ECLI:NL:RBLIM:2013:4840

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
03/700937-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang en vernieling in jeugdinrichting met bedreiging van geweld

Op 20 augustus 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 december 2012 in de jeugdinrichting Sint Joseph te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, betrokken was bij een incident waarbij hij met twee messen dreigde en meubilair vernielde. De verdachte, die zich ten tijde van het incident in een gesloten afdeling bevond, had een gesprek willen voeren met de gedragswetenschapper en de unitcoördinator, maar kreeg te horen dat hij niet met verlof mocht gaan. In een opwelling gooide hij een telefoon naar de televisie, waardoor beide beschadigd raakten. Vervolgens pakte hij twee messen en begon hij te dreigen met geweld, terwijl hij eiste dat niemand de ruimte mocht verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van vrijheidsberoving, omdat getuigen verklaarden dat zij de ruimte konden verlaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk dreigend gedrag vertoonde, wat leidde tot de bewezenverklaring van dwang en vernieling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Stichting Jeugdzorg Sint Joseph, behandeld, maar verklaarde deze niet-ontvankelijk omdat de vordering niet aan de wettelijke eisen voldeed. De rechtbank gelastte wel de teruggave van de in beslag genomen messen aan de stichting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700937-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. M.A.W. Graus, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 19 maart 2013 en 6 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:meerdere personen heeft gegijzeld;
Feit 2:een tv, een telefoon en/of een bank heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen heeft gegijzeld en dat hij een tv, een telefoon en een bank heeft vernield. Hij heeft deze personen naar het oordeel van de officier van justitie wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd door enerzijds te voorkomen dat zij de ruimte konden verlaten en anderzijds te beletten dat anderen de ruimte konden betreden, terwijl hij met twee messen zwaaide en dreigde. Dat er daadwerkelijk sprake was van een gijzeling blijkt ook uit het feit dat verdachte zijn doel, te weten een gesprek met de gedragswetenschapper en de unitcoördinator, niet zou kunnen bereiken indien de aanwezigen de ruimte gewoon konden verlaten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake was van vrijheidsberoving, nu de aanwezige personen de mogelijkheid hadden de ruimte te verlaten. Voor vrijheidsberoving zal sprake moeten zijn van een handeling die de fysieke verplaatsing onmogelijk maakt. Daarvan was hier geen sprake. Het enkel dreigen met een wapen levert geen onmogelijkheid van verplaatsing op. Daarbij komt dat uit de verschillende verklaringen naar voren komt dat tijdens het incident diverse personen de ruimte hebben verlaten en zijn binnengekomen en dat geen van de aanwezige pupillen zich bedreigd heeft gevoeld. Niet alle in de tenlastelegging genoemde personen zijn door de politie gehoord. Van de niet gehoorde personen kan niet worden vastgesteld of tegen hun geweld is toegepast en of zij daardoor het gevoel hadden dat zij de ruimte niet konden verlaten. In casu is er naar het oordeel van de raadsvrouw enkel sprake van bedreiging.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verdachte, die zich ten tijde van het incident vanwege een opgelegde PIJ maatregel in de jeugdinrichting St. Joseph te Cadier en Keer bevindt, krijgt op 11 december 2012 van pedagogisch medewerkster [getuige 1] [2] te horen dat hij niet met verlof mag gaan. [getuige 1] verklaart dat verdachte het hier niet mee eens is. Verdachte geeft aan dat hij hierover wil bellen met de gedragswetenschapper en krijgt hiervoor toestemming. Even later ziet getuige [getuige 1] dat verdachte de draagbare telefoon met kracht in de richting van de flatscreen televisie gooit, waardoor zowel de telefoon als de televisie onherstelbaar beschadigd raken. [3] Verdachte loopt vervolgens naar de keuken, trekt een afgesloten kastje open, pakt een messenblok en haalt hier twee grote vleesmessen uit. [4] Verdachte houdt in elke hand een mes, loopt daarmee op en neer door de leefgroep en zegt dat hij een gesprek wil met de unitcoördinator en de gedragswetenschapper. [5] Op de leefgroep bevinden zich behalve verdachte en getuige [getuige 1] op dat moment ook nog een andere pedagogisch medewerker (getuige [getuige 2]) en vijf andere jongeren (onder wie de getuigen [getuige 3] en [getuige 4]). [6] Getuige [getuige 1] heeft ondertussen op haar pieper gedrukt waardoor er een signaal is afgegeven aan alle overige medewerkers en de beveiliging. Korte tijd later maken vier beveiligers (onder wie getuige [getuige 5]) de nooddeur open en gaan naar binnen. Eén van deze beveiligers verlaat de leefgroep vrijwel direct weer om een schild te gaan halen. [7] Even later komt ook een andere groepsleider (getuige [getuige 6]) via de nooddeur naar binnen. Verdachte blijft zwaaiende bewegingen maken met de messen in de richting van het personeel, roept voortdurend dat er niemand naar buiten mag en eist dat hij de unitcoördinator en de gedragswetenschapper te spreken krijgt. [8] Verdachte gooit vervolgens allerlei meubilair (onder andere een bankstel) en een kerstboom om en schopt dit tegen één van de toegangsdeuren van de leefgroep. [9] Het bankstel raakt hierdoor beschadigd. [10] Getuige [getuige 2] verklaart dat de gebarricadeerde deur naar buiten openklapte, waardoor de barricade niet echt heel efficiënt was. [11] Aan de andere kant van de deur stond personeel klaar dat naar binnen wilde. Verdachte schopte tegen de deur. [12] Op verzoeken van het personeel om de jongeren via de nooddeur naar buiten te mogen begeleiden reageert verdachte met de woorden “dat gaat niet gebeuren, niemand gaat hier weg” en/of “”jullie gaan niet weg”. [13] Eén van de jongeren wil op een gegeven moment weglopen via de nooduitgang. Verdachte duwt [14] hem en zegt dat hij niet naar buiten mag gaan. [15] Uiteindelijk laat verdachte de jongere naar buiten gaan door de nooduitgang. Eén van de beveiligers gaat dan ook naar buiten. [16] Verdachte probeert op een gegeven moment nog een tafel voor één van de deuren te plaatsen en wordt dan overmeesterd.
Verdachte heeft bij de politie [17] verklaard dat hij bedreigingen heeft geuit en met de twee messen heeft gezwaaid, omdat hij boos was en hij de unitcoördinator ([medewerker 1]) en de gedragsmedewerker ([medewerker 2]) te spreken wilde krijgen. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij ook stekende bewegingen heeft gemaakt met de messen, maar dat was volgens verdachte om mensen op een afstand te houden. Ook getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij het gevoel had dat verdachte iedereen op afstand wilde houden. [18] Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling is geweest om mensen te gijzelen. Iedereen die wilde kon de ruimte gewoon verlaten. De barricade die hij had opgericht, was bedoeld om het mensen die van buiten naar binnen wilde komen moeilijk te maken.
De rechtbank stelt voorop dat de artikelen 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) betrekking hebben op de lichamelijke vrijheid (de vrijheid om fysiek te gaan en staan waar men wil). Van vrijheidsberoving in de zin van de artikelen 282 en 282a Sr is slechts sprake wanneer het iemand onmogelijk is gemaakt zich fysiek te verplaatsen. De artikelen 284 en 285 hebben betrekking op de geestelijke vrijheid (de vrijheid om te doen of laten wat men wil). Wanneer iemand zich fysiek niet wil verplaatsen vanwege een zedelijke dwang (het verplaatsen zou in strijd zijn met een morele of ethische verplichting dan wel in strijd met de eerbaarheid of omdat iemand gewoon bang is), maar dat fysiek wel zou kunnen, is er sprake van bedreiging in de zin van de artikelen 284 of 285 Sr.
Er zijn echter situaties denkbaar die zowel onder de artikelen 282 of 282a Sr als onder 284 of 285 Sr vallen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de dreiging zodanig is dat het slachtoffer moet vrezen onmiddellijk te worden neergeschoten, wanneer het pand zou worden verlaten (HR 15 mei 1990, LJN: ZC8416). Een dergelijke geestelijke dwang resulteert in een onmiddellijke onmogelijkheid zich vrij te verplaatsen (Conclusie AG bij HR 20 november 2012 LJN: BX5468). Indien zich zo’n situatie voordoet is er sprake van eendaadse samenloop (HR 15 mei 1990, LJN: ZC8416).
In de onderhavige strafzaak is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het de aanwezigen in de onderhavige situatie onmogelijk heeft gemaakt zich fysiek te verplaatsen. Dat blijkt al uit het feit dat tijdens het incident diverse mensen de ruimte zijn binnengekomen en twee van die mensen de ruimte op verschillende momenten ook weer hebben verlaten. Ook de jongere persoon waar verdachte dreigend tegen had gezegd dat hij niet weg mocht, heeft de ruimte vervolgens gewoon verlaten. De door verdachte opgerichte barricade was er ook niet op gericht om het de aanwezigen onmogelijk te maken de ruimte te verlaten, gelet op het feit dat de deur naar buiten toe openklapte en gelet op het feit dat het spullen waren die zonder al te veel moeite opzij geschoven konden worden.
De rechtbank is verder van oordeel dat evenmin kan worden bewezen dat de dreiging die van verdachte uitging een zodanige geestelijke dwang opleverde dat het voor de aanwezigen onmiddellijk onmogelijk was om zich te verplaatsen. Uit de stukken blijkt wel dat verdachte dreigend met twee messen heeft staan zwaaien en daarbij heeft geëist dat hij de unitcoördinator en de gedragswetenschapper te spreken kreeg, maar van een concrete onmiddellijke ernstige bedreiging naar de aanwezigen is geen sprake geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de twee jongeren die als getuige zijn gehoord beiden hebben verklaard dat zij nooit het gevoel hebben gehad dat zij tegen hun wil werden vastgehouden [19] en dat het personeel dat in de ruimte aanwezig was niet heeft verklaard dat zij dat gevoel wel hadden.
Wat betreft enkele stekende bewegingen die verdachte in de richting van enkele mensen heeft gemaakt was dat naar eigen zeggen met de bedoeling mensen uit zijn buurt te houden en niet om hen in de ruimte te houden. Ook getuige [getuige 5] had die indruk.
Dat verdachte daarnaast volgens diverse getuigen heeft geroepen dat niemand weg mocht en dat verdachte tegen een jongere persoon dreigend heeft gezegd dat hij niet weg mocht, doet hier evenmin iets aan af nu ook hieruit niet de noodzakelijke geestelijke dwang voor het kunnen aannemen van vrijheidsbeneming is voortgevloeid.
Dit betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de in de tenlastelegging onder feit 1 genoemde personen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden en evenmin dat verdachte een deur heeft gebarricadeerd om de aanwezigen te beletten de ruimte te verlaten. De verdachte zal van deze bestanddelen in het tenlastegelegde feit dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet de verklaringen van verdachte zelf en de getuigen [getuige 1], [getuige 5], [getuige 2], [getuige 6], [getuige 3] en [getuige 4], echter wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, terwijl de in feit 1 genoemde personen aanwezig waren op de woonafdeling, messen in zijn handen heeft vastgehouden en hiermee dreigend heeft rondgelopen en heeft gezwaaid en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van voornoemde personen en heeft gezegd: "niemand gaat hier weg", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en de deur heeft gebarricadeerd met meubilair (o.a. een bank) en een kerstboom en met kracht tegen een deur heeft geschopt, met het oogmerk (een) ander(en) te weten voornoemde personen, te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte daarbij gezegd dat [medewerker 2] en [medewerker 1] gebeld moesten worden (kennelijk met de bedoeling om zijn ingetrokken verlof alsnog te krijgen). Dit levert op het strafbare feit: Dwang.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank ook het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 11 december 2012 te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, opzettelijk op de (woon)afdeling De Buizerd (een gesloten afdeling van jeugdinrichting Sint Joseph), terwijl[getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 6] en [getuige 5] en [getuige 7] en [getuige 8] en [getuige 9] en [getuige 10] en [getuige 11] en [getuige 12] en [getuige 13] en [getuige 3] aanwezig waren op die woonafdeling, messen in zijn handen heeft vastgehouden en hiermee dreigend heeft rondgelopen en gezwaaid en stekende bewegingen gemaakt in de richting van (één) van voornoemde personen en gezegd: "niemand gaat hier weg", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en de deur heeft gebarricadeerd met meubilair (o.a. bank) en een kerstboom en met kracht tegen een deur heeft geschopt, met het oogmerk [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 6] en [getuige 5] en [getuige 7] en [getuige 8] en [getuige 9] te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte daarbij gezegd dat [medewerker 2] en [medewerker 1] gebeld moesten worden, althans woorden van dergelijke strekking (kennelijk met de bedoeling om zijn ingetrokken verlof alsnog te krijgen);
2.
op 11 december 2012 te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, opzettelijk en wederrechtelijk een tv en een telefoon en een bank toebehorende aan Jeugdinstelling St. Joseph heeft vernield en/of beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

De rechtbank verstaat de tenlastelegging voor wat betreft het eerste tenlastegelegde feit aldus dat daarin aan verdachte niet alleen een vrijheidsberoving in de zin van artikel 282a Sr, maar ook een bedreiging in de zin van artikel 284 Sr wordt verweten (zie in deze zin: HR 7 maart 2006, LJN: AU7118). Dit is voor de verdediging duidelijk geweest, gelet op de pleitnota waarin wordt aangevoerd dat er wel sprake is van een bedreiging en het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij de in de tenlastelegging genoemde personen heeft bedreigd om zo [medewerker 2] en [medewerker 1] te spreken te krijgen.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
een ander door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte bepaalde behandelingen moet ondergaan.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt naar voren gebracht.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft verschillende pupillen en medewerkers van Jeugdinrichting Sint Joseph bedreigd met geweld – het zwaaien met twee messen – om op die manier te bewerkstelligen dat hij een gedragswetenschapper en een unitcoördinator te spreken kreeg.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte gepleegde feit van zeer ernstige aard is en kan zich voorstellen dat deze ervaring voor de slachtoffers zeer beangstigend is geweest. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf is.
Bij het bepalen van de hoogte van die straf zal de rechtbank echter aanzienlijk afwijken van de eis van de officier van justitie. Deze is immers uitgegaan van een bewezenverklaring ter zake van artikel 282a Sr (gijzeling), welk artikel een strafmaximum kent van vijftien jaar gevangenisstraf. De rechtbank veroordeelt verdachte voor dwang ex artikel 284 Sr. Het wettelijk strafmaximum dat voor dit feit kan worden opgelegd is een gevangenisstraf van negen maanden.
De ernst en de aard van het feit, het zeer dreigende karakter ervan, alsmede het feit dat verdachte tevens een telefoon, een tv en een bank heeft beschadigd/vernield, maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats vindt die het wettelijke strafmaximum voor artikel 284 Sr nadert.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, een passende straf. Gelet op het feit dat verdachte reeds acht maanden in voorarrest heeft doorgebracht, ziet de rechtbank geen ruimte om een voorwaardelijk deel met een proeftijd en een bijzondere voorwaarde aan de straf te koppelen.

6.De benadeelde partijen

Stichting Jeugdzorg Sint Joseph
De benadeelde partij Stichting Jeugdzorg Sint Joseph vordert een schadevergoeding van
€ 1.927,48 ter zake van feit 2.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen ten aanzien van de posten “telefoon” en “tv” en daarbij betaling van de wettelijke rente op te leggen en de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de posten “bank” en “tafel” heeft hij gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu de vordering op dit punt niet geheel duidelijk is en de goederen, gelet op de in het dossier aanwezige foto’s, mogelijk gerepareerd kunnen worden.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat uit het dossier niet naar voren komt wie bevoegd is de vordering in te dienen. De aangifte is door de heer [medewerker 3] gedaan en de vordering is ingediend door gemachtigde [medewerker 4]. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is echter bestuurder [medewerker 5] bevoegd tot het indienen van de vordering.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de tafel en de bank gerepareerd kunnen worden, waardoor de benadeelde partij op die punten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de posten “telefoon” en “tv” heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De vordering is ondertekend door [medewerker 4]. Nu niet is gebleken van een machtiging waaruit blijkt dat [medewerker 4] bevoegd is om namens Stichting Jeugdzorg Sint Joseph een vordering in te dienen, voldoet de vordering niet aan de eisen die de wet hieraan stelt en dient de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal wel de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van Stichting Jeugdzorg Sint Joseph. Zij zal hiertoe overgaan omdat uit het dossier duidelijk is dat de stichting schade heeft geleden en verdachte heeft ter zitting ook meegedeeld dat hij deze schade wil vergoeden. De rechtbank ziet daarom aanleiding aan verdachte, conform het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, de volgende schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte dient ten behoeve van Stichting Jeugdzorg Sint Joseph aan de staat te betalen een bedrag van € 1.789,36,-. Dit komt overeen met de schade die de stichting heeft geleden ten gevolge van de vernielde/beschadigde gsm, de tv en de bank. De schade aan de tafel zal de rechtbank buiten beschouwing laten nu onvoldoende duidelijk is dat deze is veroorzaakt door verdachte.
[getuige 5]
De benadeelde partij[getuige 5] vordert een schadevergoeding van € 2.026,90 ter zake van feit 1, waarvan € 1.500,- aan immateriële schade, dat als voorschot wordt gevorderd en
€ 526,90 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2012.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, nu de schade voldoende aannemelijk is gemaakt, en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering wellicht een te zware belasting voor het strafgeding oplevert. Ook heeft zij opgemerkt dat het bedrag dat als voorschot wordt gevraagd aan de hoge kant is en heeft zij verzocht dit te matigen. Verder vraagt de raadsvrouw zich af of de opgevoerde post “kosten shiatsu behandeling” in rechtstreeks verband staat met hetgeen verdachte wordt verweten.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering te ingewikkeld van aard is. De rechtbank heeft twijfels bij de vraag of de door hem ervaren problematiek wel (volledig) op het onderhavige voorval is terug te voeren. Die twijfels komen voort uit het feit dat de andere medewerkers die zich in de ruimte hebben bevonden geen of nauwelijks gevolgen aan het voorval hebben overgehouden. Deze ernstige reactie bij [getuige 5] bevreemdt dan. Daar komt bij dat [getuige 5] kennelijk grote woedegevoelens naar zijn werkgever heeft als gevolg van onvoldoende ervaren steun. Een en ander duidt op een veel dieper gaande problematiek die wel eens met dit voorval niets van doen zou kunnen hebben. Hiernaar verder onderzoek doen is in deze fase van het geding te belastend voor het strafproces.
Dit brengt met zich mee dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering. De benadeelde partij kan zich wenden tot de civiele rechter.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn twee messen in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd deze messen terug te geven aan de rechthebbende.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen messen aan Stichting Jeugdzorg Sint Joseph, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet meer verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 284 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- gelast teruggave van de in beslag genomen messen aan Stichting Jeugdzorg Sint Joseph;
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 december 2012 te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk één of meer personen, genaamd L. Whalen en/of B. [getuige 2] en/of [getuige 6]en/of [getuige 5] en/of [getuige 7] en/of [getuige 8] en/of [getuige 9] en/of [getuige 10] en/of [getuige 11] en/of [getuige 12] en/of [getuige 13] en/of A. [getuige 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet op de (woon)afdeling De Buizerd (een gesloten afdeling van jeugdinrichting Sint Joseph), terwijl voornoemde personen aanwezig waren op die woonafdeling, (met) een of meer mes(sen), althans scherpe en/of puntige voorwerpen in zijn handen vastgehouden en hiermee dreigend rondgelopen en/of mee gezwaaid en/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van (één) van voornoemde personen en/of (vervolgens) gezegd: "niemand gaat hier weg", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of de deur(en) gebarricadeerd met meubilair (o.a. banken en/of tafels) en/of een kerstboom om te voorkomen dat voornoemde personen weg konden gaan en/of met kracht tegen een deur geschopt, met het oogmerk (een) ander(en) te weten voornoemde personen, te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte daarbij gezegd dat [medewerker 2] en/of [medewerker 1] gebeld moest(en) worden, althans woorden van dergelijke strekking (kennelijk met de bedoeling om zijn ingetrokken verlof alsnog te krijgen);
2.
hij op of omstreeks 11 december 2012 te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een tv en/of een telefoon en/of een bank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jeugdinstelling St. Joseph, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700937-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 20 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 20 augustus 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. M.A.W. Graus, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, district Maastricht, afdeling Recherche, met proces-verbaalnummer 2012140308, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 85 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 42.
3.Proces-verbaal aangifte [medewerker 3], p. 80, 82 en 83 en proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 43.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 28.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 43, proces-verbaal verhoor getuige Oude Geerding, p. 46, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], p. 64 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 28.
6.Proces-verbaal Stichting Jeugdzorg St. Joseph Beveiligingsdienst, bijlage bij proces-verbaal van aangifte namens de medewerkers van St. Joshep, p. 37.
7.Proces-verbaal Stichting Jeugdzorg St. Joseph Beveiligingsdienst, bijlage bij proces-verbaal van aangifte namens de medewerkers van St. Joshep, p. 36.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6], p. 57 en proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], p. 51.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 47-48 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 28.
10.Proces-verbaal aangifte van[medewerker 3], pagina 80-81.
11.Proces-verbaal verhoor [getuige 2], p. 48.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 44 en proces-verbaal verhoor [getuige 2], p. 48.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 43, proces-verbaal getuige [getuige 5], p. 51 en proces-verbaal getuige [getuige 6], p. 57.
14.Verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal getuige [getuige 1], p. 43.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], p. 64,
16.Proces-verbaal Stichting Jeugdzorg St. Joseph Beveiligingsdienst, bijlage bij proces-verbaal van aangifte namens de medewerkers van St. Joshep, p. 36.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 30.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], p. 51.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 61 en proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], p. 65.