ECLI:NL:RBLIM:2013:4546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
03/853034-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met dodelijke afloop

Op 30 juli 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 16 januari 2012. De verdachte heeft met zijn personenauto een fietser aangereden, die als gevolg van de aanrijding een hoge dwarslaesie opliep en enkele dagen later overleed aan ademstilstand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet roekeloos of aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, en sprak hem vrij van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Wel werd vastgesteld dat de verdachte de fietser geen voorrang had verleend, wat een overtreding van artikel 5 van dezelfde wet opleverde. De rechtbank legde een geldboete van € 500 en een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank vond geen redenen voor een ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor de verdachte zelf. De uitspraak benadrukte de ernst van de gevolgen van de verkeersfout, maar ook de relatieve geringheid van de fout zelf, wat leidde tot de beslissing om de straf niet te verzwaren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/853034-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende [adresgegevens].
Raadsman is mr. drs. N.T.G. Keulers, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juli 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte met zijn auto een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander is omgekomen.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan; de officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte niet het verwijt kan worden gemaakt dat zijn gedrag zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest en vordert daarom vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
Hoewel er een aantal onduidelijkheden zijn blijven bestaan na het onderzoek, zoals het antwoord op de vraag uit welke richting het slachtoffer [slachtoffer] is gekomen en waardoor de verdachte hem over het hoofd heeft gezien, staat volgens de officier van justitie wel vast dat de verdachte [slachtoffer] zou hebben moeten opmerken en zou de verdachte aan [slachtoffer] voorrang hebben moeten verlenen. De verdachte is met het door hem bestuurde voertuig de kruising opgereden en heeft daarbij de bocht naar links te krap genomen. Ook dit betreft een verkeersfout, waardoor hinder en gevaar op de weg is ontstaan. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt, getuige de aanrijding die daarop volgde. Het subsidiair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een pleitnota overgelegd. Evenals de officier van justitie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet bewezen is, aangezien het rijgedrag van de verdachte niet kan worden aangemerkt als aanmerkelijk onoplettend of aanmerkelijk onvoorzichtig. Ook heeft hij niet gereden met aanmerkelijke verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid. Voorts heeft de raadsman betwist dat de verdachte links ten aanzien van de denkbeeldige middenas heeft voorgesorteerd, nu dit niet zonder meer uit de bevindingen van de verkeersongevalanalyse hoeft te volgen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich, met betrekking tot de bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op maandag 16 januari 2012 omstreeks 15:40 uur met zijn personenauto vanaf zijn woning aan [adres] is vertrokken. Hij reed over de [K-straat] in de richting van de kruising van de [K-straat] met de [H-straat / KB-straat]. Bij deze kruising bracht hij zijn voertuig tot stilstand, voornemens om linksaf de [H-straat] in te rijden. Hij heeft naar rechts gekeken en zag geen verkeer naderen. Hij heeft vervolgens recht voor zich gekeken en zag daar ook geen verkeer naderen. Daarop is hij uit stilstand weggereden en linksaf de [H-straat] ingeslagen. Hij was net de kruising opgereden toen hij iemand hoorde schreeuwen. Daarop heeft hij zijn voertuig tot stilstand gebracht. Op dat moment hoorde hij aan de voorzijde van zijn auto een harde klap. Hij zag dat een fietser links naast zijn auto op de grond terecht kwam. Hij verklaart deze fietser niet te hebben gezien toen hij de kruising op reed en hij kan niet verklaren uit welke richting deze fietser is aangekomen. De verdachte verklaart verblind te zijn doordat het licht van de zon werd weerkaatst in het glas van de ramen van het bij de kruising gelegen schoolgebouw. [2] Ter terechtzitting heeft de verdachte hier nog aan toegevoegd dat hij de situatie ter plaatse goed kent. Hij stopt altijd voor de kruising, omdat aan de overzijde deze school is gelegen. Hoewel hij inderdaad last had van de zon, kon hij de kruising overzien. [3] Uit de medische verklaring volgt dat het slachtoffer [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding een hoge dwarslaesie heeft opgelopen, waardoor hij niet meer zelfstandig kon ademen en niet meer kon bewegen. De dwarslaesie is volgens de arts waarschijnlijk ontstaan doordat [slachtoffer] bij het ongeval uiterst ongelukkig op zijn hoofd terecht moet zijn gekomen. Na een aantal dagen bewusteloos te zijn geweest, heeft [slachtoffer] meerdere malen aan behandelaars en familie aangegeven dat hij niet met behulp van apparatuur in leven wilde worden gehouden. In verband daarmee heeft de familie besloten de behandeling te doen staken, waarna [slachtoffer] korte tijd later is overleden aan de gevolgen van ademstilstand.
Ten tijde van de aanrijding bevond zich ook een voetganger op de kruising. Deze persoon heeft een verklaring afgelegd. Deze verklaring komt overeen met het relaas van de verdachte. De getuige [getuige] verklaart namelijk dat hij de [K-straat] wilde oversteken in de richting van de [H-straat], maar dat hij moest wachten voor een personenauto merk Volkswagen, type Golf, die in de [K-straat] stil stond. Hij zag dat de auto wegreed en linksaf de [H-straat] inreed. Op het moment dat de auto links af sloeg, hoorde hij plotseling iemand schreeuwen. De getuige zag vervolgens een man op een fiets tegen de genoemde auto aanrijden en op de grond vallen. De getuige heeft deze fietser niet eerder op of nabij de kruising gezien. Hij zag de fietser pas toen hij diens schreeuw hoorde en hij tegen de auto reed. De auto reed volgens de getuige niet hard. Hij heeft ook gezien dat de auto eerst stilstond, daarna wegreed, linksaf de [H-straat] in. De getuige kan niet verklaren waar de fietser precies vandaan is gekomen, maar hij denkt dat de fietser uit de [K-straat] aan de overzijde van de kruising kwam gefietst. [4]
Uit een daarnaar ingesteld onderzoek is niet gebleken dat de verdachte op het moment van het ongeval stoffen had gebruikt die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen gevonden dat de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid zou hebben overschreden. De betrokken voertuigen verkeerden in voldoende technische staat van onderhoud. Ten tijde van het ongeval stond de zon laag aan de horizon, maar bij nader onderzoek bleek dat de stand van de zon slechts in zeer geringe mate van invloed zal zijn geweest op het uitzicht van de verdachte op het verkeer dat op het moment kort voor het ongeval op de [K-straat] uit de tegenovergestelde richting de kruising met de [H-straat / KB-straat] naderde.
Ten aanzien van de vermijdbaarheid concluderen de politieambtenaren verbonden aan het bureau Forensische Opsporing Verkeersongevalanalyse (VOA) van de divisie Regionale Recherche van de regiopolitie Limburg-Zuid dat de fietser de aanrijding niet heeft kunnen vermijden, maar dat de verdachte door tegen de wegas voor te sorteren, te stoppen alvorens links af te slaan en de hem tegemoet komende fietser voor te laten gaan, de aanrijding had kunnen voorkomen.
De rechtbank kan deze conclusie niet volgen. Zowel de verdachte als de getuige [getuige] verklaren dat de verdachte is gestopt alvorens de kruising op te rijden. De verdachte verklaart zelf dat hij op het moment van de aanrijding reeds links was ingedraaid, hetgeen zijn eindpositie verklaart. Nu de auto zich ten tijde van het onderzoek bevond in de eindpositie en de verdachte, alvorens op die eindpositie te komen, met de auto heeft gereden, kan niet zonder meer worden gesteld dat de verdachte niet tegen de wegas is gestopt voordat hij optrok en links indraaide. Dat kan immers - gelet op de omstandigheid dat de verdachte nadat hij was gestopt en heeft gekeken, waarna hij is opgetrokken - niet enkel op de eindpositie worden gebaseerd en andere aanwijzingen daarvoor zijn er niet. Gelet op de vermoedelijke richting van waar uit de fietser is komen aanrijden op de kruising - te weten: vanaf de [K-straat], maar uit de tegenovergestelde richting dan de richting die de verdachte volgde - maakt het daarnaast voor de mate van gevaarzetting geen verschil of de verdachte voldoende rechts heeft gehouden bij het afslaan. Aan linksaf slaan is immers inherent dat de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer wordt gekruist. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op alle feiten en omstandigheden, alleen een voorrangsfout gemaakt: de verdachte had, als bestuurder die wil afslaan, de fietser moeten opmerken en deze als verkeer dat hem op dezelfde weg tegemoet kwam, voor moeten laten gaan (artikel 18, eerste lid RVV 1990).
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend. Zij zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Het niet verlenen van voorrang betreft wel een gedraging waardoor gevaar en hinder op de weg werd veroorzaakt, welk gevaar zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, getuige het ongeval. De rechtbank oordeelt het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hierna te omschrijven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht door wettige bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte:
op 16 januari 2012, in de gemeente Stein, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [K-straat] en gekomen bij het kruispunt bestaande uit genoemde weg met de [H-straat] en de [KB-straat]
, links af is geslagen richting de [H-straat] op het moment dat een hem over de [K-straat] tegemoetkomende fietser reeds begonnen was betreffende kruising over te steken en zich voor zijn, auto bevond, waardoor hij met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die bestuurder van die fiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn/haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van zes maanden. Zij acht met name het dodelijk letsel bepalend voor haar strafeis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ernstige letsel van het slachtoffer, dat uiteindelijk tot de dood heeft geleid, niet redengevend mag zijn voor de hoogte van de op te leggen straf. De raadsman benadrukt dat vast staat dat het ongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten, maar dat beter onderzocht had moeten worden welke factoren aan de ernst van het letsel hebben bijgedragen, zoals bijvoorbeeld de snelheid van de fietser.
Voorts heeft de raadsman gewezen op het feit dat het ongeval de verdachte erg heeft aangegrepen. Hij heeft zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog en is thans arbeidsongeschikt door de grote psychische belasting.
De raadsman pleit, gelet op uitspraken in soortgelijke zaken, voor het opleggen van een geldboete, te betalen in termijnen. Hij geeft in overweging om daarnaast een voorwaardelijke werkstraf, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft schuld aan een verkeersongeval. Doordat hij een fietser niet heeft opgemerkt en daardoor heeft verzuimd om voorrang te verlenen, is er een aanrijding ontstaan. Bij die aanrijding is [slachtoffer] ten val gekomen en volgens de verklaring van de forensisch arts daarbij vermoedelijk uiterst ongelukkig terecht gekomen. [slachtoffer] heeft nekwervels gebroken, hetgeen een hoge dwarslaesie tot gevolg had. Hierdoor kon hij niet meer zelfstandig ademen en niet meer zelfstandig bewegen. [slachtoffer] kon na het ongeval alleen met behulp van apparatuur in leven gehouden worden. Enige dagen na het ongeval is besloten om de behandeling te doen staken en [slachtoffer] is kort daarop komen te overlijden.
Een relatief geringe verkeersfout heeft aldus dramatische gevolgen. Het strafrecht heeft op de eerste plaats tot doel om de ernst van de gemaakte (verkeers-)fout te bestraffen. De vergelding komt als doel op de tweede plaats, maar deze plaats is in het geval van een schulddelict minder prominent. Hoewel de gevolgen uiteraard worden meegewogen bij het bepalen van de strafmaat, overweegt de rechtbank dat in de onderhavige zaak qua hoogte van de straf en voor wat betreft de modaliteit daarvan aansluiting gezocht moet worden bij de gewoonlijk ingeval van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet opgelegde straf: een hoge geldboete. Om voorts de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer en zijn nabestaanden uit te drukken, zal de rechtbank daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf op leggen.
De rechtbank is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte zeer gebukt gaat onder de gevolgen van het door hem veroorzaakte ongeval. Hij heeft oprecht berouw getoond en heeft na het ongeval betrokkenheid getoond bij de toestand waar het slachtoffer in verkeerde. Voorts heeft de verdachte tevens betrokkenheid getoond bij de situatie van de nabestaande(n). Tot slot overweegt de rechtbank dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Gelet hierop ziet de rechtbank redenen om te bepalen dat de taakstraf voorwaardelijk niet zal worden ten uitvoer gelegd. De rechtbank ziet geen redenen om daarnaast ook nog een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, nu deze maatregel vooral ook is bedoeld om de verkeersveiligheid te vergroten. Van enig bijzonder belang tot het opleggen van een dergelijke straf is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht in dit geval een geldboete ter grootte van € 500,00 en daarnaast een taakstraf in de vorm van een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, passend.
De rechtbank ziet geen termen om het verzoek tot betaling in termijnen te honoreren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4. omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt
  • veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tevens
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters, en mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting op
30 juli 2013.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 16 januari 2012 in de gemeente Stein als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [K-straat] en gekomen bij het kruispunt bestaande uit genoemde weg met de [H-straat] en de [KB-straat], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, links af te slaan richting de [H-straat], op het moment dat een hem, verdachte,
over de [K-straat] tegemoetkomende fietser reeds begonnen was betreffende kruising over te steken en/of zich voor zijn, verdachtes, auto bevond, waardoor hij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die (bestuurder van die) fiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hoofd- en/of nekletsel (hoge dwarsleasie) werd toegebracht, met uiteindelijk de dood tot gevolg;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2012, in de gemeente Stein, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [K-straat], de [K-straat] en gekomen bij het kruispunt bestaande uit genoemde weg met de [H-straat] en de [KB-straat]
, links af is geslagen richting de [H-straat], op het moment dat een hem,
verdachte, over de [K-straat] tegemoetkomende fietser reeds begonnen was betreffende kruising over te steken en/of zich voor zijn, verdachtes, auto bevond, waardoor hij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die (bestuurder van die) fiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/853034-12
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van de rechtbank van
30 juli 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende [adresgegevens].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 16 juli 2013 heeft hij geen afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn, maar heeft de verdachte wel aangegeven dat het niet nodig is om een tolk op te roepen.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. drs. N.T.G. Keulers, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij dossier nummer 2012006318, Politie Limburg Zuid, District Sittard, Leiding Basiseenheid Stein-Beek-Schinnen, gedateerd 30 mei 2012. Deze bijlagen zijn genummerd 1 tot en met 21.
2.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 16 januari 2012, pagina 11 en 12.
3.De verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 juli 2013.
4.Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige] d.d. 16 januari 2012, pagina 13.