Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van VICT;
- de pleitnota van [Gedaagde].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Van de zijde van VICT is gemotiveerd uiteengezet dat zakken met kleding uit de kledingcontainers van VICT naar het adres van [Gedaagde] aan de Bosscherweg in Maastricht zijn vervoerd en daar tijdelijk zijn opgeslagen. Uit de door VICT overgelegde producties blijkt dat in totaal zes trackingsystemen zijn uitgezet, waarbij telkens een zender in een tas met kleding is gestopt die in een kledingcontainer is gedeponeerd. Daarbij is per trackingsysteem gedetailleerd uiteengezet welke route de gps-zender vervolgens heeft afgelegd en waar en op welk tijdstip is gestopt. Van de betreffende stopplaatsen zijn foto’s bijgevoegd waarop kledingcontainers te zien zijn. In alle gevallen leidt het spoor naar de Bosscherweg te Maastricht, alwaar Brummers zijn eenmanszaak heeft gevestigd. Volgens het onderzoeksrapport van het particuliere recherchebureau zijn in het geval van de eerste vijf trackingsystemen zenders geplaatst in tassen die gedeponeerd waren in containers van VICT en/of in tassen die gedeponeerd waren in containers van Curitas die, volgens VICT, geconfronteerd is met dezelfde problematiek.
Voornoemd voertuig is volgens VICT ook gesignaleerd bij het bedrijfspand van [Gedaagde] aan de Bosscherweg te Maastricht.
Tenzij uit de wet, uit de aard van de verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld. In het algemeen is er geen reden om aan te nemen dat er voor zulk een veroordeling geen plaats is wanneer het gaat om een verplichting - eventueel een verplichting naar vreemd recht - die buiten Nederland moet worden nagekomen.Een meer beperkte opvatting als door het onderdeel verdedigd vindt geen steun in het recht en zou in een tijd van toenemende internationale contacten tot het voor de praktijk onwenselijke resultaat leiden dat in geval van onrechtmatige daden met een internationaal karakter - zoals aantasting van intellectuele eigendomsrechten en ongeoorloofde mededinging in meer landen of grensoverschrijdende milieuvervuiling - de Nederlandse gelaedeerde genoopt zou kunnen worden zich in alle betrokken landen tot de rechter te wenden.”
Het door VICT gevorderde verbod heeft geen betrekking op “aantasting van intellectuele eigendomsrechten en ongeoorloofde mededinging in meer landen of grensoverschrijdende milieuvervuiling”. Onder die omstandigheden acht de voorzieningenrechter een terughoudende opstelling op zijn plaats en zal het gevorderde verbod slechts worden toegewezen voor zover de handelingen van [Gedaagde] plaatsvinden op Nederlands grondgebied. Bij overtreding van dit verbod zal een dwangsom worden verbeurd, die in redelijkheid zal worden vastgesteld op € 5.000,00 per overtreding met een maximum van
€ 100.000,00.
5.De beslissing
AE