbank acht het, gelet op het vorenstaande, niet opportuun om verdachte nu alsnog naar de gevangenis te sturen, doch zal zij hem de kans bieden om via een hulpverleningstraject te resocialiseren.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke gevallen, alsmede op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren
van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS).
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf voorts de bijzondere voorwaarde koppelen van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt deelname aan een ambulante behandeling bij een door de Reclassering aan te wijzen instelling.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7392,29 ter zake van
de feiten 1, 2 en 3. De vordering bestaat uit € 600,00 aan immateriële schade en € 6792,29 aan materiële schade.
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 4.420,79 en dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De officier van justitie heeft hierbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd, nu de benadeelde partij ook zelf provocatief gedrag heeft vertoond en daarmee in enige mate zelf heeft bijgedragen aan de escalatie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade ter zake van de posten ‘Schade aan de auto’, ‘Eigen risico ziektekostenverzekering’, ‘Drie maanden kosten niet genoten fitness’ en ‘Reiskosten’ in redelijkheid te beschouwen als een gevolg van het onder 1 meer subsidiair en 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze materiële schadeposten voldoende zijn onderbouwd. Zij zal dit deel van de vordering daarom integraal toewijzen.
De rechtbank wijst af de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade ter zake van de post ‘Drie weken huurkosten niet gebruiken woning’. Zij overweegt daartoe dat de enkele omstandigheid dat benadeelde kennelijk als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid niet in de woning heeft verbleven nog niet betekent dat hij niet van het huurgenot gebruik heeft gemaakt. Zo zal in de woning zijn inventaris hebben gestaan, was het zijn postadres etc.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade ter zake van de post ‘Verlies uit arbeidsvermogen’ overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken in het dossier is voldoende gebleken dat de benadeelde als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte verlies aan arbeidsinkomen heeft geleden, en wel voor een bedrag van € 6.600,00 bruto. Schadevergoeding is echter niet belast zodat de belasting- en premiedruk bij het vaststellen van de schade buiten beschouwing moet worden gelaten. Voor de berekening van de exacte belastingdruk, en dus van het netto verlies uit arbeidsvermogen, ontbreekt de vereiste informatie. De rechtbank is van oordeel dat het te bezwarend is voor de voortgang van het strafproces om hiernaar een onderzoek in te stellen. De rechtbank zal daarom het netto verlies uit arbeidsvermogen in goede justitie vaststellen op een bedrag van € 3.300,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij zich voor het eventuele meerdere deel moet wenden tot de burgerlijke rechter. De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die benadeelde heeft moeten maken ter onderbouwing van het verlies uit arbeidsvermogen, begroot op een bedrag van € 500,00.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier en het onderzoek ter zitting, voldoende vast staat dat benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 meer subsidiair en 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering ad € 600,00 dan ook geheel toewijzen.
Samenvattend wijst de rechtbank de vordering van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 5.038,58 (bestaande uit € 600,00 immateriële schade en € 4.438,58 materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2012 tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank wijst af de vordering ter zake van de post ‘Drie weken huurkosten niet gebruiken woning’ en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 285, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder
1 primairen
subsidiairtenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte dient deel te nemen aan een ambulante behandeling bij een door de Reclassering aan te wijzen instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
-
heft op de (geschorste) voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2012 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij voornoemd vervalt en omgekeerd;
-
wijst afde vordering van de benadeelde partij voornoemd ter zake van de post “drie weken huurkosten niet gebruiken woning”;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijkin haar vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 augustus 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met een (zware) ringsleutel, in elk geval met een (zwaar) metalen voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een afgescheurde pink), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (zware) ringsleutel, in elk geval met een (zwaar) metalen voorwerp op/tegen de hand en/of vingers van die [slachtoffer] te slaan;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (zware) ringsleutel, in elk geval met een (zwaar) metalen voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) op het hoofd en/of arm(en) en/of hand(en), in elk geval tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een ringsleutel, in elk geval met een metalen voorwerp, op/tegen de auto, alwaar die [slachtoffer] in was gezeten, heeft geslagen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga je kop in slaan" en/of "maak dat je wegkomt anders sla ik je echt kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Ford Fiesta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 03/700797-12
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 27 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres 1].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman: mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat te Echt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar de doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit, tenzij anders vermeld, delen van processen-verbaal op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2440/2012117656, van de regiopolitie Limburg-Zuid, gedateerd 23 oktober 2012. Het dossier is doorgenummerd van pagina 1 t/m 56.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 18 en het proces-verbaal van aangifte, pag. 31.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 19.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 19.
5.Het proces-verbaal van aangifte, pag. 32.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 19.
7.Het proces-verbaal van aangifte, pag. 32 en de foto’s pag. 37.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 19.
9.Het proces-verbaal van aangifte, pag. 32.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 18 en 19.
11.Het proces-verbaal van aangifte, pag. 32.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 32.