3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
Op 11 januari 2013 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte enkele dagen bij haar verbleef en een “psychisch” verleden heeft. Om te voorkomen dat verdachte weg zou rennen heeft aangeefster de voordeur met haar sleutels afgesloten toen zij even op bed ging liggen. Nadat verdachte deze sleutels had bemachtigd is zij naar de voordeur gerend. Aangeefster rende achter haar aan. Verdachte hield iets in haar hand en maakte een stekende beweging in de richting van de buik van aangeefster, die vervolgens een stekende pijn onder haar navel voelde. Verdachte heeft de woning van aangeefster vervolgens verlaten. De verbalisant ziet een klein bloedend wondje aan de onderbuik van aangeefster, net onder de navel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer 4] niet gestoken heeft.
Op grond van het geconstateerde wondje onder de navel staat voor de rechtbank vast dat aangeefster gestoken is. Nu er niemand anders bij haar in de buurt was dan verdachte op het moment dat de verwonding werd veroorzaakt – de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat de verwonding op een ander moment zou zijn veroorzaakt dan aangeefster heeft verklaard – staat het voor de rechtbank ook vast dat verdachte deze verwonding heeft veroorzaakt.
Na haar aanhouding op 11 januari 2013 zijn bij verdachte een klapmes en een nagelreiniger voorzien van een kort puntig uiteinde aangetroffen. Aangeefster heeft niet gezien waarmee verdachte haar gestoken heeft; met het mes of met de nagelreiniger. Het kan dus zowel het mes als de nagelreiniger geweest zijn. Gelet op het feit dat het steken met deze nagelreiniger over het algemeen niet de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zal hebben, en de rechtbank niet kan uitsluiten dat hiermee gestoken is, kan de rechtbank evenmin vaststellen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden van aangeefster of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Feit 1
Op 11 januari 2013 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van onder andere poging doodslag ten opzichte van haar zelf en haar twee kinderen die toen zes maanden oud waren. Zij heeft verklaard dat zij met een kinderwagen richting de Langendaal te Maastricht liep toen zij een haar onbekende vrouw aan zag komen lopen. Op het moment dat de vrouw langs aangeefster liep, pakte zij aangeefster stevig vast aan een arm en zei: “Jij gaat met mij mee” en “Jij moet naar mij luisteren”. Toen aangeefster begon te schreeuwen, liet de vrouw haar los. De vrouw liep vervolgens om de kinderwagen heen naar het kind dat het verst bij aangeefster vandaan zat. Zij haalde een klapmes uit haar zak en klapte dat open. Het handvat van het mes was donkerbruin met iets van koper. De vrouw duwde vervolgens het hoofdje van [slachtoffer 2] naar achteren, plaatste het lemmet van het mes op zijn keel en maakte een snijbeweging. Vervolgens maakte de vrouw diverse steekbewegingen met het mes in de richting van beide kinderen. De kinderen lagen in voetzakken. De punt van het mes verdween enkele malen in de voetzakken. Plotseling maakte de vrouw ook stekende bewegingen in de richting van aangeefster, die geraakt werd aan haar schouder en in de zij. De verbalisant neemt waar dat aangeefster diverse verwondingen aan beide handen heeft. Ook is er een bloedpunt te zien op de linkerschouder van aangeefster, net boven de linkerborst. De verbalisant ziet ook diverse afdrukken van een scherp voorwerp in de voetenzakken en een snee in de voetenzak van [slachtoffer 2], net naast het hoofdgedeelte.
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster nog naar voren gebracht dat zij het bij verdachte in beslag genomen mes herkent. Zij was aan het wandelen met haar tweeling, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], die in een kinderwagen tegenover elkaar zaten. Nadat de vrouw een snijdende beweging maakte op de keel van [slachtoffer 2], liep de vrouw naar aangeefster toe. Zij maakte toen een steekbeweging naar [slachtoffer 2], richting het rechteroog. Omdat aangeefster de steekbeweging afweerde, ging het mes langs zijn hoofd af. Ook heeft de vrouw steekbewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 3], waarbij ze een knuffeltje heeft geraakt dat rechts van zijn nek lag. Ze stak in de richting van zijn gezicht. Bij pogingen het mes bij haar kinderen weg te houden heeft aangeefster enkele snij- en steekwonden aan haar handen opgelopen. Vervolgens probeerde de vrouw haar in de buik te steken, maar omdat aangeefster naar voren klapte, kon het mes niet doordringen. Meteen daarna raakte de vrouw haar met het mes aan de linkerschouder.
Uit medische informatie komt naar voren dat aangeefster [slachtoffer 1] onder andere huidwondjes aan beide handen had en een steekwondje aan de voorzijde van de linkerschouder.[slachtoffer 2], geboren op [datum], had een oppervlakkige kras op de hoofdhuid.Bij [slachtoffer 3], eveneens geboren op [datum], werd geen uitwendig letsel waargenomen.
[getuige 1] is getuige geweest van het voorval. Zij heeft verklaard dat zij in haar auto over de Langendaal reed toen zij twee vrouwen met een kinderwagen op de rijbaan zag staan. Beide vrouwen trokken aan de kinderwagen. Eén van de vrouwen droeg een roze vest. De andere vrouw was in het zwart gekleed. Laatstgenoemde vrouw riep om hulp. De vrouw met het roze vest stond aan de andere zijde van de kinderwagen en hield een mes in haar hand. Zij pakte het kindje vast aan de capuchon en hield het mes tegen de keel van het kindje.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij twee vrouwen met een kinderwagen zag staan. De moeder van de kinderen riep om hulp en was gekleed in het zwart. De andere vrouw had een roze vest of jas aan. Beide vrouwen waren aan de kinderwagen en de kinderen aan het trekken. De vrouw in het roze gedroeg zich agressief ten opzichte van de moeder. De vrouw maakte hevige armbewegingen in de richting van de moeder en de kinderwagen en deed verschillende malen handreikingen in de kinderwagen.
Verdachte heeft op 13 januari 2013 verklaard dat zij zich alles kan herinneren. Zij zag een vrouw lopen met kinderen. Verdachte pakte de kinderwagen vast en zei tegen de vrouw: “Jij geeft mij deze kinderen. Een kindje voor jou en een voor mij”. Verdachte heeft verder verklaard dat zij een kindje uit de kinderwagen wilde nemen, maar dat dit niet lukte. Vervolgens heeft zij alleen met het mesje “zo” gedaan. Verdachte maakt daarbij zwaaiende bewegingen. Verdachte heeft verklaard dat zij de kinderen alleen heeft bedreigd en wel met het mes dat de politie van haar heeft afgenomen.Na de aanhouding van verdachte, die toen gekleed was in een rozekleurig vest, werd in haar linkermouw een klapmes aangetroffen. Het handvat was gedeeltelijk bronskleurig en gedeeltelijk donkerbruin met een houtmotief.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hierboven weergegeven verklaringen van aangeefster, de beide getuigen en de waarnemingen van de verbalisant omtrent het letsel en de schade aan de kinderwagen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met een uitgeklapt mes in haar handen het hoofdje van [slachtoffer 2] achterover heeft gedrukt, een snijbeweging heeft gemaakt bij de keel van [slachtoffer 2], stekende bewegingen in de richting van het oog van [slachtoffer 2] heeft gemaakt en stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 3] heeft gemaakt. Gelet op de genoemde verklaringen en de medische informatie kan tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] meermalen heeft gestoken.
Opzet
Primair is door de raadsman het verweer gevoerd dat de verdachte de haar tenlastegelegde feiten niet opzettelijk heeft begaan, gelet op de psychotische toestand waarin zij verkeerde.
De rechtbank overweegt dat een zodanig verweer volgens vaste jurisprudentie (HR 9 december 2008, LJN BD2775) slechts kan slagen indien bij de verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake. In de praktijk wordt al spoedig enig besef of enig benul aangenomen, zeker in gevallen als de onderhavige, waarin de delicten een activiteit van de verdachte vergen, met een zeker niveau van coördinatie van geestelijke en lichamelijke functies.
De rechtbank overweegt verder dat de opmerking van de psychiater dat er sprake was van ernstig gestoorde kritiek- en wilsfuncties, waarbij betrokkene niet meer in staat was (de gevolgen van) haar handelen te overzien en hieraan sturing te geven, niet betekent dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt, sluit evenmin uit dat er sprake is geweest van opzettelijk handelen.
In het onderhavige geval heeft verdachte verklaard dat zij met een mes heeft gezwaaid en één van de kinderen wilde meenemen. Voor de rechtbank staat hiermee al vast dat het verdachte niet heeft ontbroken aan ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Subsidiair is door de raadsman het verweer gevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is – anders dan de raadsman - van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het opzet van verdachte, in voorwaardelijke vorm, was gericht op het doden van [slachtoffer 1] en haar beide kinderen.
Verdachte maakt snijdende en stekende bewegingen in de richting van de kinderen die ingepakt in voetenzakken in een kinderwagen lagen. Daardoor was niet goed zichtbaar hoe ze precies lagen (plaats van armpjes, beentjes en romp). Daarbij waren zowel de moeder als verdachte aan diezelfde kinderwagen aan het trekken waardoor deze – en dus ook de kinderen – in beweging was. Bij het snijden en steken is het mes zeer dicht in de buurt van de hoofdjes en halsjes van beide kinderen terecht gekomen.
Onder die omstandigheden met zekerheid mis steken is onmogelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van die beide kinderen met zich brengen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op de dood van beide kinderen dat het niet anders kan zijn, dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De enkele verklaring van verdachte dat zij alleen met het mes heeft gedreigd maakt dit niet anders.
Door tijdens de worsteling met aangeefster [slachtoffer 1] op aangeefster in te steken en haar daarbij daadwerkelijk te raken aan de linkerschouder, heeft verdachte ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij [slachtoffer 1] dodelijk zou verwonden. De plaats op het lichaam waar verdachte [slachtoffer 1] met het mes gestoken heeft is immers vlakbij het hart gelegen, dat een vitaal orgaan is. Ook hiervoor geldt dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op de dood dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De enkele verklaring van verdachte dat zij alleen met het mes heeft gedreigd maakt dit wederom niet anders.
Feit 3
Voor zover de raadsman heeft willen bepleiten dat ook ten aanzien van dit feit het opzet bij verdachte niet kan worden bewezen vanwege het feit dat verdachte in psychotische toestand verkeerde, verwijst de rechtbank naar hetgeen hieromtrent bij de bespreking van feit 1 is opgemerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte sleutels van [getuige 1] heeft gestolen gelet op:
- de aangifte van [getuige 1];
- de bekennende verklaring van verdachte.