In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en haar ex-partner. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.Th. Hogervorst, vorderde een straatverbod en contactverbod tegen de man, met wie zij een relatie had gehad en twee minderjarige kinderen had. De vrouw stelde dat de man zich niet aan eerdere afspraken hield en haar lastigviel via telefoon en sociale media, met name Facebook. De man was in persoon verschenen en voerde verweer tegen de vorderingen van de vrouw.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang was bij de vordering van de vrouw. De vrouw heeft aangegeven dat de man na eerdere afspraken, gemaakt tijdens een zitting in maart 2013, zich niet aan de gemaakte afspraken hield. De man zou zich hebben opgehouden in de straat van de vrouw en contact met haar hebben gezocht, ondanks het verbod dat was afgesproken. De vrouw heeft ook bewijsstukken overgelegd, waaronder aangiften bij de politie.
De voorzieningenrechter heeft de vordering tot straatverbod afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat de man zich in strijd met de afspraken had gedragen. Echter, de voorzieningenrechter heeft wel het contactverbod toegewezen, waarbij de man werd verboden de vrouw telefonisch of via internet lastig te vallen. Dit verbod geldt voor een periode van zes maanden, met een dwangsom van € 100,- per overtreding, tot een maximum van € 10.000,-. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. Schreinemakers, voorzieningenrechter.