4.3Het oordeel van de rechtbankOp 4 juni 2011 vond er omstreeks 02:00 uur een verkeersongeval plaats op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid te Maastricht. Op de plaats des onheils trof verbalisant [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1]) aan, die getuige was geweest van het ongeval.
[verbalisant 1] verklaarde dat zij samen met haar vriendin, [slachtoffer] (hierna: slachtoffer), op bovengenoemde datum omstreeks bovengenoemd tijdstip op de fiets reed, komende uit de richting van de Ambyerstraat-Zuid en gaande in de richting van de kruising met de Terblijterweg. Zij zag dat het slachtoffer met de fiets voor haar reed. Tevens nam [verbalisant 1] waar dat, toen zij beiden de oversteekplaats naderden, het in hun richting gekeerde verkeerslicht van rood op groen sprong. [verbalisant 1] zag dat het slachtoffer met de fiets doorreed en zich al op de rijbaan bevond. Vervolgens zag zij dat van links een auto kwam aanrijden, welke auto niet stopte bij de verkeerslichten. Deze auto botste met de voorzijde van de auto tegen de linker zijkant van de fiets van het slachtoffer. Het slachtoffer kwam met haar hoofd hard tegen de auto en vloog door de lucht, alvorens op de andere weg op de tegengestelde rijbaan terecht te komen.
Op 16 juni 2011 werd het slachtoffer medisch onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat zij een breuk van het schaambeen en een hersenkneuzing had opgelopen.Forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens concludeerde op 17 december 2012 uit voornoemd letsel, bezien in samenhang met de omstandigheid dat het slachtoffer zestien weken na het ongeval nog last bleek te hebben van restverschijnselen, te weten tintelingen aan de linkerkant van het lichaam, de onmogelijkheid om het lichaam langdurig te belasten en moeilijkheden met (pijnvrij) lopen, dat er in casu sprake was van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 4 juni 2011 als bestuurder reed in een personenauto, merk Volkwagen. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid te Maastricht in botsing is gekomen met de bestuurster van een fiets.
Uit de verkeersongevalanalyse blijkt omtrent de situatie ter plaatse onder meer het volgende. Op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid te Maastricht geldt voor motorvoertuigen een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. De rijbaan van de Terblijterweg is door middel van een middenberm verdeeld in twee afzonderlijke rijstroken. De rijstrook die gevolgd werd door de bestuurder van de Volkswagen wordt kort voor de (T-)kruising met de Ambyerstraat-Zuid verbreed en daarbij verdeeld in twee afzonderlijke rijstroken voor het rechtdoorgaande en het linksafgaande verkeer. Het aan de rechterzijde van de Terblijterweg gelegen weggedeelte van de Ambyerstraat-Zuid sluit niet aan op de rijbaan van de Terblijterweg. Aldaar is een verplicht (brom)fietspad gelegen, bestemd voor het (brom)fietsverkeer in beide richtingen. Het verkeer op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid wordt door middel van een driekleurige verkeerslichtinstallatie geregeld. Deze verkeerslichtinstallatie is beveiligd, zodat verkeerslichten van conflicterende fasen nimmer gelijktijdig een groen dan wel geel licht kunnen uitstralen.
Met betrekking tot de oorzaak/toedracht van het ongeval blijkt uit de verkeersongevalanalyse het volgende. De bestuurder van de Volkswagen reed over de Terblijterweg, komende uit de richting van de A2 en rijdende in de richting van de Vijverdalseweg, terwijl de bestuurster van de fiets reed over de Ambyerstraat-Zuid, komende uit de richting van de Weerhuisweg en rijdende in de richting van de Peutgensweg. Daarbij maakte de fietser gebruik van het (brom)fietspad. Op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid reden beiden het kruisingsvlak op. Doordat de bestuurder van de Volkswagen geen gevolg gaf aan het voor hem bedoelde en in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht - dat overigens reeds ongeveer 26 seconden rood licht uitstraalde - kwamen de beide voertuigen met elkaar in botsing. Ten tijde van de botsing bedroeg de gemiddelde snelheid van de Volkswagen Golf ongeveer 65 kilometer per uur.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet de rechtbank onder andere vaststellen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij er minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte is, zo blijkt uit de verkeersongevalanalyse, met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur
- terwijl daar slechts 50 kilometer per uur was toegestaan - het kruispunt opgereden en aldaar met het slachtoffer in botsing gekomen. Daarbij heeft verdachte een rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd dat, zo volgt wederom uit de verkeersongevalanalyse, nota bene reeds 26 seconden op rood stond. Dat verdachte gedurende al deze tijd het rood licht uitstralend verkeerslicht niet heeft waargenomen, spreekt boekdelen over de mate van oplettendheid die verdachte in acht heeft genomen. Dit, terwijl op dat moment wel een grote mate van oplettendheid geboden was, mede gelet op het feit dat het twee uur s’nachts was en andere verkeersdeelnemers op dat tijdstip minder goed zichtbaar plegen te zijn.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat het letsel, op grond van de aard en ernst daarvan en de duur van genezing, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat het slachtoffer zestien weken na het ongeval nog steeds last had van restverschijnselen, kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen, de verklaring van getuige [verbalisant 1], het medisch onderzoek, de verkeersongevalanalyse en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en door welk verkeersongeval het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de snelheidsmeting als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt omtrent dit verweer dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de uitgevoerde snelheidsmeting. Daarbij wijst de rechtbank op het belang, zoals staat vermeld op pagina 4 van het aanvullende proces-verbaal ongevalanalyse, van het hanteren van een consistente rekenmethode. Nu in casu bij alle berekeningen is uitgegaan van tijden gegenereerd door de voorzijde van het motorvoertuig, kan de toegepaste rekenmethode als betrouwbaar worden aangemerkt. De rechtbank vermag daarbij niet in te zien waarom de resultaten, indien men telkens de achterzijde van het motorvoertuig als uitgangspunt neemt voor alle berekeningen, zouden afwijken van de in casu verkregen resultaten. De rechtbank verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde betrouwbaarheidsverweer.