ECLI:NL:RBLIM:2013:4948

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
04/800119-12 en 03/659008-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en beïnvloeden van getuigen in Roermond

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 augustus 2013, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag en het opzettelijk beïnvloeden van getuigen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 mei 2012 in Roermond, waar de verdachte met een bestelbus het slachtoffer aanreed en vervolgens over hem heen reed, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder ribfracturen en een perforatie van de linker oogbol. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachten rade handelde, maar dat zijn gedragingen wel als poging tot doodslag gekwalificeerd konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot moord, omdat het bewijs voor voorbedachten rade ontbrak. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het beïnvloeden van getuigen, waarbij hij hen probeerde te beïnvloeden in hun verklaringen aan de politie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 04/800119-12 en 03/659008-13 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak : 26 augustus 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Roermond, Keulsebaan 530, Roermond.
Raadsman is mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak met parketnummer 04/800119-12 is behandeld op de terechtzittingen van 13 september 2012 en 6 december 2012, en daarna - tezamen met de zaak met parketnummer 03/659008-13 - op de terechtzittingen van 25 januari 2013, 25 april 2013, 18 juli 2013 en 12 augustus 2013. De rechtbank heeft de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, op die terechtzittingen gehoord. Tevens is de raadsman van de benadeelde partij [slachtoffer], mr. M.F.J.J.M. Tijssen, advocaat te Roermond, ter terechtzitting van 12 augustus 2013 gehoord.
De rechtbank is bij de behandeling ter terechtzitting op 12 augustus 2013 van voeging van de zaken met parketnummer 04/800119-12 en 03/659008-13 uitgegaan. De procespartijen zijn hier, blijkens de eis van de officier van justitie en het gevoerde verweer van de raadsman, ook vanuit gegaan. De rechtbank zal derhalve bij het wijzen van het vonnis uitgaan van de omstandigheid dat de zaak met parketnummer 03/659008-13 bij de zaak met parketnummer 04/800119-12 is gevoegd.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
Ten aanzien van parketnummer 04/800119-12:
hij op of omstreeks 28 mei 2012 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
  • met een bestelbus tegen deze [slachtoffer] is aangereden en/of
  • met genoemde bestelbus - terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag - over hem heen is gereden - en/of
  • terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag - (meermalen) tegen diens hoofd, in elk geval lichaam, heeft geschopt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen
hij op of omstreeks 28 mei 2012 in de gemeente Roermond aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (ribfracturen rechter borstkas in rib 5, 6, 7 en 8 en/of fracturen van de oogkas links, de jukbeenderen links en rechts en de bovenkaak links en rechts en/of perforatie van de linker oogbol en/of fracturen van het schaambeen links en rechts en/of fractuur van het heiligbeen (onderdeel bekkenring), doorlopend in het wervelkanaal en links in de 2e, 3e en 4e sacrale wervel), heeft toegebracht, door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg
  • met een bestelbus tegen deze [slachtoffer] aan te rijden en/of
  • met genoemde bestelbus - terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag - over hem heen te rijden - en/of
  • terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag - (meermalen) tegen diens hoofd, in elk geval lichaam, te schoppen en/of te slaan.
Ten aanzien van parketnummer 03/659008-13:
hij op of omstreeks 1 september 2012 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, zich opzettelijk mondeling jegens [getuige 1] en/of [getuige 2] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter of (politie)ambtenaar (een) verklaring(en) af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring(en) zou(den) worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, zakelijk weergegeven, opzettelijk aan [getuige 1] en/of [getuige 2] medegedeeld dat:
  • hij, verdachte, [S.] was van de politie Roermond en/of
  • genoemde [getuige 1] en/of [getuige 2] zouden worden aangevallen door de advocaat van verdachte en/of
  • dat er beeldmateriaal is, waaruit zou blijken dat de bus en de auto naast elkaar op de weg staan en niet achter elkaar staan en/of
  • dat deze [getuige 1] en/of [getuige 2], als zij het niet zeker weten als de advocaat hen zou aanvallen gewoon moeten zeggen het niet zeker te weten of zich niets meer kunnen herinneren en/of
  • dat het beeldmateriaal is opgenomen vanuit de bus en/of
  • dat beelden bij de politie zijn en dat de politie nu ook weet waarom die in de laadbak zaten, want het ging vermoedelijk om een drugstransport en/of
  • dat genoemde [getuige 1] en/of [getuige 2] zich niet in de luren moeten laten leggen door die advocaat, zodat ze geen meineed plegen, als zij het niet zeker weten ze gewoon moeten zeggen ik weet het niet of ik kan het me niet herinneren en/of
  • hij, verdachte, deze [getuige 1] en/of [getuige 2] alleen maar kan adviseren voorzichtig te zijn met hun antwoorden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Volgens hem hebben de betrokken verbalisanten ernstig inbreuk gemaakt op de beginselen van een goede procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming aan de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak.
Aan verdachte wordt onder meer een poging tot moord danwel poging tot doodslag danwel zware mishandeling van [slachtoffer] ten laste gelegd. Het bewijs hiervoor zou grotendeels worden gevormd door processen-verbaal van getuigenverhoren. Echter, dat wat door de verbalisanten in die processen-verbaal is gerelateerd, stemt - op belangrijke onderdelen - niet overeen met hetgeen de getuigen - na beluistering van de geluidsopnamen van die verhoren - daadwerkelijk verklaren. De uiteindelijke weergave van de getuigenverklaringen in de processen-verbaal van verhoor getuige is meer belastend dan de getuigen daadwerkelijk hebben verklaard.
Toetsing
De raadsman heeft in zijn telefaxbericht van 8 maart 2013 enkele passages in de geluidsopnamen die van de verhoren van de getuigen zijn gemaakt, benoemd die niet overeen komen met hetgeen door de verbalisanten in de betreffende processen-verbaal van verhoor van getuigen is gerelateerd. De rechtbank gaat er vanuit dat - zoals de raadsman stelt - er verschillen zijn tussen de geluidsopnamen van de verhoren en de processen-verbaal van verhoor getuigen. Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat die verschillen niet zodanig zijn dat gesteld kan worden dat de uiteindelijke weergave van de verklaringen van de getuigen meer belastend is voor verdachte. Bovendien zijn de getuigen op een later moment bij de rechter-commissaris gehoord en hebben zij daar in het algemeen gelijkluidend verklaard als bij de politie.
Door het overleggen van het telefaxbericht van de raadsman van 8 maart 2013 zijn de misslagen tijdig, dat wil zeggen voor het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting, hersteld. Aldus is geen sprake van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek.
Voorzover het verweer van de raadsman ertoe strekt dat alle getuigenverhoren foutief zijn gerelateerd, mist het verweer feitelijke grondslag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren geen ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Zij zal het verweer van de raadsman derhalve verwerpen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 04/800119-12:
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit, de poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe verwijst zij naar de aangifte van slachtoffer [slachtoffer], de geneeskundige verklaring inzake het letsel van [slachtoffer] en de door de getuigen afgelegde verklaringen.
Ten aanzien van parketnummer 03/659008-13:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe verwijst zij naar de aangifte van de slachtoffers [getuige 1] en [getuige 2], het proces-verbaal van bevindingen en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 04/800119-12:
De raadsman heeft algehele vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood, noch op zwaar lichamelijk letsel van aangever. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte stelt dat hij slechts heeft geslagen. Dat slaan heeft echter niet geleid tot het letsel dat aangever [slachtoffer] heeft opgelopen. Meer subsidiair heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, nu verdachte met vrucht een beroep op noodweerexces kan doen.
Ten aanzien van parketnummer 03/659008-13:
De raadsman heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 04/800119-12: [1]
De bewijsmiddelen
Op 31 mei 2012 deed [slachtoffer] aangifte van poging tot doodslag. Hij verklaarde dat hij op 28 mei 2012 zijn personenauto - naar aanleiding van vreemd rijgedrag van de bestuurder van de bestelbus die achter hem reed - op [adres], gelegen in de gemeente Roermond, [2] tot stilstand bracht. [slachtoffer] had, gelet op het rijgedrag van de bestuurder, het vermoeden dat deze iets was overkomen. Hij liep naar de bestuurder van de stilstaande bestelbus toe om deze te vragen of hem iets was overkomen. [3] Nadat hij aan de bestuurder had gevraagd of hij een probleem had, greep de bestuurder van de bus hem plotseling bij zijn blouse [4] en startte de bus. Terwijl de bestuurder van de bus hem vast had, voelde [slachtoffer] dat de bus achteruit reed. Hij zat op dat moment met zijn linkerarm opgesloten tegen de bus aan. [5] Vervolgens heeft hij met zijn rechterarm geprobeerd de bestuurder van zich af te duwen, [6] zodat deze hem los zou laten. [slachtoffer] kwam daarop los en viel zijwaarts - ter hoogte van het rechterachterwiel - van de bestelbus op de grond. Op dat moment zag hij dat de bus weer op hem af kwam gereden en werd hij door de bus geraakt. [7] [slachtoffer] verklaarde dat hij daarna probeerde naar de berm te kruipen en hij voelde dat zowel het achter- als het voorwiel van de bus over hem heen reed. [8] Hij denkt dat de bus toen over zijn rechterbovenbeen is gereden. Toen hij nog op de grond lag, zag hij een voet die in zijn gezicht terechtkwam. Na diverse keren schoppen is hij gestopt met tellen. Het enige dat hij voelde was dat zijn hoofd naar achteren bewoog. [9] Direct hierna voelde [slachtoffer] klappen in zijn gezicht. [10]
Op 28 mei 2012 werden in het azM ribfracturen van de rechter borstkas van rib 5, 6, 7 en 8 bij [slachtoffer] geconstateerd, alsmede fracturen van de oogkas links, de jukbeenderen links en rechts en de bovenkaak links en rechts, perforatie van de linker oogbol, fracturen van het schaambeen links en rechts (onderdeel bekkenring) en van het heiligbeen (onderdeel bekkenring) doorlopend in het wervelkanaal en links in de 2e, 3e en 4e sacrale wervel. Het bekken van [slachtoffer] werd op 28 mei 2012 operatief gestabiliseerd, ook werd zijn linker oog op die dag verwijderd. Op 4 juni 2012 werd het bekken (intern) gefixeerd (vastgezet) door middel van platen en schroeven. De fracturen van het aangezicht werden vervolgens op 5 juni 2012 gerepositioneerd (op de juiste plaats teruggeplaatst) en vastgezet door middel van platen en schroeven. [11]
Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij op 28 mei 2012 met zijn vrouw - getuige [getuige 2] - vanuit Asenray naar Roermond fietste. Ter hoogte van een dassentunnel zag hij vanuit de tegenovergestelde richting een personenauto aan de rechterzijde van de dassentunnel stoppen. Achter deze personenauto stopte een witte bestelbus. [getuige 1] zag een man uit de personenauto stappen en richting de bestuurder van de bestelbus lopen. Op een gegeven moment reed de bus achteruit en hing voornoemde man aan de linker buitenspiegel van de bus. [12] [getuige 1] verklaarde dat de man niet los kon komen, omdat hij door de spiegel werd tegengehouden. [13] Hij dacht dat de man van de bestelbus af moest, omdat de bestuurder van de bus slingerend achteruit reed. [14] Daarna zag [getuige 1] dat de bestelbus tegen de man aanreed, waardoor de man op de weg viel. Het volgende wat hij zag, was dat de bus rechtdoor reed, over de benen van de man heen. Het slachtoffer lag levenloos naast de kant. [15] De bestuurder van de bestelbus stapte vervolgens uit en liep naar het slachtoffer. [getuige 1] zag dat de bestuurder van de bestelbus het slachtoffer verder de berm in schopte, zodat deze ruim in de berm terecht kwam. [16] Op een gegeven moment zag [getuige 1] dat de bestuurder van de bestelbus naast het slachtoffer ging zitten en hem diverse keren met een gebalde vuist op het hoofd sloeg. [17]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat zij op 28 mei 2012 met haar man - getuige [getuige 1] - over [adres] in Roermond fietste. Toen zij aan kwamen fietsen, zag zij verder op de weg een personenauto en een bestelbus staan. [getuige 2] verklaarde dat - toen zij de twee voertuigen naderde - kon zien dat een man aan de spiegel aan de bestuurderszijde van de bestelbus hing en dat de bestuurder van die bus slingerend achteruit reed. [getuige 2] zag vervolgens dat de bestelbus naar de man reed, de man aanreed en dat deze aan de bestuurderskant op de grond viel. Zij zag dat de bestuurder van het bestelbusje achteruit reed en terug kwam rijden naar de man die naar de zijkant van de weg aan het kruipen was. Daarna reed de bestuurder van de bestelbus over het onderlichaam van de man heen. [18] Het eerste wat [getuige 2] daarna zag, was dat de bestuurder van de bestelbus schoppende en slaande bewegingen in de richting van de man maakte. [19] Die man lag aanvankelijk aan de kant van de weg, maar kwam steeds verder in de berm terecht. [20]
Ook [getuige 3] was op 28 mei 2012 ter plekke. Zij verklaarde dat zij als bijrijder in de door [slachtoffer] bestuurde auto zat en dat deze de auto op [adres] te Roermond tot stilstand bracht. [slachtoffer] stapte vervolgens uit en liep - naar aanleiding van het vreemde rijgedrag van de bestuurder - naar de bestuurder van de witte bestelbus die achter hen aan reed. [getuige 3] zag dat [slachtoffer] iets tegen de bestuurder van dat busje zei en dat hij vanuit het geopende raam bij zijn kraag werd vastgepakt. [21] Bijna tegelijkertijd zag zij dat de bus naar achteren reed en dat [slachtoffer] vasthing en zich probeerde los te trekken. [22] Op een gegeven moment zag [getuige 3] het witte busje op [slachtoffer] inrijden en over hem heenrijden. Vervolgens stopte de bus en reed achteruit, stopte daarna en reed weer vooruit. De eerste keer zag [getuige 3] dat het busje een soort bonkende beweging maakte. In haar beleving ging het busje een aantal tellen vooruit, daarna een aantal tellen achteruit en weer een paar tellen vooruit. Het ging als het ware aan een stuk door. [getuige 3] verklaarde verder dat zij zag dat de bestuurder van het busje daarna in de richting van [slachtoffer] liep, die inmiddels langs de kant van de weg lag, en dat hij slaande en schoppende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer] maakte. [23]
Verdachte verklaarde bij de politie dat hij op 28 mei 2012 op de [adres] richting Duitsland reed in een witte Renault Traffic bus. Hij reed achter een personenauto die na een verkeersdrempel tot stilstand kwam. Vervolgens stapte een man uit die auto, die naar zijn portier toekwam, hem door het geopende portierraam heen in zijn gezicht sloeg en hem vervolgens met twee handen bij zijn nek pakte en aan zijn nek trok. Hij is aan zijn nek geopereerd en zijn nek is in principe nog steeds gebroken. De man zat zo aan zijn nek te trekken dat het hem vanwege de pijn en de angst in verband met zijn nek ineens zwart voor zijn ogen werd. De auto ging volgens verdachte ineens naar voren toe omdat hij zich verschakelde en hij voelde dat hij over de man heen reed. Hij heeft de bestelbus direct in de achteruit gezet, omdat hij wilde dat de man onder de auto uit kwam. Het kan zijn dat hij bij het achteruit rijden nogmaals over de man is heengereden, want hij voelde - net als bij het vooruit rijden - dat het linkervoorwiel van de bus omhoog ging. Toen hij vervolgens uitstapte en wilde kijken wat de man mankeerde, heeft hij de man een keer of vier met zijn vuist tegen het hoofd geslagen. [24] Verdachte ontkende dat hij de man had geschopt.
Ter terechtzitting verklaarde verdachte dat [slachtoffer] vanuit de auto naar de bestelbus kwam en dat deze hem vervolgens aan zijn nek trok. Hij heeft geprobeerd hem van zich af te duwen. Vanwege eerder nekletsel werd het hem zwart voor de ogen. Hij had op dat moment de koppeling en de rem van de bus ingedrukt. Vervolgens heeft hij verkeerd geschakeld, waardoor de bestelbus naar voren reed in plaats van naar achteren. [slachtoffer] lag op dat moment op de motorkap van de bus. Hij voelde de bestelbus toen omhoog gaan. Daarna is hij met de bus naar achteren gereden, omdat hij wilde dat de man onder de auto vandaan kwam. Bij het achteruit rijden voelde hij dat het linker voorwiel omhoog ging en dat hij over iets heen reed. Daarna is hij uitgestapt en heeft hij de man op zijn voorhoofd en op zijn kin geslagen.
Bewijsverweer
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
met een bestelbus tegen [slachtoffer] is aangereden;
met een bestelbus - terwijl [slachtoffer] op de grond lag - over hem heen is gereden en
terwijl [slachtoffer] op de grond lag - meermalen tegen diens hoofd, in elkaar geval lichaam, heeft geschopt en/of geslagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ad 1.
[slachtoffer] verklaarde dat hij - toen hij aan de linkerspiegel van de bus hing - met zijn rechterarm heeft geprobeerd verdachte van zich af te duwen. Getuige [getuige 1] verklaarde bij de rechter-commissaris dat de bestuurder van de bus en aangever elkaar over en weer sloegen. Voorts blijkt uit de letselschaderapportage betreffende verdachte dat forensisch arts [V.L.] niet objectiveerbaar vast kan stellen dat verdachte door aangever aan zijn nek is gegrepen. De forensisch arts kan echter niet uitsluiten of bevestigen dat verdachte ten gevolge van pijn, angst of omdat hij zich bedreigd voelde, verkeerd heeft geschakeld.
De rechtbank kan, gelet op het voorgaande, niet uitsluiten dat verdachte ten gevolge van het duwen of slaan door [slachtoffer], pijn of angst had of zich bedreigd voelde en daardoor verkeerd heeft geschakeld ten gevolge waarvan hij [slachtoffer] heeft aangereden. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte opzettelijk tegen [slachtoffer] is aangereden en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ad 2.
Nadat verdachte [slachtoffer] had aangereden, is hij naar achteren gereden, omdat hij wilde dat deze onder de auto vandaan kwam. Verdachte verklaarde daarover ter terechtzitting: “Je gaat niet met een hete motor over iemand heen staan”. Hij voelde dat bij het achteruitrijden het linker voorwiel van de bus omhoog kwam en dat hij ergens over heen reed, net als bij het vooruit rijden. Uit de verklaring van verdachte kan worden geconcludeerd dat hij doelbewust met de bestelbus achteruit over [slachtoffer] heen is gereden, omdat hij hem onder de bestelbus uit wilde hebben. Verdachte heeft dit gedaan in de wetenschap dat hij kort daarvoor, bij het vooruit rijden, al over [slachtoffer] was heengereden. Daarnaast kan uit de verklaring van getuige [getuige 1] worden geconcludeerd dat [slachtoffer] - na te zijn overreden door verdachte - levenloos op de weg lag. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat een bestelbus zwaarder weegt dan een personenauto. Verdachte moet, mede gelet op het vorenstaande, hebben beseft dat [slachtoffer] (ernstig) letsel had opgelopen door het meermalen overrijden met de bus.
Ad 3.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer] - nadat hij hem had overreden - op het hoofd en op zijn kin heeft geslagen. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt dat aangever, nadat hij meermalen door verdachte was overreden, levenloos op de weg lag.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] - nadat hij deze had overreden - heeft geschopt. Die verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hiertoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] verklaarde dat hij diverse keren door verdachte is geschopt. Ook getuige [getuige 1] verklaarde dat hij zag dat het slachtoffer door verdachte verder de berm in werd geschopt. Daarnaast verklaren de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] dat zij hebben gezien dat verdachte schoppende bewegingen in de richting van [slachtoffer] maakte.
Uit dit samenstel van gebeurtenissen - het bewust achteruit over [slachtoffer] heen rijden, nadat verdachte al een keer vooruit over [slachtoffer] heen was gereden en het vervolgens schoppen en slaan van [slachtoffer], terwijl deze levenloos op de grond lag - leidt de rechtbank af dat de kans op de dood van [slachtoffer] op zijn minst aanmerkelijk is te noemen. Verdachte heeft blijk gegeven die kans ook te hebben aanvaard door niet alleen welbewust achteruit met zijn bestelbus over [slachtoffer] heen te rijden, maar deze [slachtoffer], terwijl hij volgens getuige [getuige 1] levenloos op de grond lag, te slaan en te schoppen. Door onder die omstandigheden een (mogelijk zwaar) gewond persoon tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te trappen, heeft verdachte de kans op het overlijden van [slachtoffer] niet alleen aanvaard, maar mogelijk vergroot.
Poging tot moord of poging tot doodslag?
Vervolgens is de juridische vraag in deze zaak of voornoemde gedragingen van verdachte een poging tot moord of poging tot doodslag opleveren. De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van poging tot moord bepleit, omdat volgens hem het bestanddeel “voorbedachten rade” niet bewezen kan worden verklaard. Hij heeft hiertoe naar de jurisprudentie verwezen. [25]
De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Verdachte heeft verklaard dat hij angstig en in paniek was toen [slachtoffer] hem - naar eigen zeggen - aan zijn nek (die gebroken was geweest) hing. De rechtbank kan, zoals hiervoor overwogen, niet uitsluiten dat dit het geval was. Ten gevolge van die angst en paniek heeft verdachte - naar eigen zeggen - verkeerd geschakeld, waardoor hij over [slachtoffer] heen reed. Vervolgens kwam hij bij zinnen en wilde hij [slachtoffer] zo snel mogelijk onder zijn bus uit hebben.
Getuige [getuige 3] heeft in haar verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte een paar tellen vooruit heeft gereden, vervolgens een paar tellen achteruit heeft gereden en daarna weer een paar tellen vooruit heeft gereden. Het ging volgens haar als het ware aan een stuk door.
De rechtbank is, gelet op deze verklaringen, van oordeel dat verdachte aanvankelijk vanuit angst en paniek handelde en [slachtoffer] heeft aangereden, waarna hij zich een paar tellen later realiseerde dat deze onder zijn bus lag en hij hem zo snel mogelijk onder die bus uit wilde hebben. De rechtbank is van oordeel dat het moment van voorbedachte raad in de hiervoor omschreven zin niet aanwijsbaar is. De rechtbank acht het bestanddeel “voorbedachten rade” derhalve niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte derhalve vrijspreken van de poging tot moord.
Wel zal de rechtbank de poging tot doodslag, gelet op het hiervoor overwogene, bewezen verklaren.
Ten aanzien van parketnummer 03/659008-13:
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op: [26]
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 augustus 2013, inhoudende dat hij degene is geweest die naar [getuige 1] en [getuige 2] heeft getelefoneerd;
het proces-verbaal aangifte, inhoudende de op 6 oktober 2012 afgelegde verklaring van [getuige 1]; [27]
3. het proces-verbaal aangifte, inhoudende de op 6 oktober 2012 afgelegde verklaring van [getuige 2]; [28]
4. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie; [29]
5. het proces-verbaal stemherkenning d.d. 5 november 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier van politie. [30]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 04/800119-12:
op 28 mei 2012 in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
  • met een bestelbus - terwijl genoemde [slachtoffer] op de grond lag - over hem heen is gereden - en
  • terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag - meermalen tegen diens hoofd heeft geslagen en tegen diens lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 03/659008-13:
op 1 september 2012 in de gemeente Roermond, zich opzettelijk mondeling jegens [getuige 1] en [getuige 2] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij wist dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, zakelijk weergegeven, opzettelijk aan [getuige 1] en [getuige 2] medegedeeld dat:
  • hij, verdachte, [S.] was van de politie Roermond en
  • genoemde [getuige 1] en [getuige 2] zouden worden aangevallen door de advocaat van verdachte en
  • dat er beeldmateriaal is, waaruit zou blijken dat de bus en de auto naast elkaar op de weg staan en niet achter elkaar staan en
  • dat deze [getuige 1] en [getuige 2], als zij het niet zeker weten als de advocaat hen zou aanvallen gewoon moeten zeggen het niet zeker te weten of zich niets meer kunnen herinneren en
  • dat het beeldmateriaal is opgenomen vanuit de bus en
  • dat beelden bij de politie zijn en dat de politie nu ook weet waarom die in de laadbak zaten, want het ging vermoedelijk om een drugstransport en
  • dat genoemde [getuige 1] en [getuige 2] zich niet in de luren moeten laten leggen door die advocaat, zodat ze geen meineed plegen, als zij het niet zeker weten ze gewoon moeten zeggen ik weet het niet of ik kan het me niet herinneren en
  • hij, verdachte, deze [getuige 1] en [getuige 2] alleen maar kan adviseren voorzichtig te zijn met hun antwoorden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de volgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 04/800119-12:
poging tot doodslag.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van parketnummer 03/659008-13:
het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid en geweten een verklaring ten overstaan van een rechter of een ambtenaar af te leggen, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Van de zijde van verdachte is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Daartoe wordt gesteld dat [slachtoffer], toen deze aan het portierraam bij verdachte stond, verdachte eerst heeft aangevallen door hem met een vuist te slaan, bij de nek te grijpen en zijn hals dicht te knijpen. Verdachte, wiens nek eerder gebroken is geweest, was bang voor hernieuwd nekletsel en verkeerde op dat moment, als gevolg van de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer], in een hevige gemoedsbeweging en overschreedt daarbij de grenzen van een noodzakelijke verdediging.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bewezen is verklaard dat verdachte met een bestelbus over [slachtoffer] heen is gereden en dat verdachte tegen diens hoofd heeft geslagen en tegen diens lichaam heeft geschopt.
De rechtbank overweegt – daargelaten of sprake is geweest van een schermutseling tussen verdachte en [slachtoffer] aan het portierraam – dat, nadat verdachte [slachtoffer] had aangereden, hij over [slachtoffer] is heen gereden omdat hij - naar eigen zeggen - wilde dat deze onder zijn bus vandaan kwam. Verdachte was zich op dat moment - naar eigen zeggen - ervan bewust dat [slachtoffer] onder de bus lag en heeft achteruit gereden, opdat [slachtoffer] onder de bus uit zou komen. Nu verdachte zich op dat moment bewust was van zijn handelen en toch achteruit over [slachtoffer] heen is gereden, was geen sprake meer van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte, maar juist van een welbewust handelen.
Voor zover het noodweerexces zich uitstrekt tot het slaan en schoppen van [slachtoffer] toen deze op de grond lag, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] heeft geslagen, omdat deze hem tegen het bovenbeen schopte, ongeloofwaardig. Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] blijkt immers dat [slachtoffer] - nadat hij meermalen door verdachte was overreden - levenloos op de weg lag. Bovendien wordt die verklaring niet weersproken door het letsel - de fracturen aan het schaambeen en het bekkenfractuur - die bij [slachtoffer] zijn geconstateerd. Om die reden zal het beroep op noodweerexces door de rechtbank worden verworpen.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is hij van mening dat volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het door verdachte ondergane voorarrest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft aangever [slachtoffer] overreden en hem vervolgens - terwijl deze gewond op de grond lag - een aantal malen tegen het lichaam geschopt en tegen het gezicht en zijn kin geslagen. [slachtoffer] heeft door het handelen van verdachte onder andere fracturen in het aangezicht, diverse ribfracturen en een ernstig bekkenfractuur opgelopen. Ook moet aangever zijn linkeroog missen. Daarnaast heeft het feit, zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt, naast deze lichamelijke, ook psychische gevolgen voor aangever gehad. Hij slaapt slecht, is moe, terneergeslagen en gedesillusioneerd. Ten gevolge van verminderd zicht heeft hij last van schrikreacties zodra iets of iemand ineens recht voor hem staat en is hij niet meer in staat om concentratie op te brengen voor zijn modelbouwhobby. Daarnaast voelt hij zich erg in zijn bewegingsvrijheid beperkt vanwege zijn lichamelijke ongemakken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beïnvloeden van [getuige 1] en [getuige 2], die beiden getuige waren van de poging tot doodslag op [slachtoffer]. Verdachte heeft deze getuigen gebeld, zich daarbij als iemand die bij de politie werkt voorgedaan en hun vrijheid om naar waarheid en geweten bij de rechter-commissaris een verklaring af te leggen, beïnvloed.
Poging tot doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten, nu dit een feit betreft dat tegen het menselijk leven is gericht. Ook het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid en geweten bij een rechter een verklaring af te leggen, is een ernstig strafbaar feit.
Voor het bestraffen van deze feiten zijn door het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) geen oriëntatiepunten vastgesteld. Evenwel wordt voor een voltooide doodslag in de regel een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren opgelegd. Nu in deze zaak de poging tot doodslag bewezen is verklaard, is een lagere straf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffende strafblad, waaruit blijkt hij eenmaal eerder - in 2010 - is veroordeeld voor een geweldsgerelateerd feit. Thans is opnieuw sprake van een geweldsgerelateerd feit, de rechtbank zal daar dan ook ten nadele van verdachte rekening mee houden.
De raadsman heeft bepleit dat bij de straftoemeting rekening moet worden gehouden met de rol van aangever. Indien [slachtoffer] in zijn auto was blijven zitten en de aanval niet had gekozen, hadden deze tragische gebeurtenissen niet plaatsgevonden. De rechtbank ziet daartoe echter geen aanleiding, nu weliswaar uit de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte blijkt dat er een schermutseling is geweest tussen aangever [slachtoffer] en verdachte, maar dat niet is vast te stellen wie - aangever of verdachte - daar debet aan is.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het passend dat aan verdachte voor beide feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren wordt opgelegd.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 59.822,04 terzake van het feit met parketnummer 04/800119-12, waarvan € 9.822,04 als voorschot ter zake van materiële schade en € 50.000,00 als voorschot ter zake van immateriële schade.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de benadeelde partij de vordering gewijzigd in dier voege dat voor de post “bril” een vergoeding van € 438,00 wordt verzocht.
De vordering is - na wijziging daarvan - als volgt opgebouwd:
Materiële schade (voorschot):
  • verlies wettelijk eigen risico ziektekostenverzekering € 220,00
  • vrijwillig eigen risico ziektekostenverzekering € 550,00
  • tijdelijke oogprothese € 1.114,38
  • natuurgeneeskundige consulten € 400,00
  • telefoonkosten € 200,00
  • reiskosten ziekenhuis + revalidatiekliniek € 1.950,87
  • bril € 438,00
  • Philips shaver € 39,95
  • poetshulp € 2.772,00
  • kledingschade € 105,84
  • opvang katten in kattenpension
samen € 9.191,04
Immateriële schade (voorschot)
€ 50.000,00
totaal (bij wijze van voorschot) € 59.191,04
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade - met uitzondering van de post “reiskosten ziekenhuis + revalidatiekliniek” - het rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en acht verdachte ook aansprakelijk voor die schade. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam onderbouwd, ook ten aanzien van de posten die de raadsman van verdachte heeft betwist. Ten aanzien van de post “reiskosten ziekenhuis + revalidatiekliniek” overweegt de rechtbank dat die kosten, die niet door [slachtoffer], maar door zijn partner zijn gemaakt, niet het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal het verzoek om die schade te vergoeden dan ook afwijzen.
De rechtbank zal de materiële schade toewijzen als voorschot, dat wil zeggen als de schade die tot op heden is geleden en voor vergoeding in aanmerking komt. Voor andere materiële schade zal een vordering bij de burgerlijke rechter moeten worden aangebracht.
Ten aanzien van het toe te wijzen bedrag voor geleden immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende:
Recht op vergoeding van immateriële schade ('smartengeld') bestaat slechts voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) somt limitatief op:
- opzet om immateriële schade toe te brengen;
- aantasting in de persoon door lichamelijk letsel, schade aan eer en goede naam of op andere wijze (zoals inbreuk op de persoonlijke levenssfeer);
- bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Gelet op het bovenstaande en op de feiten en omstandigheden zoals die uit het strafdossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het lichamelijk letsel dat hij door toedoen van verdachte heeft opgelopen. De rechtbank stelt het bedrag van die schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 10.000,00 en zal dit bedrag als voorschot, dat wil zeggen de tot op heden als vaststaand aangenomen immateriële schade, aan [slachtoffer] toekennen.
Hierbij heeft de rechtbank niet alleen gelet op vergelijkbare voorbeelden in de rechtspraak, maar ook acht geslagen op de standaardbedragen die het Schadefonds Geweldsmisdrijven hanteert, waarvan deze instelling zelf aangeeft dat het om bedragen gaat die niet te vergelijken zijn met bedragen die in het civiele recht worden toegekend. Ten aanzien van de overige gevorderde vergoeding voor smartengeld verklaart de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] dan ook gedeeltelijk - totaal ten bedrage van
€ 17.240,17 - toewijzen. Nu verdachte ter zake van het onder parketnummer 04/800119-12 bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer] aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 285a en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres 2], te betalen een bedrag van
€ 17.240,17, waarvan € 7.240,17 als toe te wijzen voorschot ter zake van materiële schade en € 10.000,00 als toe te wijzen voorschot ter zake van immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 17.240,17 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 121 dagen vervangende hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij, daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en omgekeerd;
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de post “reiskosten ziekenhuis + revalidatiekliniek”;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van de post “smartengeld” voorzover deze meer beloopt dan € 10.000,00; dit gedeelte van de vordering kan de benadeelde partij opnieuw aanbrengen, dan echter alleen bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 augustus 2013.
Buiten staat:
Mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. J.W.J. Reuvers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 04/800119-12 en 03/659008-13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 26 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Roermond, Keulsebaan 530, Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 12 augustus 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie, regio Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, genummerd van pagina 1 tot en met 217 (“print van scan 06.08.2012 van origineel”) d.d. 27 juli 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, die alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo. artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2012, p. 92.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 1 juni 2012, p. 54 en 55.
4.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 26 juli 2012, p. 63.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 1 juni 2012, p. 55.
6.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 26 juli 2012, p. 63; proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 11 oktober 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier. Niet opgenomen in de doornummering.
7.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 26 juli 2012, p. 64.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 1 juni 2012, p. 56.
9.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 26 juli 2012, p. 64.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 1 juni 2012, p. 56.
11.Rapportage letselschade d.d. 12 juni 2012, opgemaakt door [J.v.G.], forensisch arts, p. 68 en 69.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 mei 2012, p. 171 en 172.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 15 juli 2012, p. 177.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 oktober 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier. Niet opgenomen in de doornummering.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 mei 2012, p. 172 en p. 178; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 oktober 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier. Niet opgenomen in de doornummering.
16.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 oktober 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier. Niet opgenomen in de doornummering.
17.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 mei 2012, p. 172.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 mei 2012, p. 181, 182 en 183.
19.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 15 juli 2012, p. 188.
20.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 11 oktober 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier. Niet opgenomen in de doornummering.
21.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 mei 2012, p. 195.
22.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 6 juli 2012, p. 199.
23.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 11 oktober 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier. Niet opgenomen in de doornummering.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2012, p. 26 en 27.
25.Hoge Raad 13 november 2012, LJN: BY0094.
26.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie, regio Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal d.d. 28 december 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, die allen wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo. artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
27.Proces-verbaal aangifte van [getuige 1] d.d. 7 oktober 2012, gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal d.d. 28 december 2012, bijlage 6.1.
28.Proces-verbaal aangifte van [getuige 2] d.d. 7 oktober 2012, gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal d.d. 28 december 2012, bijlage 7.1.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal d.d. 28 december 2012, bijlage 8.4.
30.Proces-verbaal stemherkenning d.d. 5 november 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal d.d. 28 december 2012, bijlage 8.5.