ECLI:NL:RBLIM:2013:4941

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
23 augustus 2013
Zaaknummer
03-659053-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, partiële vrijspraak voor het ten laste gelegde geweld

Op 21 augustus 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 februari 2013 in Venlo, waar de verdachte een mobiele telefoon en een portemonnee heeft weggenomen van het slachtoffer, na het toebrengen van geweld. Tijdens de zitting op 7 augustus 2013 werd de verdachte gehoord, evenals de officier van justitie en getuigen. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld, waarbij het geweld zou zijn gepleegd met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er wel degelijk geweld is gepleegd, maar oordeelt dat dit geweld niet is gepleegd met het oogmerk om de diefstal te faciliteren. De verdachte heeft verklaard dat hij uit angst voor het slachtoffer handelde en dat het geweld niet bedoeld was om de diefstal mogelijk te maken. De rechtbank heeft daarom de verdachte partieel vrijgesproken van het ten laste gelegde geweld, maar heeft wel de diefstal bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 167 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de diefstal heeft plaatsgevonden en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn behandeling meegenomen in de strafmaat. De uitspraak benadrukt het belang van de behandeling van de verdachte en de noodzaak om hem te ondersteunen in zijn re-integratie in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03/659053-13, 07/025821-11 (tul), 07/263225-10 (tul)
Datum uitspraak : 21 augustus 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte](gedagvaard als[verdachte])
,
geboren te [geboorteplaats en datum],
ten tijde van de terechtzitting verblijvende in FPA Kompas, Wolfheze 2, 6874 BE te Wolfheze.
Raadsvrouw is mr. C. Schouten, advocaat te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 augustus 2013.
De rechtbank heeft op 7 augustus 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 01 februari 2013 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Nokia) en een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan uit het geven van een elleboogstoot aan die [slachtoffer] en/althans slaan van die [slachtoffer] en/althans tegen het hoofd van die [slachtoffer] schoppen althans trappen, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de [adres 2].
(art. 312 lid 1 jo. 310 Wetboek van Strafrecht)

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen zal worden verklaard, met dien verstande dat de diefstal voorafgegaan en vergezeld is van geweld dat bestond uit een elleboogstoot, slaan en schoppen, hetgeen plaatsvond op de openbare weg. Daartoe heeft zij – kort gezegd – verwezen naar de verklaringen van aangever, verdachte en getuigen Van Ameijden van Duijm en Baars.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, subsidiair dat slechts diefstal ex art. 310 Wetboek van Strafrecht wettig en overtuigend bewezen is te achten. Daartoe heeft de raadsvrouw – kort gezegd – aangevoerd dat weliswaar sprake was geweld én diefstal, doch dat niet reeds bij de verrichte geweldshandelingen sprake was van het oogmerk om diefstal te plegen. Verdachte heeft immers uit verdediging dan wel angst geslagen en pas daarna, toen aangever op de grond lag, ontstond de gelegenheid aangever te bestelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbankDe beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsmiddelen [1]
Op 1 februari 2013 doet [slachtoffer]
aangifte [2] en verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 1 februari 2013 omstreeks 0.00 uur ben ik naar [naam café] te Venlo gegaan. Vanmorgen ben ik in het ziekenhuis wakker geworden. Ik ben mishandeld. Ik heb pijn aan mijn linkerbovenarm, mijn linkerribben en in mijn gezicht. Ik mis nu (onder andere) mijn mobiele telefoon.”
Verbalisanten[naam 1] en [naam 2] [3] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op vrijdag 1 februari 2013 omstreeks 03.10 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [adres 2] te Venlo. Wij zagen nabij de fietsersonderdoorgang een man op de grond liggen. De man op de grond bleek Hassan [slachtoffer] te zijn. Wij zagen dat [slachtoffer] behoorlijk onder het bloed zat en zeer afwezig reageerde en slecht danwel niet aanspreekbaar was. Tevens zag ik dat hij twee flinke bulten op zijn voorhoofd had, dat bloed uit zijn mond en neus kwam en een dikke linker wang.”
Verbalisanten [naam 3] en[naam 4] [4] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 1 februari 2013 omstreeks 03.30 uur kregen wij de melding te gaan naar de [adres 2] te Venlo. Aldaar stonden collega’s [naam 2] en [naam 1] met een aangehouden verdachte. Wij zijn direct ter plaatse gegaan en hebben de verdachte laten plaatsnemen in ons dienstvoertuig. Wij brachten de verdachte over naar het cellencomplex te Venlo, alwaar ik ([naam 4]) de verdachte onderwierp aan een insluitingsfouillering. Ik trof in de rechterbroekzak van de verdachte een bruine lederen portemonnee aan. Wij zagen dat in de portemonnee een vreemdelingendocument zat op naam van [slachtoffer].”
Op 7 februari 2013 verklaart
aangever [slachtoffer] [5] aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik heb nog veel pijn aan mijn ribben aan de linkerzijde. Ook heb ik veel pijn aan mijn tong en mijn onderlip. Verder heb ik nog wat bulten op mijn hoofd. Ook doet mijn kaak pijn. Mijn portemonnee was een zwart met bruin lederen portemonnee. Ik had er (onder andere) een vreemdelingendocument in zitten. Ik mis verder mijn Nokia telefoon.”
Ter terechtzitting van 7 augustus 2013 verklaart
verdachte [6] onder meer – zakelijk weergegeven – als volgt: “Het klopt dat ik op 1 februari 2013 een incident over een ketting had met aangever in een café in Venlo. Eenmaal buiten kwam ik hem bij toeval bij de bushalte tegen. Het klopt dat ik aangever een elleboogstoot heb gegeven, waardoor hij viel, en dat ik hem daarna nog geschopt heb. Ik reageerde zo, omdat ik bang was voor aangever. Hij had immers grote ogen en ik dacht dat hij mij zou slaan met een fles. Toen aangever op de grond lag, heb ik hem onderzocht, omdat ik op zoek was naar drugs. In zijn zak heb ik de telefoon en zijn portemonnee gevonden. Die heb ik gepakt.”
Overwegingen van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte, uit angst voor het slachtoffer, het slachtoffer een zodanige elleboogstoot heeft gegeven waardoor het slachtoffer op de grond is gevallen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer geschopt. Pas nadat het slachtoffer op de grond lag en niet reageerde heeft verdachte het slachtoffer als het ware gefouilleerd, op zoek naar drugs. Naar het oordeel van de rechtbank is het door verdachte toegepaste geweld geen handeling geweest die de diefstal van de portemonnee en de mobiele telefoon heeft gefaciliteerd en is er aldus geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het geweld heeft gepleegd met het oogmerk zoals is ten laste gelegd. Het vorenstaande leidt er toe dat de rechtbank verdachte partieel vrij zal spreken van het ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 01 februari 2013 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Nokia) en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
diefstal
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht (art. 312 Wetboek van Strafrecht) gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte de klinische behandeling ondergaat zoals hij die reeds gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis ondergaat.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf conform de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke straf. In het bijzonder heeft de verdediging verzocht de huidige behandeling niet te doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf zal de rechtbank letten op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Diefstal van persoonlijke goederen als een mobiele telefoon en een portemonnee is niet enkel een strafbaar feit, maar zorgt ook voor veel overlast bij een slachtoffer. In het voorgaande is weliswaar geoordeeld dat geen sprake is van diefstal met geweld ex art. 312 Wetboek van Strafrecht, maar wel blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte behoorlijk geweld heeft uitgeoefend jegens aangever. De rechtbank zal deze omstandigheid ook meenemen bij het bepalen van de strafmaat. Het geweld werd weliswaar niet aangewend met de diefstal als doel, maar door het geweld ontstond wel het idee van de diefstal. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij onder betreffende omstandigheden, namelijk bij een hulpeloos slachtoffer met op het eerste oog behoorlijk letsel, het slachtoffer beroofd heeft van zijn mobiele telefoon en portemonnee. Gelet hierop kan onderhavig feit niet gezien worden als een eenvoudige diefstal sec. Dit in combinatie met het feit dat verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2013 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, is de rechtbank van mening dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze gerechtvaardigd is.
Anderzijds neemt de rechtbank ten voordele van verdachte in haar overwegingen mee dat verdachte ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze alsmede de positieve ontwikkeling die verdachte getoond heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 18 juni 2013. Blijkens het voortgangsverslag van de GGZ IrisZorg d.d. 29 juli 2013 is de berichtgeving uit de kliniek FPA Kompas te Wolfheze, alwaar verdachte sinds de schorsing verblijft, positief. Er is sprake van goed contact, verdachte stelt zich open en begeleidbaar op, houdt zich aan de afspraken en staat daarom op het punt te worden overgeplaatst naar een groep waarbij hij meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheden krijgt. De rechtbank acht het van belang dat deze behandeling voorgezet zal worden, om zodoende de terugkeer in de samenleving voor verdachte zo succesvol mogelijk te laten verlopen. De rechtbank zal naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest dan ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen opleggen, met als bijzondere voorwaarde onder andere dat verdachte de reeds opgestarte klinische behandeling zal voortzetten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De rechtbank is van oordeel dat  nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit   de vorderingen tot tenuitvoerlegging voorzien van de parketnummers 07/025821-11 en 07/263225-10 in beginsel toewijsbaar zijn. Tenuitvoerlegging van de voorheen voorwaardelijke opgelegde straffen zou de huidige behandeling, begeleiding en daarmee gepaard gaande positieve ontwikkelingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank echter buitenproportioneel doorkruisen met alle risico’s van dien. Gelet hierop zal de rechtbank betreffende vorderingen afwijzen.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt een klinische behandeling binnen FPA Kompas dan wel enige andere door de Reclassering aan te wijzen instelling gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Vorderingen tenuitvoerlegging:
  • wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging voorzien van parketnummer 07/025821-11 en dagtekening 5 juli 2013;
  • wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging voorzien van parketnummer 07/263225-10 en dagtekening 16 juli 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. P.M.S. Dijks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 augustus 2013.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/659053-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 21 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de / het *** Detentieinstantie *** te
*** Vest.plaats detentieinstantie ***.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 7 augustus 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. C. Schouten, advocaat te Venlo.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende nummering van bijlagen in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord, district Venlo, basiseenheid Venlo-Centrum opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2323 / 2013009831 d.d. 1 februari 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 1 februari 2013, bijlage 8.
3.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten[naam 1] en [naam 2] d.d. 1 februari 2013, bijlage 1.
4.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [naam 3] en[naam 4] d.d. 1 februari 2013, bijlage 5.
5.Aanvullend proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 februari 2013, proces-verbaalnummer PL2321 / 2013009831-17.
6.Proces-verbaal der terechtzitting d.d. 7 augustus 2013.