Op 19 augustus 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een vonnis gewezen in een kort geding tussen een man en zijn ex-partner, de vrouw, en de WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING (WSS). De man, die voortvluchtig is na zijn detentie, vorderde nakoming van een door het gerechtshof bepaalde omgangsregeling met zijn minderjarige dochter. De omgangsregeling, vastgesteld op 8 juni 2011, hield in dat de man elke veertien dagen een weekend met zijn dochter doorbracht en de helft van de vakanties en feestdagen. De vrouw en de WSS verzetten zich tegen de nakoming van deze regeling, met het argument dat de veiligheid van de minderjarige in het geding is door de voortvluchtigheid van de man.
De voorzieningenrechter overwoog dat het in strijd is met de belangen van de minderjarige om een omgangsregeling af te dwingen in een situatie waarin de vader voortvluchtig is. De rechter benadrukte dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat het niet aanvaardbaar is dat zij mogelijk getuige wordt van de aanhouding van haar vader. De vordering tot nakoming van de omgangsregeling werd dan ook afgewezen.
Daarnaast vorderde de man ook vaststelling van telefooncontacten met zijn dochter. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel er afspraken zijn gemaakt over telefooncontacten, een kort geding niet de juiste procedure is om deze contacten vast te stellen. De WSS had inmiddels een bodemprocedure gestart om de omgangsregeling en telefooncontacten te wijzigen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de man af en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.