ECLI:NL:RBLIM:2013:4790
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming en betaling van huur door moeder tegen dochter
In deze zaak heeft eiseres, de moeder van gedaagde, een kort geding aangespannen tegen haar dochter met als doel de ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. De procedure begon met een dagvaarding op 16 mei 2013, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 juni 2013, waarbij beide partijen niet persoonlijk aanwezig waren, maar zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiseres stelde dat er een huurovereenkomst was gesloten, waarbij gedaagde sinds 1 december 2009 € 600,00 per maand aan huur verschuldigd was. Gedaagde betwistte de huurovereenkomst en stelde dat eiseres geen spoedeisend belang had bij de vordering.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Eiseres had aangevoerd dat zij in financiële problemen verkeerde door het uitblijven van huurbetalingen, maar gedaagde betwistte dit en voerde aan dat eiseres over voldoende financiële middelen beschikte. Daarnaast werd opgemerkt dat eiseres zelf de procedure had aangespannen, wat haar claim van psychische druk ondermijnde. De rechter concludeerde dat de lange periode van inactiviteit van eiseres in het vorderen van ontruiming ook niet bijdroeg aan de urgentie van de zaak.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiseres afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, aangezien beide partijen bloedverwanten zijn. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.H. Brandts, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.