ECLI:NL:RBLIM:2013:4683

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
03/850149-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 31 juli 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2011 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, reed met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. Hij negeerde een rood verkeerslicht en kwam in botsing met een fietsbestuurster, die als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een fractuur van het schaambeen en een hersenkneuzing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot het verkeersongeval. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde feit, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte, die zich na het ongeval om het slachtoffer had bekommerd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/850149-11
Datum uitspraak : 31 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
ingeschreven in de GBA op het adres [adres 1], doch
verblijvend te ([adres 2].
Raadsman is mr. A. Çinar, advocaat te Simpelveld.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 19 december 2012 en 17 juli 2013.
Op 19 december 2012 zijn de onderzoekswensen van de zijde van de verdediging besproken en op 17 juli 2013 heeft de rechtbank de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2011 in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Terblijterweg en komende uit de richting van de A2 en gekomen bij de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met een hogere snelheid dan de te ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk te weten een snelheid van (ongeveer) (gemiddeld) 65 kilometer per uur, althans met een voor die wegsituatie te hoge snelheid, te rijden en/of (vervolgens) geen gevolg te geven aan een voor hem, verdachte, bestaande verplichting te stoppen, ingevolge een in zijn, verdachtes, richting gekeerd staand rood licht uitstralend driekleurig verkeerslicht op het moment dat (de bestuurster van) een fiets , rijdende over de Ambyerstraat-Zuid, doende was, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, de rijbaan van de Terblijterweg over te steken van rechts naar links, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met (de bestuurster van) die fiets,
door welk verkeersongeval, [slachtoffer], zijnde de bestuurster van die fiets, zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij of op omstreeks 4 juni 2011 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Terblijterweg en komende uit de richting van de A2 en gekomen bij de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid,
met een hogere snelheid dan de te ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk te weten een snelheid van (ongeveer) (gemiddeld) 65 kilometer per uur, althans met een voor die wegsituatie te hoge snelheid, heeft gereden en/of (vervolgens) geen gevolg heeft gegeven aan een voor hem, verdachte, bestaande verplichting te stoppen, ingevolge een in zijn, verdachtes, richting gekeerd staand rood licht uitstralend driekleurig verkeerslicht op het moment dat (de bestuurster van) een fiets, rijdende over de Ambyerstraat-Zuid, doende was, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, de rijbaan van de Terblijterweg over te steken van rechts naar links, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met (de bestuurster van) die fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op het proces-verbaal verkeersongevalanalyse, de verklaring van getuige [verbalisant 1] en het door de forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens verrichte forensisch geneeskundig onderzoek. Verdachte is met zijn personenauto op 4 juni 2011 met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid (50 kilometer per uur), namelijk met 65 kilometer per uur, door een rood licht uitstralend verkeerslicht gereden, waarna hij in botsing is gekomen met de bestuurster van een fiets, zijnde het latere slachtoffer [slachtoffer].
Door zijn handelswijze heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Als gevolg van de botsing heeft [slachtoffer] een fractuur van het schaambeen en een hersenkneuzing opgelopen, hetgeen te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Thans kampt [slachtoffer] nog steeds met de restverschijnselen van het voorval op 4 juni 2011.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Volgens de raadsman kan de door verdachte gereden snelheid niet genoegzaam worden vastgesteld, onder meer vanwege het feit dat is verzuimd om de snelheid aan de hand van zowel de voor- als de achterzijde van de personenauto te berekenen. De andere door verdachte gemaakte verkeersfout, te weten het door rood licht rijden, levert, naar de mening van de raadsman, geen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 op. Nu het gedrag van verdachte tevens niet als gevaarzettend kan worden aangemerkt, kan niet worden gekomen tot een bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1] Op 4 juni 2011 vond er omstreeks 02:00 uur een verkeersongeval plaats op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid te Maastricht. Op de plaats des onheils trof verbalisant [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1]) aan, die getuige was geweest van het ongeval. [2]
[verbalisant 1] verklaarde dat zij samen met haar vriendin, [slachtoffer] (hierna: slachtoffer), op bovengenoemde datum omstreeks bovengenoemd tijdstip op de fiets reed, komende uit de richting van de Ambyerstraat-Zuid en gaande in de richting van de kruising met de Terblijterweg. Zij zag dat het slachtoffer met de fiets voor haar reed. Tevens nam [verbalisant 1] waar dat, toen zij beiden de oversteekplaats naderden, het in hun richting gekeerde verkeerslicht van rood op groen sprong. [verbalisant 1] zag dat het slachtoffer met de fiets doorreed en zich al op de rijbaan bevond. Vervolgens zag zij dat van links een auto kwam aanrijden, welke auto niet stopte bij de verkeerslichten. Deze auto botste met de voorzijde van de auto tegen de linker zijkant van de fiets van het slachtoffer. Het slachtoffer kwam met haar hoofd hard tegen de auto en vloog door de lucht, alvorens op de andere weg op de tegengestelde rijbaan terecht te komen. [3]
Op 16 juni 2011 werd het slachtoffer medisch onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat zij een breuk van het schaambeen en een hersenkneuzing had opgelopen. [4] Forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens concludeerde op 17 december 2012 uit voornoemd letsel, bezien in samenhang met de omstandigheid dat het slachtoffer zestien weken na het ongeval nog last bleek te hebben van restverschijnselen, te weten tintelingen aan de linkerkant van het lichaam, de onmogelijkheid om het lichaam langdurig te belasten en moeilijkheden met (pijnvrij) lopen, dat er in casu sprake was van zwaar lichamelijk letsel. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 4 juni 2011 als bestuurder reed in een personenauto, merk Volkwagen. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid te Maastricht in botsing is gekomen met de bestuurster van een fiets.
Uit de verkeersongevalanalyse blijkt omtrent de situatie ter plaatse onder meer het volgende. Op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid te Maastricht geldt voor motorvoertuigen een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. De rijbaan van de Terblijterweg is door middel van een middenberm verdeeld in twee afzonderlijke rijstroken. De rijstrook die gevolgd werd door de bestuurder van de Volkswagen wordt kort voor de (T-)kruising met de Ambyerstraat-Zuid verbreed en daarbij verdeeld in twee afzonderlijke rijstroken voor het rechtdoorgaande en het linksafgaande verkeer. Het aan de rechterzijde van de Terblijterweg gelegen weggedeelte van de Ambyerstraat-Zuid sluit niet aan op de rijbaan van de Terblijterweg. Aldaar is een verplicht (brom)fietspad gelegen, bestemd voor het (brom)fietsverkeer in beide richtingen. Het verkeer op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid wordt door middel van een driekleurige verkeerslichtinstallatie geregeld. Deze verkeerslichtinstallatie is beveiligd, zodat verkeerslichten van conflicterende fasen nimmer gelijktijdig een groen dan wel geel licht kunnen uitstralen. [6]
Met betrekking tot de oorzaak/toedracht van het ongeval blijkt uit de verkeersongevalanalyse het volgende. De bestuurder van de Volkswagen reed over de Terblijterweg, komende uit de richting van de A2 en rijdende in de richting van de Vijverdalseweg, terwijl de bestuurster van de fiets reed over de Ambyerstraat-Zuid, komende uit de richting van de Weerhuisweg en rijdende in de richting van de Peutgensweg. Daarbij maakte de fietser gebruik van het (brom)fietspad. Op de kruising van de Terblijterweg met de Ambyerstraat-Zuid reden beiden het kruisingsvlak op. Doordat de bestuurder van de Volkswagen geen gevolg gaf aan het voor hem bedoelde en in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht - dat overigens reeds ongeveer 26 seconden rood licht uitstraalde - kwamen de beide voertuigen met elkaar in botsing. Ten tijde van de botsing bedroeg de gemiddelde snelheid van de Volkswagen Golf ongeveer 65 kilometer per uur. [7]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet de rechtbank onder andere vaststellen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij er minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte is, zo blijkt uit de verkeersongevalanalyse, met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur
- terwijl daar slechts 50 kilometer per uur was toegestaan - het kruispunt opgereden en aldaar met het slachtoffer in botsing gekomen. Daarbij heeft verdachte een rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd dat, zo volgt wederom uit de verkeersongevalanalyse, nota bene reeds 26 seconden op rood stond. Dat verdachte gedurende al deze tijd het rood licht uitstralend verkeerslicht niet heeft waargenomen, spreekt boekdelen over de mate van oplettendheid die verdachte in acht heeft genomen. Dit, terwijl op dat moment wel een grote mate van oplettendheid geboden was, mede gelet op het feit dat het twee uur s’nachts was en andere verkeersdeelnemers op dat tijdstip minder goed zichtbaar plegen te zijn.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat het letsel, op grond van de aard en ernst daarvan en de duur van genezing, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat het slachtoffer zestien weken na het ongeval nog steeds last had van restverschijnselen, kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen, de verklaring van getuige [verbalisant 1], het medisch onderzoek, de verkeersongevalanalyse en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en door welk verkeersongeval het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de snelheidsmeting als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt omtrent dit verweer dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de uitgevoerde snelheidsmeting. Daarbij wijst de rechtbank op het belang, zoals staat vermeld op pagina 4 van het aanvullende proces-verbaal ongevalanalyse, van het hanteren van een consistente rekenmethode. Nu in casu bij alle berekeningen is uitgegaan van tijden gegenereerd door de voorzijde van het motorvoertuig, kan de toegepaste rekenmethode als betrouwbaar worden aangemerkt. De rechtbank vermag daarbij niet in te zien waarom de resultaten, indien men telkens de achterzijde van het motorvoertuig als uitgangspunt neemt voor alle berekeningen, zouden afwijken van de in casu verkregen resultaten. De rechtbank verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde betrouwbaarheidsverweer.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 juni 2011 in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Terblijterweg en komende uit de richting van de A2 en gekomen bij de kruising van de Terblijterweg met de
Ambyerstraat-Zuid, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
met een hogere snelheid dan de te ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk te weten een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur te rijden en vervolgens geen gevolg te geven aan een voor hem, verdachte, bestaande verplichting te stoppen, ingevolge een in zijn, verdachtes, richting gekeerd staand rood licht uitstralend driekleurig verkeerslicht op het moment dat (de bestuurster van) een fiets, rijdende over de Ambyerstraat-Zuid, doende was, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, de rijbaan van de Terblijterweg over te steken van rechts naar links, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met de bestuurster van die fiets,
door welk verkeersongeval, [slachtoffer], zijnde de bestuurster van die fiets, zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de op te leggen straf rekening te houden met een aantal strafmitigerende omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat verdachte zich direct om het slachtoffer heeft bekommerd en zich tegenover haar heeft verontschuldigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is met zijn auto met een snelheid van 65 kilometer per uur, terwijl daar slechts 50 kilometer per uur was toegestaan, de kruising Terblijterweg/Ambyerstraat-Zuid opgereden en aldaar in botsing gekomen met de bestuurster van een fiets. Daarbij heeft verdachte een verkeerslicht dat reeds 26 seconden op rood stond, genegeerd. De bestuurster van de fiets heeft als gevolg van die botsing een fractuur van het schaambeen opgelopen, alsmede een hersenkneuzing. Zij kampte 16 weken na het voorval nog steeds met de restverschijnselen van deze letsels.
Met het bovenstaande en het belang van normbevestiging - verdachte heeft zich immers aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen - houdt de rechtbank rekening bij de strafoplegging. In strafmitigerende zin neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven inzicht te hebben in het foutieve van zijn handelen. Tevens heeft verdachte zich van meet af aan bekommerd om de fysieke gesteldheid van het slachtoffer; hij heeft het slachtoffer regelmatig in het ziekenhuis opgezocht. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat het bewezenverklaarde feit reeds van geruime tijd geleden dateert en dat verdachte niet eerder ter zake door een rechter is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden. Een gedeelte hiervan, groot 20 uren, zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. De rechtbank zal daarbij de proeftijd op 2 jaren stellen. Tevens zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke rijontzegging opleggen voor duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Met de oplegging van de voorwaardelijke straffen beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte het onvoorwaardelijke deel van de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • ontzegt aan verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 juli 2013.
Buiten staat
Mr. M.B. Bax is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/850149-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 31 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [adres 2].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. A. Çinar, advocaat te Simpelveld.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 1 t/m 116 d.d. 6 oktober 2011 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2011, p. 23
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [verbalisant 1] d.d. 7 juli 2011, p. 20/21
4.Schriftelijk bescheid betreffende de geneeskundige verklaring d.d. 1 juli 2011, p. 29
5.Schriftelijk bescheid betreffende het onderzoek door dr. J.F.A. Poettgens d.d. 17 december 2012, p. 3/4
6.Proces-verbaal van verkeersongevalanalyse d.d. 26 september 2011, p. 53 t/m 55
7.Proces-verbaal van verkeersongevalanalyse d.d. 26 september 2011, p. 51, 52 en 61