ECLI:NL:RBLIM:2013:4841

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
03/700279-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling, bedreiging en belediging met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 20 augustus 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, bedreiging en belediging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte werd beschuldigd van het proberen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn partner, het bedreigen van twee politieagenten en het beledigen van hen tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn partner had mishandeld door haar meermalen bij de keel vast te pakken en haar tegen het hoofd te slaan, wat leidde tot letsel en pijn. De bedreiging en belediging van de politieagenten werd ook bewezen verklaard, waarbij de verdachte hen uitschold en dreigende woorden gebruikte. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de processen-verbaal valselijk waren opgemaakt en oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank kende een schadevergoeding van €50 toe aan een van de benadeelde partijen, met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte in overweging namen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700297-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij haar heeft mishandeld;
Feit 2:[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
Feit 3:[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft beledigd.

3.De voorvragen

De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vervolging ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] woordelijk gelijkluidend zijn. Nu het onmogelijk is dat twee personen los van elkaar woordelijk hetzelfde zeggen betekent dat dat een van deze processen-verbaal valselijk is opgemaakt.
Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen niets relateren over de door verdachte geuite belediging aan hun adres. Pas nadat de getuige [getuige] hierover heeft verklaard, noemen de verbalisanten de belediging in hun aangiftes. Dit impliceert volgens de raadsman dat de verbalisanten niet alleen elkaars verklaringen, maar ook die van de getuige [getuige] hebben gekopieerd.
Door in strijd met de werkelijkheid te verbaliseren hebben de verbalisanten in casu ernstig inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor klaarblijkelijk doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak is tekort gedaan.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het te ver gaat om te stellen dat de processen-verbaal valselijk zijn opgemaakt. Zij brengt naar voren dat waarschijnlijk aan de tweede aangever gevraagd is of hij zich in het concept van de eerste aangever kon vinden. Dat de belediging niet in het proces-verbaal van bevindingen naar voren komt, is te verklaren vanuit het oogpunt dat het proces-verbaal van bevindingen meteen na het incident is opgemaakt en voornamelijk het geweldsincident omvat. De verdediging heeft nagelaten de betreffende verbalisanten als getuigen op te roepen en daardoor geen handen en voeten gegeven aan het verweer. De officier van justitie concludeert dat de door de raadsman aangevoerde punten niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat de opgemaakte processen-verbaal van aangifte van de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] woordelijk gelijkluidend zijn.
De rechtbank kan zich echter de door de officier van justitie aangehaalde werkwijze voorstellen, in die zin dat na de aangifte van [slachtoffer 2] aan [slachtoffer 3] is gevraagd of hij zich met de inhoud hiervan kon verenigen. Nu een proces verbaal een zakelijke weergave van hetgeen gezegd is moet bevatten – en niet woordelijk hoeft overeen te stemmen met de afgelegde verklaring – is met die werkwijze op zich niets mis. Daarom volgt uit de gevolgde werkwijze niet dat bewust een valse voorstelling van zaken is gegeven.
Er zijn verder ook geen aanwijzingen dat de verbalisanten zich in hun aangifte ter zake van de belediging hebben laten leiden door de getuigenverklaring van [getuige]. De aantijging dat sprake zou zijn van valse processen-verbaal acht de rechtbank dan ook ongegrond. Het beroep van de raadsman op de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt daarom verworpen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft zij naar voren gebracht dat verdachte zijn partner ernstig heeft mishandeld door meerdere keren tegen het hoofd te slaan en haar keel dicht te knijpen. Dat blijkt uit de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en de medische informatie over aangeefster. Bewijs dat verdachte de keel van aangeefster met kracht heeft dichtgeknepen ontbreekt. Verdachte heeft dit ontkend en er is bijvoorbeeld geen letsel aan de keel van aangeefster geconstateerd. Verdachte dient naar het oordeel van de officier van justitie daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft hij aangevoerd dat de in de tenlastelegging opgenomen bewoording niet per definitie een bedreiging opleveren.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft hij naar voren gebracht dat de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet voor het bewijs gebruikt mogen worden. In het proces-verbaal bevindingen, dat deze verbalisanten op de dag van het gebeuren hebben opgemaakt, wordt niet gerelateerd dat verdachte hen beledigd heeft. Met het uitsluiten van de aangiftes van de verbalisanten als bewijsmiddelen resteert alleen de verklaring van [getuige], waarin zij stelt dat verdachte de verbalisanten heeft beledigd. Deze ene verklaring is echter onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Op 6 mei 2013 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van zware mishandeling door verdachte. Zij heeft verklaard dat zij die dag samen met verdachte in haar woning aan de [adres slachtoffer] was. Daar greep verdachte haar bij de keel met twee handen en tilde haar op, waardoor ze geen lucht kreeg. Hij sloeg vervolgens meermalen met zijn vuisten op haar hoofd. Hierdoor heeft aangeefster last van hoofdpijn en is ze een stukje van de puzzel kwijt. Vervolgens heeft hij weer haar keel dichtgeknepen. Ten gevolge van de mishandeling heeft aangeefster overal pijn, ook aan haar onderrug. De verbalisant ziet daar rode drukplekken. [2] Uit medische informatie blijkt dat aangeefster een zwelling aan de linker- en rechterslaap had van enkele centimeters diameter en een opgezwollen onderlip. [3]
[getuige] is getuige geweest van dit incident. Zij heeft verklaard dat ze zag dat verdachte vanuit de gang naar [slachtoffer] rende en haar met beide handen om de keel vastpakte, alsof hij haar wilde wurgen. Na ongeveer 10 seconden liet hij los. [4]
Bij de politie heeft verdachte verklaard niet te weten waarom hij en [slachtoffer] ruzie hadden gekregen. [5] Voor het overige heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat hij niets heeft willen zeggen omdat hij niet meer weet wat er gebeurd is.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en de medische informatie over aangeefster acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar meermalen bij de keel te grijpen en deze dicht te knijpen en haar meermalen tegen het hoofd te slaan, waardoor zij pijn heeft gehad en letsel heeft opgelopen.
Feiten 2 en 3
Op 7 mei 2013 hebben brigadier [slachtoffer 2] en hoofdagent [slachtoffer 3] beiden aangifte gedaan van bedreiging en belediging door verdachte. Zij hebben verklaard dat zij ter plaatse gingen aan de [adres slachtoffer]. Daar troffen zij verdachte aan. In het gesprek dat volgde schreeuwde verdachte onder andere “Ik maak jullie kapot” en “homo’s”. Hierdoor voelden zij zich ernstig bedreigd en aangetast in hun goede naam en eer. [6] [7]
In het door dezelfde verbalisanten opgemaakte proces-verbaal van bevindingen hebben zij gerelateerd dat verdachte tegen hen schreeuwde dat hij hen kapot zou maken. [8]
De getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte riep: “Jullie krijgen mij toch niet, homo’s”. [9]
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de processen-verbaal van aangifte van de beide verbalisanten voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Zij verwijst hierbij naar hetgeen zij hierboven onder 3 heeft overwogen.
Eveneens anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de bewoordingen “Ik maak jullie kapot” in de onderhavige context een bedreiging opleveren die gericht is tegen het leven van de verbalisanten. De rechtbank hecht er geen geloof aan dat verdachte op dat moment doelde op het psychisch of financieel kapot maken van de verbalisanten, zoals de raadsman van verdachte heeft aangevoerd. Verdachte heeft de genoemde bewoordingen gebruikt tegen de twee verbalisanten die hem hadden aangehouden na een achtervolging door meerdere straten, het gebruik van pepperspray en ander gepast geweld. Het is niet aannemelijk dat verdachte in die situatie met zijn woorden doelde op psychisch of financieel kapot maken. De rechtbank verwerpt daarom de verweren van de raadsman.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 06 mei 2013, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden en de keel heeft dichtgeknepen en die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 6 mei 2013, in de gemeente Kerkrade, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar, dan maak ik jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 06 mei 2013, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], werkzaam als respectievelijk brigadier en hoofdagent bij de Regio Politie Limburg Zuid, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, hen in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "homo's".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
mishandeling;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte een klinische behandeling moet ondergaan. Gelet op de ernst van de feiten, het omvangrijke strafblad van verdachte en het feit dat hij onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens een proeftijd is de officier van justitie in het nadeel van verdachte afgeweken van de richtlijnen voor straffen in vergelijkbare zaken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de strafeis van de officier van justitie geen recht doet aan het feit dat het om een eenvoudige mishandeling gaat, waarbij aangeefster geen noemenswaardig letsel heeft opgelopen. De positieve tendens die verdachte nu doormaakt rechtvaardigt een proeftijd van twee jaar. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het opleggen van een bijzondere voorwaarde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zijn vriendin mishandeld en tevens twee verbalisanten beledigd en bedreigd door hen uit te schelden voor “homo’s” en naar hen te roepen “Ik maak jullie kapot”.
Hij heeft deze feiten gepleegd terwijl hij nog in de proeftijd liep van een veroordeling voor onder andere huiselijk geweld en belediging in 2012.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook rekening gehouden met het omvangrijke strafblad van verdachte.
In de genoemde omstandigheden ziet de rechtbank, met de officier van justitie, aanleiding om in het nadeel van verdachte af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, een passende straf. Gelet op het feit dat verdachte al bijna vier maanden in voorarrest heeft doorgebracht, ziet de rechtbank geen ruimte om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijk deel op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 276,- ter zake van de feiten 2 en 3.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op zijn niet-ontvankelijkheidsverweer. Subsidiair heeft hij eveneens om niet-ontvankelijkheidverklaring van de benadeelde partij verzocht, nu de gevorderde schade gelet op het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank overweegt dat in gevallen waarbij geen sprake is van fysiek letsel, slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Dit artikel bepaalt onder andere dat de benadeelde partij recht heeft op schadevergoeding indien hij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan in het onderhavige geval sprake is, nu verdachte de benadeelde partij, die op dat moment zijn functie als politieagent vervulde, in het openbaar heeft uitgemaakt voor “homo”. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] schade heeft geleden door de belediging die verdachte jegens hem heeft geuit.
Dat is anders ten aanzien van de geuite bedreiging. Uit het voegingsformulier blijkt dat de benadeelde partij behoorlijk aangeslagen is door de bedreiging. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij deze negatieve gevoelens graag op verdachte zou willen verhalen. De wet stelt echter strenge eisen aan het verhalen (op daders) van deze negatieve gevoelens. Verhaal is alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit vallen niet onder het bereik van het genoemde wetsartikel. Eventuele ernstigere psychische schade is op basis van de door genoemde benadeelde partij aangevoerde gegevens onvoldoende aangevoerd.
De rechtbank vindt de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, met dien verstande dat zij het opgevoerde bedrag ernstig zal matigen. De vordering is immers alleen toewijsbaar ten aanzien van de belediging en deze belediging bestond enkel uit het woord “homo”. De rechtbank zal de vordering naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 50,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2013 tot aan de dag der algehele vergoeding en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2013;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels
en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 06 mei 2013, in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (met kracht) (tegen het hoofd) heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 06 mei 2013, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen althans eenmaal (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (met kracht) (tegen het hoofd) heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij, op of omstreeks 6 mei 2013, in de gemeente Kerkrade,[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar, dan maak ik jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 06 mei 2013, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], werkzaam als respectievelijk brigadier en hoofdagent bij de Regio Politie Limburg Zuid, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, hen/hem in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "homo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700297-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 20 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 6 augustus 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, leiding district Kerkrade, bedrijfsbureau district Kerkrade, met registratienummer PL2420 2013047059 en 2013047425, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 46 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer], pagina 4-6.
3.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring d.d. 8 mei 2013 van [arts], huisarts, pagina 16.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige N. [getuige], pagina 27-28.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 38.
6.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2], pagina 17-18.
7.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3], pagina 19-20.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 21-22.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige N. [getuige], pagina 29.