ECLI:NL:RBLIM:2013:4539

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
03/700181-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van moord en bedreiging, veroordeling voor het wegvoeren van twee lijken

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 juni 2013, stond verdachte [verdachte 6] terecht voor meerdere ernstige misdrijven, waaronder het medeplegen van moord en bedreiging, en het wegvoeren van de stoffelijke overschotten van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van medeplegen van moord en bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij opzettelijk dreigend heeft gehandeld of betrokken was bij de dood van [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten niet voldoende waren om de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten te bewijzen.

Wel heeft de rechtbank bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 4] hebben de lichamen van de slachtoffers verborgen en vernietigd met het doel om de feiten en de oorzaak van hun overlijden te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lichamen in een ton met chemicaliën zijn geplaatst en dat de resten zijn weggespoeld in het riool. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake was van rechtstreekse schade in de zin van de wet.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden, en heeft de verdachte een zware straf opgelegd vanwege de gruwelijke wijze waarop met de stoffelijke overschotten is omgegaan. De rechtbank heeft ook de rol van de verdachte in het geheel meegewogen, waarbij hij een leidende rol had in het wegmaken van de lichamen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
parketnummer: 03/700181-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte 6],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 22 mei 2012, 14 en 17 augustus 2012, 23 en 25 oktober 2012, 15 en 21 januari 2013, 12 en 19 maart 2013, 14 mei 2013 en 3, 4, 5, 7 en 12 juni 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting van 3 juni 2013 nader omschreven en ter terechtzitting van 4 en 5 juni 2013 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:samen met (een) ander(en) het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] heeft weggemaakt om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
Feit 2:samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit 3:samen met (een) ander(en) met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, dan wel dat hij daaraan samen met (een) ander(en) medeplichtig is geweest;
Feit 4:samen met (een) ander(en) het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] heeft weggemaakt om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Kort samengevat heeft de officier van justitie een scenario voorgelegd, inhoudende dat [verdachte 1] en [verdachte 6]op 5 augustus 2011 naar de woning van de broers van [slachtoffer 2] zijn gegaan. Ze hebben geklaagd over de manier waarop [slachtoffer 2] omging met [getuige 8], de dochter van [verdachte 1], en over de dreigementen die hij zou uiten aan het adres van [verdachte 1]. Daarbij zouden [verdachte 1] en [verdachte 6]via deze broers ook bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 2] hebben geuit. De broers hebben [slachtoffer 2] diezelfde avond over dit bezoek verteld.
Naar aanleiding van dit bezoek is [slachtoffer 2] de volgende ochtend, 6 augustus 2011, naar Tudderen gegaan, naar de woning van de familie [verdachte 1]. Sindsdien is niets meer van hem vernomen.
Die ochtend waren [verdachte 1], zijn echtgenote [verdachte 2], hun kinderen [verdachte 3], [verdachte 4] en [verdachte 5] alsmede huisvriend [verdachte 6]in de woning aanwezig. Volgens de officier van justitie hebben eerst [verdachte 2] en daarna [verdachte 1] tijdens dat bezoek op [slachtoffer 2] geschoten. Uiteindelijk is [slachtoffer 2] als gevolg van dit geweld overleden. Vervolgens is het lichaam door [verdachte 4] en [verdachte 6]naar België gebracht, naar de woning van [verdachte 6]. Daar is het lichaam in een ton met zoutzuur opgelost en zijn de resten door het riool gespoeld.
Tijdens het onderzoek naar de vermissing van [slachtoffer 2] is tevens aan het licht gekomen dat [verdachte 3] in de zomer van 2009 [slachtoffer 1] heeft gedood op de binnenplaats van de woning in Tudderen. Ook het lichaam van [slachtoffer 1] is mede door toedoen van [verdachte 6]opgelost in een ton met zoutzuur en ook zijn resten zijn door het riool gespoeld.
De officier van justitie acht de betrokkenheid van [verdachte 6]bij het wegmaken van de lijken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen op de door hem in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden. Ten aanzien van het bedreigen van [slachtoffer 2] en de betrokkenheid bij het doden van [slachtoffer 2] heeft hij vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een pleitnota overgelegd. Hierin heeft hij zich ten aanzien van de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde bedreiging heeft hij primair vrijspraak bepleit en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, nu verdachte in zijn ogen niet kan worden aangemerkt als medepleger of medeplichtige aan de dood van [slachtoffer 2].
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1: Het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1].
Aan verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij samen met een ander/anderen het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] heeft weggemaakt.
Verdachte heeft verklaard dat [verdachte 4] in de zomer van 2009 ’s-nachts bij hem aan de deur stond en vertelde wat er gebeurd was. De volgende ochtend is verdachte naar de woning in Tudderen gegaan, waar hij een persoon op de grond zag liggen. De muren zaten vol met bloed. [verdachte 3] vertelde hem dat hij [slachtoffer 1] de keel had doorgesneden en met een pikhouweel had geslagen tot hij zeker wist dat hij dood was. De rest van het gezin [verdachte 1] was op dat moment met vakantie. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens samen met [verdachte 4] naar zijn woning in België is gereden om een vrieskist te halen. Daar hebben zij het lichaam ingedaan. De bedoeling was om het lichaam in de vrieskist te bewaren tot [verdachte 1], zijnde de vader van [verdachte 4] en [verdachte 3], terug was van vakantie. Vervolgens hebben verdachte en [verdachte 4] de vrieskist in de auto gezet en zijn zij samen naar de Baanstraat te Landgraaf (in Nederland) gereden. Daar is de vrieskist in een ruimte in de garage geplaatst. Daarna heeft verdachte [verdachte 4] naar huis gebracht. Nadat [verdachte 1] terug was van vakantie hebben [verdachte 1] en verdachte het lichaam van [slachtoffer 1] in een ton gedaan en daar zoutzuur en zwavelzuur bijgegooid. Later hebben zij die ton leeggepompt en nog niet opgeloste delen in tonnetjes gedaan. Daar werd opnieuw een mengsel van zuren bijgedaan. Het zuur waarin de restanten van [slachtoffer 1] waren opgelost werd vervolgens naar Gellik gebracht en aldaar in het riool gegoten. [2]
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij op een avond een telefoontje kreeg van zijn broer [verdachte 3] die vroeg hoe laat hij naar huis kwam. De rest van het gezin was toen met vakantie. Toen [verdachte 4] thuis kwam en de woning betrad, zag hij op de binnenplaats een bergje plastic zakken liggen. Desgevraagd heeft [verdachte 3] hem verteld dat [slachtoffer 1] daaronder lag. [verdachte 4] heeft tevens de fiets van [slachtoffer 1] naast de voordeur zien staan. Vervolgens is [verdachte 4] vertrokken naar de woning van verdachte, aan wie hij het voorval heeft verteld. De volgende dag kwam verdachte met een vrieskist naar de woning in Tudderen, welke door hem en [verdachte 4] op de binnenplaats is gezet. Daar hebben zij samen het in plastic gewikkeld lichaam in de vrieskist gedaan. Vervolgens hebben zij de vrieskist in het busje van verdachte gezet en zijn zij samen naar zijn woning in Gellik (België) gereden. Daar hebben zij de vrieskist uitgeladen en in de bijruimte naast de garage gezet. Vervolgens heeft verdachte [verdachte 4] naar huis gebracht. [3]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, die steun vindt in de verklaring van [verdachte 4], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [verdachte 4] schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1].
Feit 2: De bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging moet worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte samen met [verdachte 1] op 5 augustus 2011 bij woning van de broers van [slachtoffer 2] aan de deur is geweest. Of zij dit op “opzettelijk dreigende” wijze hebben gedaan, zoals in de tenlastelegging staat, blijkt echter niet uit het dossier, zodat verdachte van dit onderdeel van feit 2 zal worden vrijgesproken.
Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte tegenover de broers de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen heeft gebruikt. Nu uit het dossier ook niet blijkt van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte 1] dat de woorden die [verdachte 1] heeft gebruikt strafrechtelijk aan verdachte kunnen worden toegerekend, zal verdachte ook van dit onderdeel van feit 2 worden vrijgesproken.
Feit 3: Het doden van [slachtoffer 2].
Verdachte heeft verklaard dat er op 6 augustus 2011 in de woning van de kinderen van de familie [verdachte 1] in Tudderen is geschoten op [slachtoffer 2] en dat deze hierbij is gedood. Hierbij waren volgens verdachte in ieder geval [verdachte 1] en [verdachte 2] betrokken. Verdachte heeft niet verklaard dat hij zelf op [slachtoffer 2] heeft geschoten. Ook [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben nadrukkelijk verklaard dat [verdachte 6]niet op [slachtoffer 2] heeft geschoten. [verdachte 3] en [verdachte 4] verklaren niet dat zij van hun ouders hebben gehoord dat [verdachte 6]toch geschoten zou hebben. De rechtbank heeft op dit onderdeel geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen zodat zij daarvan zal uitgaan.
Wel heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 2] gedurende het schietincident meerdere keren heeft vastgehad. In de woonkamer, toen [slachtoffer 2] hem vastpakte om zich achter hem te verschuilen tegen de kogelregen van [verdachte 2] en hij zelf [slachtoffer 2] vastpakte om te voorkomen dat hij (verdachte) getroffen zou worden. En daarna nog een keer, bij de deur van de woonkamer naar de gang, toen verdachte naar eigen zeggen de broeksriem van [slachtoffer 2] vastpakte om zich achter hem langs naar de hal te persen. In deze beschrijving kan de rechtbank echter niet lezen dat dit vastpakken/vasthouden is geschied met het opzet om, bijvoorbeeld, [slachtoffer 2] tegen te houden waardoor deze niet zou kunnen vluchten.
Het is denkbaar dat verdachte achteraf een ander motief aan het vastpakken heeft gegeven en dat het daadwerkelijke motief toch is geweest [slachtoffer 2] de vlucht te verhinderen. In dat verband kunnen de verklaringen van [verdachte 2] en [verdachte 1] misschien meer duidelijkheid brengen. [verdachte 2] heeft verklaard dat verdachte meegeholpen heeft [slachtoffer 2] van haar af te trekken. Zij verklaart dus wel over enig fysiek contact tussen verdachte en [slachtoffer 2], maar ook hieruit valt volgens de rechtbank geen opzet op het verhinderen van de vlucht, laat staan opzet op de dood van [slachtoffer 2] af te leiden. [verdachte 1] heeft het niet over enig vasthouden door verdachte.
[verdachte 3] heeft wel nog verklaard over het vasthouden. Hij zegt te hebben gehoord dat [verdachte 1] en verdachte [slachtoffer 2] hebben vastgehouden. Hij zegt dat hij dat van zijn moeder heeft gehoord, maar eigenlijk ook niet. Hij heeft het een agent door de telefoon horen zeggen toen hij op het politiebureau was. Daarmee wordt de herkomst van deze wetenschap onduidelijk. Ook de reden voor het vasthouden is onduidelijk. Dat dit een poging tot vluchten van [slachtoffer 2] zou zijn geweest heeft hij namelijk niet zelf gehoord, dat is zijn eigen conclusie. Daarmee is deze verklaring van [verdachte 3] onvoldoende betrouwbaar om op grond daarvan te concluderen dat verdachte heeft getracht [slachtoffer 2] vast te houden met het opzet om zijn vlucht te voorkomen.
Tenslotte heeft de rechtbank nog gekeken naar de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij – toen [slachtoffer 2] op de grond lag – gezegd heeft “zo laat je een hond nog niet sterven”. Valt hierin wellicht de opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer 2] te lezen? Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat zo een uitspraak moeilijk te waarderen is als men de intenties van de persoon die het zegt niet kent. Er kan sprake zijn van erbarmen, maar ook een boze uitlating over het geleverde prutswerk, in de trant van ”schiet eens op”. In het laatste geval zou er sprake kunnen zijn van een aanmoediging [slachtoffer 2] definitief te doden.
Hoe dit ook zij, nu niet bewezen kan worden dat de woorden van verdachte bedoeld waren als een aanmoediging om (nogmaals) op [slachtoffer 2] te schieten, is de rechtbank van oordeel dat uit deze woorden niet het opzet op het doden van [slachtoffer 2] kan worden afgeleid.
Nu er verder geen aanwijzingen zijn die er op de een of andere manier op duiden dat verdachte betrokken is geweest bij het doden van [slachtoffer 2] zal hij van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 4: Het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2].
Verdachte heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 2] in een hoek lag in een plas bloed. Nadat hij samen met [verdachte 4] de auto van [slachtoffer 2] had weggebracht, zijn zij terug naar Tudderen (in Duitsland) gereden. Daar hebben zij samen het lichaam van [slachtoffer 2] in een ton gedaan en deze ton in het busje van verdachte gezet. Vervolgens zijn ze met het busje naar diens woning te Gellik gereden. Daar is de ton uitgeladen en is er zoutzuur gehaald. Nadat het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] van kleding was ontdaan, is het terug in de ton geplaatst en is er zout- en zwavelzuur bijgegoten. Verdachte heeft verder verklaard dat hij regelmatig in de ton ging roeren en ook zoutzuur heeft bijgeschonken. De vloeistof die uiteindelijk nog in de ton zat, heeft hij met een maatbeker overgeschept in emmers. Toen er niks meer van materie over was, heeft hij de tonnetjes in de put naast de woning leeggemaakt. [4]
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij op 6 augustus 2011 nog in bed lag toen hij beneden kabaal hoorde. Toen hij naar beneden liep, zag hij [slachtoffer 2] in de gang liggen. [verdachte 4] heeft verklaard dat hij dacht dat [slachtoffer 2] op dat moment dood was. Hij heeft verklaard dat hij vervolgens samen met verdachte de auto van [slachtoffer 2] heeft weggezet. Toen ze terugkwamen bij de woning in Tudderen was het lichaam naar de woonkamer verplaatst. Hij heeft het lichaam vervolgens samen met verdachte naar de hal van de woning gedragen en het daar in een ton geplaatst. Deze ton hebben zij vervolgens in de bus van verdachte gezet en daarmee zijn ze naar Gellik (België) gereden. Daar hebben ze de ton uitgeladen en in een bijruimte van de garage gezet. Nadat zij het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] van kleding hebben ontdaan en weer terug in de ton hebben geplaatst, zijn zij zuur gaan halen. Dat hebben zij vervolgens in de ton – met daarin het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] – gegoten. Daarna heeft verdachte hem naar huis gebracht. [5]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ondersteund door de verklaring van [verdachte 4], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [verdachte 4] schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2], op de wijze zoals in de tenlastelegging is vermeld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 26 juni 2009 tot en met 25 november 2011 in Tudderen (Selfkant) en/of in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een ander een lijk, te weten het stoffelijk overschot van een overledene in leven genaamd [slachtoffer 1] heeft verborgen en weggevoerd en vernietigd met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader:
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] in een vrieskast/vrieskist heeft/hebben gestopt (teneinde het aan [verdachte 1] te kunnen tonen) en
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] in een ton heeft/hebben gestopt en
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vervoerd naar Nederland en België en
- chemicaliën heeft/hebben gekocht teneinde deze te gebruiken om het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] te doen oplossen en vervolgens
- bij het (zich in de ton bevindende) stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] (zout)zuur heeft/hebben gegoten en vervolgens
- na een bepaalde periode de inhoud van deze ton (met maatbekers en/of emmers) heeft/hebben verdeeld over kleinere emmers en/of tonnen en vervolgens
- de inhoud van deze kleinere emmers en/of tonnen (na te hebben vastgesteld dat alle resten van het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] volledig waren opgelost) in een riool althans een afvoerput heeft/hebben gegoten;
4.
in de periode van 6 augustus 2011 tot en met 25 november 2011 in Tudderen (Selfkant) en/of in Gellik tezamen en in vereniging met een ander een lijk, te weten het stoffelijk overschot van een overledene in leven genaamd [slachtoffer 2] heeft verborgen en weggevoerd en vernietigd met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader:
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] heeft/hebben verplaatst en vervolgens
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] in een ton heeft/hebben gestopt en
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] heeft/hebben verpakt in plastic en
- die ton met daarin het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vervoerd naar België en
- chemicaliën heeft/hebben gekocht teneinde deze te gebruiken om het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] te doen oplossen en
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] in een ton heeft/hebben gestopt en daarbij (zout)zuur heeft/hebben gegoten en vervolgens
- regelmatig in die ton met daarin het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] en het (zout)zuur heeft/hebben geroerd en
- na een bepaalde periode de inhoud van deze ton (met maatbekers en/of emmers) heeft/hebben verdeeld over kleinere emmers en/of tonnen en
- de inhoud van deze kleinere emmers en/of tonnen (na te hebben vastgesteld dat/of alle resten van het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] volledig waren opgelost) in een riool althans een afvoerput heeft/hebben gegoten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van een lijk verbergen, vernietigen, wegvoeren of wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
feit 4:
medeplegen van een lijk verbergen, vernietigen, wegvoeren of wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van verdachte
Gz-psycholoog drs. S. Labrijn en psychiater J.L.M. Dinjens hebben onderzoek gedaan naar verdachtes geestvermogens. Zij hebben daarover op respectievelijk 25 april 2013 en 8 mei 2013 gerapporteerd en komen beide tot de conclusie dat verdachte toerekeningsvatbaar is te beschouwen ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank begrijpt de conclusies en zal deze overnemen. Nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit, is verdachte strafbaar.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de tijd die verdachte in België in detentie heeft doorgebracht, aangezien die in Nederland niet in mindering gebracht kan worden, en met het feit dat verdachte van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven. De raadsman acht een gevangenisstraf van 25 maanden een passende straf.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegmaken van twee stoffelijke overschotten. Hij heeft samen met zijn mededader ([verdachte 4]) de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], nadat deze personen door een misdrijf om het leven waren gebracht, weggevoerd van de plaats delict en vervolgens in een ton met zout- en zwavelzuur gestopt. Nadat de lichamen geheel waren opgelost heeft verdachte de inhoud van de tonnen via een rioleringsafvoer weggespoeld. Van beide stoffelijke overschotten zijn geen aantoonbare resten meer teruggevonden.
Verdachte en zijn mededader hebben door hun handelswijze niet alleen geprobeerd de rechtsgang te belemmeren. Zij hebben ook de nabestaanden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onnoemelijk leed aangedaan, niet alleen gedurende de periode waarin de nabestaanden nog in de veronderstelling konden verkeren dat er sprake was van vermissing van beide slachtoffers, maar ook vanaf het moment dat duidelijk werd wat er daadwerkelijk met hen was gebeurd. De rechtbank rekent verdachte hierbij met name aan de gruwelijke en mensonterende wijze waarop met de stoffelijke overschotten is omgegaan en het feit dat verdachte hierbij een leidende en sturende rol heeft gehad. Door de wijze waarop beide lichamen zijn weggemaakt zijn er bovendien geen stoffelijke resten meer over en is aan de nabestaanden de mogelijkheid ontnomen om op een passende wijze afscheid te nemen van hun dierbare. Ook dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 mei 2013. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportages die zijn uitgebracht betreffende de persoon van verdachte.
De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, de wijze waarop verdachte en zijn mededader te werk zijn gegaan, de rol die verdachte daarin heeft gehad en het leed dat door deze feiten aan de nabestaanden van beide slachtoffers is toegebracht, van oordeel dat in het onderhavige geval aanknoping dient te worden gezocht bij de maximale (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf die de wetgever heeft gesteld op het onttrekken van een lijk aan nasporing. Deze maximale straf bedraagt 24 maanden. Nu verdachte dit feit twee maal heeft begaan kan het maximum op grond van de wettelijke samenloop-bepalingen met 1/3 (= acht maanden) worden verhoogd. De rechtbank kan daarom maximaal een gevangenisstraf opleggen van 32 maanden.
Verdachte heeft in het kader van de onderhavige zaak echter al twee maanden in voorlopige hechtenis gezeten in België. In het buitenland ondergaan voorarrest, niet zijnde overleveringsdetentie, is ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht niet aftrekbaar van de uiteindelijk op te leggen straf. Nu verdachte dit voorarrest wel heeft ondergaan in het kader van de onderhavige zaak, zal de rechtbank de tijd die verdachte in België in voorarrest heeft doorgebracht verdisconteren in de op te leggen straf.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De benadeelde partijen

Namens drie nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen ieder een bedrag van € 15.000,00. Ter onderbouwing van deze vorderingen is aangevoerd dat verdachte, door het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1], inbreuk heeft gemaakt op het recht van de nabestaanden van [slachtoffer 1] om te kunnen beschikken over diens stoffelijk overschot.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat vorderingen tot schadevergoeding van slachtoffers of hun nabestaanden, wanneer deze in het kader van een strafzaak worden ingediend, moeten voldoen aan de eisen die het strafprocesrecht hieraan stelt. Daarvoor moet allereerst gekeken worden naar artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierin is bepaald dat als slachtoffer wordt aangemerkt diegene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of nadeel heeft ondervonden. Ingevolge artikel 51d Sv is artikel 51a Sv van overeenkomstige toepassing op de nabestaanden van een slachtoffer. Dit betekent dat nabestaanden als benadeelde partij kunnen worden aangemerkt, maar alleen indien zij rechtstreekse schade hebben geleden.
Dit brengt de rechtbank bij de vraag wat als “rechtstreekse” schade in de zin van artikel 51a Sv kan worden beschouwd. Conform vaste jurisprudentie wordt hiermee gedoeld op schade die het gevolg is van een gedraging die valt onder het belang dat het tenlastegelegde feit beoogt te beschermen (zie in deze zin bijvoorbeeld HR 7 december 1993, NJ 1994, 244).
In de onderhavige zaak is de vordering van de nabestaanden gebaseerd op artikel 151 Wetboek van Strafrecht (Sr) – het onttrekken van een lijk aan nasporing. Het belang dat dit artikel beoogt te beschermen is de openbare orde, meer in het bijzonder het ongestoord laten van lijken, de betrouwbaarheid van de registers van de burgerlijke stand en het voorkomen van bedekking van andere misdrijven of van enig wederrechtelijk verkregen voordeel. Gelet op de taalkundige betekenis van deze belangen en het feit dat artikel 151 Sr is opgenomen in Titel V van Boek 2 Sr (die ziet op misdrijven tegen de openbare orde) is de rechtbank van oordeel dat het beschikkingsrecht van de nabestaanden niet valt onder het belang dat artikel 151 Sr beoogt te beschermen. De eerstgenoemde belangen betreffen immers belangen van de overheid en/of het algemeen belang van de maatschappij, terwijl het beschikkingsrecht van de nabestaanden ziet op een individueel belang dat – afhankelijk van de wijze waarop de nabestaanden dit recht willen uitoefenen – zelfs in strijd kan zijn met de belangen van de maatschappij/overheid.
De gemachtigde van de nabestaanden heeft in dit kader nog aangevoerd dat plaatsing in Titel V van Boek 2 Sr niet in de weg staat aan een schadevergoedingsrecht voor individuele personen. Hij heeft aangevoerd dat artikel 141 Sr (openlijke geweldpleging) ook in deze titel is opgenomen, terwijl individuele slachtoffers van dit feit wél als benadeelde partij worden aangemerkt.
De rechtbank merkt op dat de vergelijking die de gemachtigde maakt niet op gaat. In artikel 141 Sr wordt strafbaar gesteld het plegen van openlijk geweld tegen personen of goederen. De toevoeging “tegen personen of goederen” brengt met zich dat dit artikel niet alleen dient ter bescherming van de openbare orde, maar tevens ter bescherming van individuele belangen, zoals het recht op eigendom en het recht op lichamelijke integriteit. Bij artikel 151 Sr ontbreken soortgelijke bewoordingen, waardoor artikel 151 Sr – anders dan artikel 141 Sr – alleen ziet op algemene belangen.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van rechtstreekse schade zoals bedoeld in artikel 51d Sv zodat de benadeelde partijen niet in hun vordering kunnen worden ontvangen. Hun vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

7.Het beslag

Onder verdachte is een personenauto van het merk Mitsubishi, voorzien van het kenteken
12-7B-KH (nr. 1) in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd de auto te bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
De raadsman heeft hieromtrent geen standpunt ingenomen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 151 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto Mitsubishi, met kenteken 12-7B-KH (nr. 1);
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partijen [nabestaande 1], [nabestaande 2] en [nabestaande 3] in de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic en mr. M. Romme, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juni 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2009 tot en met 25 november 2011 in Tudderen (Selfkant), in elk geval in Duitsland en/of in Nederland en/of in elk geval in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een lijk, te weten het stoffelijk overschot van een overledene in leven genaamd [slachtoffer 1] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt en/of vernietigd met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] in een vrieskast/vrieskist heeft/hebben gestopt en/of verstopt (teneinde het aan [verdachte 1] te kunnen tonen) en/of waarbij een of meerdere ledematen althans botten van het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] werden gebroken teneinde het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] in die vrieskast/vrieskist te kunnen plaatsen en/of (vervolgens)
- vanwege een defect aan voornoemde vrieskast/vrieskist een nieuwe/andere vrieskast/vrieskist heeft/hebben gehaald en/of (vervolgens)
- het (reeds ontbindende) stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] uit de defecte vrieskast/vrieskist heeft/hebben gehaald en dat stoffelijk overschot vervolgens in de andere vrieskast/vrieskist heeft/hebben geplaatst en/of (vervolgens)
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond aan [verdachte 1] en/of (vervolgens)
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] in een ton heeft/hebben gestopt en/of verstopt en/of (vervolgens)
- ( die ton met daarin) het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vervoerd naar Nederland en/of België en/of (vervolgens)
- chemicaliën heeft/hebben gekocht teneinde deze te gebruiken om het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] te doen oplossen en/of (vervolgens)
- bij het (zich in de ton bevindende) stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] (zout)zuur, in elk geval een bijtende stof, heeft/hebben gegoten en/of (vervolgens)
- regelmatig in die ton met daarin het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] en het (zout)zuur heeft/hebben geroerd en/of (vervolgens)
- na een bepaalde periode de inhoud van deze ton (met maatbekers en/of emmers) heeft/hebben verdeeld over kleinere emmers en/of tonnen en/of (vervolgens)
- de inhoud van deze kleinere emmers en/of tonnen (na te hebben vastgesteld dat alle resten van het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 1] volledig waren opgelost) in een riool althans een afvoerput heeft/hebben gegoten althans gedeponeerd, in elk geval in enig rioleringswerk heeft/hebben laten verdwijnen;
2.
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een persoon zich bij leven noemende) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend zich begeven naar de woning van de broers van die [slachtoffer 2] met als doel dat de broers met die [slachtoffer 2] zouden spreken en/of aldaar tegen een of meerdere personen, te weten [getuige 6] en/of [getuige 7]
gezegd dat die [slachtoffer 2] hem, verdachte en/of zijn mededader, niet langer moest
bedreigen en zich rustig moest houden en/of dat de vrienden en/of zakenpartner(s) van verdachte en/of zijn mededader dit gedrag van [slachtoffer 2] helemaal niet leuk vonden en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader mensen kende(n) die problemen konden
oplossen, waarbij de naam van ene "[S.]" werd genoemd die altijd “zo’n ding” (daarbij doelend op een vuurwapen) bij zich zou hebben, terwijl de inhoud van voornoemde bedreigende uitlatingen diezelfde avond door voornoemde broers werd gedeeld met die [slachtoffer 2];
3.
hij op of omstreeks 06 augustus 2011 te Tudderen (Selfkant), in elk geval in Duitsland en/of in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (een persoon zich bij leven noemende) [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
  • meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op die [slachtoffer 2] geschoten en/of
  • heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een in werking zijnd(e) stroomstootwapen/paralyser in de nek, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] gehouden en aldus die [slachtoffer 2] meerdere althans één stroomsto(o)t(en) toegediend en/of
  • heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) het/een vuurwapen van die [slachtoffer 2] afgepakt, althans hem het/een vuurwapen afhandig gemaakt en/of
  • heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] naar de grond gewerkt en/of tegengehouden toen hij wilde vluchten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[verdachte 1] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 06 augustus 2011 te Tudderen (Selfkant), in elk geval in Duitsland en/of in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (een persoon zich bij leven noemende) [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben [verdachte 1] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op die [slachtoffer 2] geschoten en/of
- heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een in werking zijnd(e) stroomstootwapen/paralyser in de nek, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] gehouden en aldus die [slachtoffer 2] meerdere althans één stroomsto(o)t(en) toegediend
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 augustus 2011 in Tudderen (Selfkant) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of inlichtingen heeft verschaft door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen het/een vuurwapen van die [slachtoffer 2] af te pakken, althans hem het/een vuurwapen afhandig te maken en/of door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen die [slachtoffer 2] naar de grond te werken en/of tegen te houden toen hij wilde vluchten en/of door te zeggen dat men die [slachtoffer 2] door het hoofd moest schieten, althans woorden van gelijke aard of strekking;
4.
hij in de periode van 6 augustus 2011 tot en met 25 november 2011 in Tudderen (Selfkant), in elk geval in Duitsland en/of in Nederland en/of in Gellik, in elk geval in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een lijk, te weten het stoffelijk overschot van een overledene in leven genaamd [slachtoffer 2] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt en/of vernietigd met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] heeft/hebben verplaatst en/of in een kist/container heeft/hebben gestopt en/of (vervolgens)
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] in een ton heeft/hebben gestopt en/of verstopt en/of (vervolgens)
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] heeft/hebben verpakt in plastic
en/of (vervolgens)
- die ton met daarin het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vervoerd naar België en/of (vervolgens)
- chemicaliën heeft/hebben gekocht teneinde deze te gebruiken om het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] te doen oplossen en/of (vervolgens)
- het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] in een (andere) ton heeft/hebben gestopt en daarbij (zout)zuur, in elk geval een bijtende stof, heeft/hebben gegoten en/of (vervolgens)
- regelmatig in die ton met daarin het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] en het (zout)zuur heeft/hebben geroerd en/of (vervolgens)
- na een bepaalde periode de inhoud van deze ton (met maatbekers en/of emmers) heeft/hebben verdeeld over kleinere emmers en/of tonnen en/of (vervolgens)
- de inhoud van deze kleinere emmers en/of tonnen (na te hebben vastgesteld dat/of alle resten van het stoffelijk overschot van die [slachtoffer 2] volledig waren opgelost) in een riool althans een afvoerput heeft/hebben gegoten althans gedeponeerd, in elk geval in enig rioleringswerk heeft/hebben laten verdwijnen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Afdeling strafrecht
parketnummer: 03/700181-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 26 juni 2013 in de zaak tegen:
[verdachte 6],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. R.A.J. van Leeuwen , voorzitter,
mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser , rechters,
mr. D.W.A. van Kuppeveld , officier van justitie,
mr. K. Mahovic , griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Hij heeft middels een afstandsverklaring afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn. Deze afstandsverklaring is aan dit proces-verbaal gehecht.
De rechtbank heeft afgelopen week vernomen dat [verdachte 5] is aangehouden. Uiteraard heeft de rechtbank zich toen afgevraagd of dat consequenties moet hebben voor het doen van de einduitspraak.
Gisteren heeft de rechtbank een brief gekregen van de officier van justitie. Een verzoek tot heropening staat daar niet in. Wel geeft de officier van justitie de rechtbank in overweging het onderzoek te heropenen. Opmerkelijk is dat de officier van justitie bij ieder argument dat hij noemt voor heropening van het onderzoek hij er ook een noemt om dat juist niet te doen. Zo bezien zou de brief ook gelezen kunnen worden als een oproep om het onderzoek niet te heropenen.
Wat daarvan ook moge zijn, grond voor heropening van het onderzoek is de constatering in raadkamer dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. Dat zou het geval kunnen zijn indien nieuwe feiten of omstandigheden een nieuw licht op de zaak zouden werpen. De aanhouding van [verdachte 5] is dat op zich niet. Een verklaring van haar die in belastende of ontlastende zin nieuwe inzichten oplevert zou dat wellicht wel zijn. Maar van zo’n verklaring is de rechtbank niets bekend.
Daarnaast moet de rechtbank natuurlijk ook waken voor de belangen van de verdachten en de benadeelde partijen die al zeer lang wachten op een einduitspraak in deze zaak.
Daarom heeft de rechtbank besloten niet tot heropening van het onderzoek over te gaan en zal zij vandaag inhoudelijk uitspraak doen.
De voorzitter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de voorzitter en de griffier.
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders vermeld, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het proces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, divisie Regionale Recherche, Team Grootschalige Opsporing, met Onderzoeksnaam: TGO-11013, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 21411 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 6] d.d. 15 juni 2012, pagina’s 18765-18768.
3.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [verdachte 4] bij de rechter-commissaris d.d. 21 januari 2013, verbatim uitgewerkt door politie Brabant Zuid-Oost, Studio Eindhoven, pagina’s 4
4.Pro Justitia verhoor van inverdenkinggestelde [verdachte 6] d.d. 25 november 2011, Kabinet van Onderzoeksrechter te Tongeren (België), pagina’s 2587-2588.
5.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [verdachte 4] bij de rechter-commissaris d.d. 21 januari 2013, verbatim uitgewerkt door politie Brabant Zuid-Oost, Studio Eindhoven, pagina’s 25 t/m 33, dat geen deel uitmaakt van de doornummering.