ECLI:NL:RBLIM:2013:4842

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
03/700028-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op een moeder en haar twee kinderen met psychische problematiek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 20 augustus 2013, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag op een moeder en haar twee kinderen, alsook voor diefstal van een autosleutel. De verdachte, die lijdt aan een ernstige psychische aandoening, heeft op 11 januari 2013 in Maastricht met een mes stekende en snijdende bewegingen gemaakt in de richting van de moeder en haar kinderen, die zich in een kinderwagen bevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was, maar dat zij wel in een psychotische toestand verkeerde tijdens de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van haar daden te overzien, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag op de moeder, maar werd wel schuldig bevonden aan de poging tot doodslag op de kinderen en de diefstal van de autosleutel. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, de moeder, volledig toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de schade direct voortvloeide uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700028-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in het Zwolle PPC te Zwolle.
Raadsman is mr. R.W.J.L. Loonen, advocaat te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 23 april 2013 en 6 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te doden, dan wel heeft geprobeerd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer 4] te doden, dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 3:een autosleutel heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte een snijbeweging langs de keel van [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Deze handeling levert naar het oordeel van de officier van justitie echter geen aanmerkelijke kans op de dood c.q. zwaar lichamelijk letsel op, nu er geen letsel is geconstateerd. Op grond van de in de kinderwagen aangetroffen steeksporen is echter ook te bewijzen dat verdachte stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gemaakt. Dit levert wel een poging doodslag op. Ook kan bewezen worden dat zij aangeefster [slachtoffer 1] met het mes gestoken heeft, gelet op de bij aangeefster waargenomen verwondingen. Eén van deze verwondingen bevindt zich aan de linkerschouder, nog geen vijf centimeter verwijderd van het hart.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft hij gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging,
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair een algehele vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet het opzet had de tenlastegelegde feiten te plegen. De raadsman verwijst hierbij naar het rapport betreffende het psychiatrisch onderzoek dat aan verdachte is verricht, waaruit naar voren komt dat verdachte de gevolgen van haar handelen niet kon overzien en er ook geen sturing aan kon geven en dat elk inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen ontbrak.
Subsidiair heeft hij aangevoerd dat niet wettig bewezen kan worden dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en haar kinderen en van [slachtoffer 4]. Evenmin is er bewijs voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte niet strafbaar is, nu de feiten zijn gepleegd onder invloed van een ziekelijke stoornis, waardoor ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 2
Op 11 januari 2013 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte enkele dagen bij haar verbleef en een “psychisch” verleden heeft. Om te voorkomen dat verdachte weg zou rennen heeft aangeefster de voordeur met haar sleutels afgesloten toen zij even op bed ging liggen. Nadat verdachte deze sleutels had bemachtigd is zij naar de voordeur gerend. Aangeefster rende achter haar aan. Verdachte hield iets in haar hand en maakte een stekende beweging in de richting van de buik van aangeefster, die vervolgens een stekende pijn onder haar navel voelde. Verdachte heeft de woning van aangeefster vervolgens verlaten. De verbalisant ziet een klein bloedend wondje aan de onderbuik van aangeefster, net onder de navel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer 4] niet gestoken heeft.
Op grond van het geconstateerde wondje onder de navel staat voor de rechtbank vast dat aangeefster gestoken is. Nu er niemand anders bij haar in de buurt was dan verdachte op het moment dat de verwonding werd veroorzaakt – de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat de verwonding op een ander moment zou zijn veroorzaakt dan aangeefster heeft verklaard – staat het voor de rechtbank ook vast dat verdachte deze verwonding heeft veroorzaakt.
Na haar aanhouding op 11 januari 2013 zijn bij verdachte een klapmes en een nagelreiniger voorzien van een kort puntig uiteinde aangetroffen. Aangeefster heeft niet gezien waarmee verdachte haar gestoken heeft; met het mes of met de nagelreiniger. Het kan dus zowel het mes als de nagelreiniger geweest zijn. Gelet op het feit dat het steken met deze nagelreiniger over het algemeen niet de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zal hebben, en de rechtbank niet kan uitsluiten dat hiermee gestoken is, kan de rechtbank evenmin vaststellen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden van aangeefster of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Feit 1
Op 11 januari 2013 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van onder andere poging doodslag ten opzichte van haar zelf en haar twee kinderen die toen zes maanden oud waren. Zij heeft verklaard dat zij met een kinderwagen richting de Langendaal te Maastricht liep toen zij een haar onbekende vrouw aan zag komen lopen. Op het moment dat de vrouw langs aangeefster liep, pakte zij aangeefster stevig vast aan een arm en zei: “Jij gaat met mij mee” en “Jij moet naar mij luisteren”. Toen aangeefster begon te schreeuwen, liet de vrouw haar los. De vrouw liep vervolgens om de kinderwagen heen naar het kind dat het verst bij aangeefster vandaan zat. Zij haalde een klapmes uit haar zak en klapte dat open. Het handvat van het mes was donkerbruin met iets van koper. De vrouw duwde vervolgens het hoofdje van [slachtoffer 2] naar achteren, plaatste het lemmet van het mes op zijn keel en maakte een snijbeweging. Vervolgens maakte de vrouw diverse steekbewegingen met het mes in de richting van beide kinderen. De kinderen lagen in voetzakken. De punt van het mes verdween enkele malen in de voetzakken. Plotseling maakte de vrouw ook stekende bewegingen in de richting van aangeefster, die geraakt werd aan haar schouder en in de zij. De verbalisant neemt waar dat aangeefster diverse verwondingen aan beide handen heeft. Ook is er een bloedpunt te zien op de linkerschouder van aangeefster, net boven de linkerborst. De verbalisant ziet ook diverse afdrukken van een scherp voorwerp in de voetenzakken en een snee in de voetenzak van [slachtoffer 2], net naast het hoofdgedeelte. [2]
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster nog naar voren gebracht dat zij het bij verdachte in beslag genomen mes herkent. Zij was aan het wandelen met haar tweeling, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], die in een kinderwagen tegenover elkaar zaten. Nadat de vrouw een snijdende beweging maakte op de keel van [slachtoffer 2], liep de vrouw naar aangeefster toe. Zij maakte toen een steekbeweging naar [slachtoffer 2], richting het rechteroog. Omdat aangeefster de steekbeweging afweerde, ging het mes langs zijn hoofd af. Ook heeft de vrouw steekbewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 3], waarbij ze een knuffeltje heeft geraakt dat rechts van zijn nek lag. Ze stak in de richting van zijn gezicht. Bij pogingen het mes bij haar kinderen weg te houden heeft aangeefster enkele snij- en steekwonden aan haar handen opgelopen. Vervolgens probeerde de vrouw haar in de buik te steken, maar omdat aangeefster naar voren klapte, kon het mes niet doordringen. Meteen daarna raakte de vrouw haar met het mes aan de linkerschouder. [3]
Uit medische informatie komt naar voren dat aangeefster [slachtoffer 1] onder andere huidwondjes aan beide handen had en een steekwondje aan de voorzijde van de linkerschouder. [4] [slachtoffer 2], geboren op [datum], had een oppervlakkige kras op de hoofdhuid. [5] Bij [slachtoffer 3], eveneens geboren op [datum], werd geen uitwendig letsel waargenomen. [6]
[getuige 1] is getuige geweest van het voorval. Zij heeft verklaard dat zij in haar auto over de Langendaal reed toen zij twee vrouwen met een kinderwagen op de rijbaan zag staan. Beide vrouwen trokken aan de kinderwagen. Eén van de vrouwen droeg een roze vest. De andere vrouw was in het zwart gekleed. Laatstgenoemde vrouw riep om hulp. De vrouw met het roze vest stond aan de andere zijde van de kinderwagen en hield een mes in haar hand. Zij pakte het kindje vast aan de capuchon en hield het mes tegen de keel van het kindje. [7]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij twee vrouwen met een kinderwagen zag staan. De moeder van de kinderen riep om hulp en was gekleed in het zwart. De andere vrouw had een roze vest of jas aan. Beide vrouwen waren aan de kinderwagen en de kinderen aan het trekken. De vrouw in het roze gedroeg zich agressief ten opzichte van de moeder. De vrouw maakte hevige armbewegingen in de richting van de moeder en de kinderwagen en deed verschillende malen handreikingen in de kinderwagen. [8]
Verdachte heeft op 13 januari 2013 verklaard dat zij zich alles kan herinneren. Zij zag een vrouw lopen met kinderen. Verdachte pakte de kinderwagen vast en zei tegen de vrouw: “Jij geeft mij deze kinderen. Een kindje voor jou en een voor mij”. Verdachte heeft verder verklaard dat zij een kindje uit de kinderwagen wilde nemen, maar dat dit niet lukte. Vervolgens heeft zij alleen met het mesje “zo” gedaan. Verdachte maakt daarbij zwaaiende bewegingen. Verdachte heeft verklaard dat zij de kinderen alleen heeft bedreigd en wel met het mes dat de politie van haar heeft afgenomen. [9] Na de aanhouding van verdachte, die toen gekleed was in een rozekleurig vest, werd in haar linkermouw een klapmes aangetroffen. Het handvat was gedeeltelijk bronskleurig en gedeeltelijk donkerbruin met een houtmotief. [10]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hierboven weergegeven verklaringen van aangeefster, de beide getuigen en de waarnemingen van de verbalisant omtrent het letsel en de schade aan de kinderwagen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met een uitgeklapt mes in haar handen het hoofdje van [slachtoffer 2] achterover heeft gedrukt, een snijbeweging heeft gemaakt bij de keel van [slachtoffer 2], stekende bewegingen in de richting van het oog van [slachtoffer 2] heeft gemaakt en stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 3] heeft gemaakt. Gelet op de genoemde verklaringen en de medische informatie kan tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] meermalen heeft gestoken.
Opzet
Primair is door de raadsman het verweer gevoerd dat de verdachte de haar tenlastegelegde feiten niet opzettelijk heeft begaan, gelet op de psychotische toestand waarin zij verkeerde.
De rechtbank overweegt dat een zodanig verweer volgens vaste jurisprudentie (HR 9 december 2008, LJN BD2775) slechts kan slagen indien bij de verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake. In de praktijk wordt al spoedig enig besef of enig benul aangenomen, zeker in gevallen als de onderhavige, waarin de delicten een activiteit van de verdachte vergen, met een zeker niveau van coördinatie van geestelijke en lichamelijke functies.
De rechtbank overweegt verder dat de opmerking van de psychiater dat er sprake was van ernstig gestoorde kritiek- en wilsfuncties, waarbij betrokkene niet meer in staat was (de gevolgen van) haar handelen te overzien en hieraan sturing te geven, niet betekent dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt, sluit evenmin uit dat er sprake is geweest van opzettelijk handelen.
In het onderhavige geval heeft verdachte verklaard dat zij met een mes heeft gezwaaid en één van de kinderen wilde meenemen. Voor de rechtbank staat hiermee al vast dat het verdachte niet heeft ontbroken aan ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Subsidiair is door de raadsman het verweer gevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is – anders dan de raadsman - van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het opzet van verdachte, in voorwaardelijke vorm, was gericht op het doden van [slachtoffer 1] en haar beide kinderen.
Verdachte maakt snijdende en stekende bewegingen in de richting van de kinderen die ingepakt in voetenzakken in een kinderwagen lagen. Daardoor was niet goed zichtbaar hoe ze precies lagen (plaats van armpjes, beentjes en romp). Daarbij waren zowel de moeder als verdachte aan diezelfde kinderwagen aan het trekken waardoor deze – en dus ook de kinderen – in beweging was. Bij het snijden en steken is het mes zeer dicht in de buurt van de hoofdjes en halsjes van beide kinderen terecht gekomen.
Onder die omstandigheden met zekerheid mis steken is onmogelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van die beide kinderen met zich brengen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op de dood van beide kinderen dat het niet anders kan zijn, dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De enkele verklaring van verdachte dat zij alleen met het mes heeft gedreigd maakt dit niet anders.
Door tijdens de worsteling met aangeefster [slachtoffer 1] op aangeefster in te steken en haar daarbij daadwerkelijk te raken aan de linkerschouder, heeft verdachte ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij [slachtoffer 1] dodelijk zou verwonden. De plaats op het lichaam waar verdachte [slachtoffer 1] met het mes gestoken heeft is immers vlakbij het hart gelegen, dat een vitaal orgaan is. Ook hiervoor geldt dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op de dood dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De enkele verklaring van verdachte dat zij alleen met het mes heeft gedreigd maakt dit wederom niet anders.
Feit 3
Voor zover de raadsman heeft willen bepleiten dat ook ten aanzien van dit feit het opzet bij verdachte niet kan worden bewezen vanwege het feit dat verdachte in psychotische toestand verkeerde, verwijst de rechtbank naar hetgeen hieromtrent bij de bespreking van feit 1 is opgemerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte sleutels van [getuige 1] heeft gestolen gelet op:
- de aangifte van [getuige 1] [11] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [12] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
zij op 11 januari 2013 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], geboren op [datum] van het leven te beroven, met dat opzet het hoofd van [slachtoffer 2] naar achter heeft geduwd en vervolgens een snijbeweging met een mes heeft gemaakt langs de keel van die [slachtoffer 2] en met een mes meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (het oog van) die [slachtoffer 2] en meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 1] meermalen heeft gestoken met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 11 januari 2013 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutel toebehorende aan [getuige 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 3:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van verdachte
Zowel de officier van justitie als de verdediging (meer subsidiair) heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en daarom ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
De rechtbank komt tot datzelfde oordeel op grond van:
- het rapport van psychiatrisch onderzoek pro justitia van psychiater [naam] van
10 april 2013 en
- het rapport van psychologisch onderzoek pro justitia van klinisch psycholoog [naam 2] van 16 april 2013.
Het rapport van psychiatrisch onderzoek pro justitia houdt onder meer in:
“Er is bij betrokkene sprake van schizofrenie van het ongedifferentieerde type. Dit was ook het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene was ten tijde van het tenlastegelegde floride psychotisch.”
“Betrokkene is in de periode in aanloop naar de tenlastelegging in toenemende mate psychotisch gedecompenseerd waarbij er sprake was van paranoïdie, een prikkelbare en angstige stemming en een gestoorde realiteitstoetsing. Er zijn paranoïde wanen, waarin zwangerschap, bevalling en kinderen centraal staan. Daarnaast voelde betrokkene zich ernstig bedreigd en had het gevoel achtervolgd te worden. Er was sprake van ernstig gestoorde kritiek en wilsfuncties, waarbij betrokkene niet meer in staat was (de gevolgen van) haar handelen te overzien en hieraan sturing te geven.”
“Ondergetekende adviseert betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen”.
Het rapport van psychologisch onderzoek pro justitia houdt onder meer in:
“Er is bij betrokkene sprake van schizofrenie van het ongedifferentieerde type. Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde”.
Aangenomen kan worden dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde psychotisch en angstig was, dat zij zich op momenten zeer bedreigd heeft gevoeld en dat zij onder stress agressief reageert. Dit in ogenschouw nemend meent onderzoeker dat het verantwoord is om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde te beschouwen”.
De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over en legt die aan haar beslissing ten grondslag.
Gelet op het voorgaande is verdachte niet strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde en dient zij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd, maar de maatregel van opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de deskundigen beide opties open houden, maar uiteindelijk toch terbeschikkingstelling adviseren, omdat er bij een eventuele verlenging van de opname in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van de BOPZ dit wellicht mis zou kunnen gaan. De raadsman is van oordeel dat deze omstandigheid niet in het nadeel van verdachte mag werken en er zeker niet toe mag leiden dat zij in een voor haar herstel minder goede omgeving terecht komt.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of een last tot terbeschikkingstelling dient te worden gegeven, zoals door de officier van justitie is geëist, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en haar beide kinderen van zes maanden oud, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], van het leven te beroven, door met een mes snijdende en stekende bewegingen te maken in de richting van [slachtoffer 1] en haar kinderen, die zich op dat moment in een dubbele kinderwagen bevonden. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze ervaring voor het slachtoffer zeer beangstigend is geweest. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving in het algemeen en bij de getuigen die een en ander zien gebeuren, gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
Daarnaast heeft de rechtbank in het bijzonder de inhoud van de hierboven met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte genoemde rapporten van [naam] en [naam 2] in aanmerking genomen.
Deze deskundigen komen in hun rapporten tot de volgende conclusies.
Conclusie [naam]:
“Er is vrijwel rechtstreeks en causaal verband tussen het recidiverisico en het bestaan van de aanwezige psychopathologie, en meer specifiek de actieve psychotische symptomatologie. Onbehandeld wordt het recidiverisico klinisch als hoog ingeschat. Met behulp van een semi-gestructureerd risicotaxatie-instrument (HKT-30) wordt het recidiverisico als matig tot hoog ingeschat. Het betreft met name een risico op infanticide maar ook geweldsdelicten in de richting van derden, bekenden of onbekenden, valt niet uit te sluiten. De als zeer ernstige ingeschatte psychiatrische problematiek dient zeker intensief en incisief behandeld te worden om het recidiverisico te verminderen.”
“Gezien de huidige ontwikkelingen in het toestandsbeeld van betrokkene heeft onderzoeker sterke twijfels of het bestrijden van de psychose, en daaruit voortvloeiend het recidiverisico, in een periode van maximaal een jaar (het tijdsbestek van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis) gerealiseerd kan worden.” “Om het terugdringen van de kans op recidive, ook op termijn van meer dan een jaar te garanderen, geeft onderzoeker uw rechtscollege ter overweging, betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.”
Conclusie [naam 2]:
“Op grond van de combinatie van het schizofrene ziektebeeld en daarvan met name het floride psychotische beeld en de vrij sterke negatieve affectiviteit kan gesteld worden dat de kans op recidive als hoog ingeschat dient te worden”.
“Indien het ten laste gelegde en het directe verband tussen het ziektebeeld en het delict aan betrokkene bewezen kunnen worden is plaatsing in een psychiatrische inrichting (bijvoorbeeld FPA of FPK) ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht geïndiceerd. (Optie 1)
Opgemerkt dient hier wel dat het de vraag is of het behandelen van de psychose (en het daaruit voortvloeiend recidiverisico) in een jaar (tijd van de plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis) afdoende gedaan kan worden. Als tweede optie zou zich dan de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aandienen”.
De rechtbank zal deze conclusies van de deskundigen volgen en die ten grondslag leggen aan haar beslissing.
De rechtbank heeft op basis van de medische stukken omtrent de persoon van verdachte die aan het dossier zijn toegevoegd ook nog vastgesteld dat verdachte al vanaf 2006 psychische problemen heeft, waarvoor verdachte ook al hulp kreeg. Voorts is zij meerdere malen klinisch opgenomen. Daaruit volgt dat de problematiek van verdachte hardnekkig is.
Op grond van al het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Zulks is, nu het door verdachte onder 1 primair bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, ook toegelaten.
De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist voorts dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank merkt in dit verband op dat het hier een misdrijf betreft dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de verwachte lange behandelduur, zoals de deskundigen concluderen, een opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar, zelfs indien deze vanuit de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen verlengd zou worden, geen passende maatregel is.
Alles afwegende is de rechtbank, in overeenstemming met het door de officier van justitie gevorderde, van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging proportioneel is en derhalve moet worden opgelegd.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.300,15 ter zake van feit 1, bestaande uit € 1.050,15 materiële schade en € 1.250,- immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten: “telefoonkosten” ad € 15,-, “reiskosten” ad € 27,66, “tegemoetkoming opname verlofuren” ad € 108,96 en € 40,86, “verlies van arbeidsvermogen” ad € 31,16 en € 21,52, “therapiekosten” ad € 350,-, “kinderwagen beschadigd” ad € 404,99, “voetzakken” ad € 36,- en “knuffels onherstelbaar beschadigd” ad € 14,-.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, nu de gevorderde schade volstrekt aannemelijk en billijk is. Hij heeft tevens gevorderd de schadevergoedings-maatregel op te leggen. Ten aanzien van de verhouding tussen de ontoerekenbaarheid van het feit aan verdachte en de gevorderde schade heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar vraagt zich daarbij wel af of de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het huidige artikel 6:162, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) houdt in dat degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Ingevolge het derde lid van artikel 6:162 BW kan een onrechtmatige daad aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Artikel 6:165, eerste lid, BW houdt in dat de omstandigheid dat een als een doen te beschouwen gedraging van een persoon van veertien jaren of ouder verricht is onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, geen beletsel is die gedraging als een onrechtmatige daad aan de dader toe te rekenen.
Indien in een strafzaak het door de verdachte begane strafbaar feit niet aan hem/haar kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens doet zich dus de genoemde omstandigheid van artikel 6:165 BW voor. Daarnaast is van belang artikel 361, tweede lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering, waarin wordt gesteld dat een benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering indien (voor zover hier van belang) een maatregel wordt opgelegd. Nu aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd doet zich de in dit artikel bedoelde situatie voor en is de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de kostenposten zijn aan te merken als schade die het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade een passend bedrag is voor de schade die de benadeelde partij tot heden heeft geleden. Zij overweegt hiertoe dat er sprake is van zowel fysiek letsel als van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Door de benadeelde partij is voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van geestelijk letsel met een voldoende ernstig karakter. Derhalve zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij volledig toewijzen. Voorts veroordeelt de rechtbank verdachte tot het betalen van de gevorderde wettelijke rente van 11 januari 2013 tot aan de dag van volledige voldoening.
Anders ligt dat bij de vordering tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank kan slechts een schadevergoedingsmaatregel opleggen, indien de verdachte wegens het schadeveroorzakende feit wordt veroordeeld. In casu is de verdachte echter ontslagen van alle rechtsvervolging. Het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling is volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 12 oktober 2004, LJN AO3233) geen veroordeling in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve zal de vordering, voor zover die ziet op de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, worden afgewezen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
  • verklaart verdachte niet strafbaar;
  • ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verpleging van overheidswege;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 11 januari 2013 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], geboren op [datum 2] en/of [slachtoffer 3], geboren op [datum] van het leven te beroven, met dat opzet het hoofd van [slachtoffer 2] naar achter heeft geduwd en/of vervolgens een snijbeweging met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gemaakt langs keel van die [slachtoffer 2] en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp een of meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (het oog van) die [slachtoffer 2] en/of een of meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] een of meermalen heeft gestoken met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 11 januari 2013 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geboren op [datum 2] en/of [slachtoffer 3], geboren op [datum] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet het hoofd van [slachtoffer 2] naar achter heeft geduwd en/of vervolgens een snijbeweging met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gemaakt langs keel van die [slachtoffer 2] en/of met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp een of meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting (van het oog van) die [slachtoffer 2] en/of een of meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] een of meermalen heeft gestoken met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 11 januari 2013 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer 4] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 11 januari 2013 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer 4] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op of omstreeks 11 januari 2013 te Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700028-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 20 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in het Zwolle PPC te Zwolle.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
Omdat verdachte blijk heeft gegeven niet de Nederlandse, doch wel de Russische taal te verstaan, heeft de uitspraak plaats met bijstand van een persoon, opgevende te zijn mevrouw [tolk], wonende te Helmond, tolk voor de Russische taal. Ter terechtzitting van 6 augustus 2013 is de tolk aangezegd bij de uitspraak op 20 augustus 2013 te 12.30 uur zonder nadere oproeping aanwezig te zijn. De tolk is in het BTV-register geregistreerd onder nummer 2029. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertolkt.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. R.W.J.L. Loonen, advocaat te Heerlen.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, district Maastricht, afdeling recherche, met proces-verbaalnummer 2013004147, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 134 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1], pagina 90-92.
3.Het proces-verbaal verhoor aangeefster, pagina 100-104.
4.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring omtrent [slachtoffer 1], pagina 121.
5.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring omtrent[slachtoffer 2], pagina 122.
6.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring omtrent [slachtoffer 3], pagina 123.
7.Het proces-verbaal aangifte van [getuige 1], pagina 130-131.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 115-116.
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 32-33.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 44-45.
11.Het proces-verbaal aangifte van [getuige 1], pagina 130-132.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2013.