ECLI:NL:RBLIM:2013:4520

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juli 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
700235-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal door verdachte in Limburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder oplichting en diefstal. De verdachte, gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid, werd beschuldigd van het oplichten van verschillende slachtoffers door zich voor te doen als een bonafide koper van goederen. De tenlastelegging omvatte onder andere het oplichten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] door hen te bewegen tot de afgifte van goederen zoals een Stihl betonzaag en herenkleding, zonder deze te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 maart 2012 tot en met 8 oktober 2012 in de gemeenten [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] handelde met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich herhaaldelijk voordeed als een koper met financiële middelen, terwijl hij wist dat hij niet in staat was om te betalen. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een container van [slachtoffer 9] en van belaging van [slachtoffer 10]. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700235-13, 03/290492-11 (VTVV)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens],
gedetineerd Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juli 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:in de periode van 8 maart 2012 tot en met 8 oktober 2012
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft opgelicht, waardoor deze(n) werd(en) bewogen tot de afgifte van oud ijzer, een betonzaag, miniatuurspeelgoed en spanbanden,
en [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft opgelicht, waardoor deze(n) werd(en) bewogen tot de afgifte van herenkleding;
Feit 2:in de periode van 8 maart 2012 tot en met 12 maart 2012 heeft geprobeerd om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op te lichten door te proberen hen te
bewegen tot afgifte van terreinvoertuigen;
Feit 3:in de periode van 20 maart 2012 tot en met 28 maart 2012 heeft geprobeerd om
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] op te lichten door
te proberen hen te bewegen tot afgifte van € 32.750,= en/of stalen liggers;
Feit 4:in de periode van 20 januari 2012 tot en met 25 juni 2012 [slachtoffer 9] heeft
opgelicht door hem te bewegen tot de afgifte van een vrachtauto en € 4.500,=;
Feit 5:op 18 februari 2012 een container van [slachtoffer 9] heeft gestolen;
Feit 6:in de periode van 24 oktober 2012 tot en met 14 januari 2013 [slachtoffer 10]
heeft gestalkt door zich meermalen in de nabijheid van haar woning op te houden,
brieven te sturen, haar te bellen en haar te sms’en.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht het eerste feit ten aanzien van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte, de facturen, de verklaring van de getuige en de verklaring van verdachte dat hij een betonzaag, speelgoed en spanbanden heeft meegenomen maar niet heeft betaald, terwijl hij, gelet op zijn financiën ook niet in staat zal zijn om ooit te betalen.
Ten aanzien van [slachtoffer 4] acht de officier van justitie het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op het gegeven dat de verdachte kleding heeft meegenomen, maar niet heeft betaald. Verdachte deed zich voor als bonafide koper door zich uit te geven als sponsor van MVV en zijn paspoort achter te laten.
Feit 2
Dit feit kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden gelet op de aangifte, de verklaringen van de medewerkers en de aanwezige facturen. Verdachte heeft verklaard dat op de overeenkomst zoals weergegeven op pagina 107 van het dossier zijn handtekening staat, maar dat de handtekening op de overeenkomst zoals weergegeven op pagina 108 niet van hem is. Het is echter duidelijk te zien –aldus de officier van justitie- dat beide handtekeningen hetzelfde zijn en op dezelfde dag ook geplaatst. Het verhaal van verdachte dat er meerdere transporten van oud ijzer zijn geweest en dat hij op één bon na alle bonnen hiervan heeft weggegooid is ongeloofwaardig. Verdachte gebruikt volgens de officier van justitie altijd dezelfde smoesjes om de indruk te wekken dat hij een bonafide koper is die veel geld gaat besteden. Vervolgens neemt hij –zonder te betalen- goederen mee, die in waarde niet in verhouding staan tot het bedrag dat hij zogenaamd wil besteden. Vervolgens is verdachte niet meer bereikbaar en doet hij geen bestedingen en betaalt hij ook niet voor de goederen die hij heeft meegenomen. Het gaat verdachte uiteindelijk steeds om oud ijzer en daarvoor betaalt hij niet.
Feit 3
Volgens de officier van justitie kan dit feit wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangifte, de verklaring van [slachtoffer 8], het aanvullende proces-verbaal waarin de foto van verdachte door [slachtoffer 8] wordt herkend en het gegeven dat de verdachte volgens de officier van justitie interesse had in oud ijzer, hetgeen de modus operandi van verdachte is.
Feit 4
Ook dit feit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige]. Verdachte zou de vrachtauto nodig hebben om oud ijzer op te halen, maar als verdachte de auto eenmaal heeft wordt deze al heel erg snel twee keer doorverkocht. Daarnaast is [slachtoffer 9] geld kwijtgeraakt aan verdachte omdat hij goederen heeft betaald maar niet geleverd heeft gekregen door verdachte.
Feit 5
Dit feit kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] die gezien heeft dat verdachte de container ophaalt zonder dat [slachtoffer 9] daarbij is.
Feit 6
De officier van justitie acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij steeds e-mails en sms’jes heeft gestuurd en ook vaker in de straat van het slachtoffer is geweest, terwijl het slachtoffer zelfs een advocaat had ingeschakeld om hem duidelijk te maken dat zij geen contact met verdachte wenste.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is van oplichting, aangezien verdachte nooit een valse naam of valse hoedanigheid heeft aangenomen. Ook is er geen sprake geweest van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.
Feit 1
Verdachte heeft verklaard dat hij de partij oud ijzer betaald heeft aan [slachtoffer 1]. Hij heeft verder verklaard dat hij de betonzaag nog moet betalen. Verdachte is ook eerlijk geweest over het adres waar hij woonde.
Verdachte ontkent met klem dat hij bij [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij sponsor van MVV was. Buiten de aangifte is er geen bewijs dat hij zich heeft uitgegeven voor iemand van MVV.
Er is in beide zaken geen sprake van oplichting, nu hij geen valse naam of valse hoedanigheid heeft aangenomen en er ook geen sprake is geweest van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Er dient daarom vrijspraak te volgen.
Feit 2
Voor de terreinvoertuigen is nog geen koopovereenkomst tot stand gekomen. Verdachte heeft alleen een offerte aangevraagd. Verdachte heeft verder verklaard dat de handtekening op de overeenkomst zoals weergegeven op pagina 108 niet door hem is gezet. Het openbaar ministerie had dit moeten onderzoeken. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat het om hetzelfde handschrift gaat. Verdachte heeft onder eigen naam gehandeld en geen listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels gebruikt. Zelfs indien de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een koopovereenkomst, dan nog is er geen sprake van oplichting, maar van een civielrechtelijk geschil. Ook voor dit feit dient vrijspraak te volgen.
Feit 3
Verdachte ontkent dat hij dit feit gepleegd heeft en zegt dat hij de betreffende persoon helemaal niet kent. Het signalement dat van de dader wordt gegeven past ook niet bij verdachte. De raadsman maakt bezwaar tegen het gebruik van de fotoconfrontatie voor het bewijs, omdat die fotoconfrontatie slechts enkelvoudig is en pas een jaar na de tenlastegelegde datum plaatsvindt. Aangezien er onvoldoende bewijs is, vraagt de raadsman vrijspraak.
Feit 4
Ook voor dit feit geldt dat er geen sprake is van oplichting. Verdachte heeft zijn eigen naam en een correct adres opgegeven. Ook heeft hij geen listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels gebruikt. Verdachte heeft een koopovereenkomst gesloten, alles betaald en daarna de vrachtauto laten overschrijven op zijn naam. Getuige [getuige] heeft alleen verklaard over wat hij heeft horen zeggen. Hij verklaart niks uit eigen wetenschap.
Ten aanzien van het geldbedrag is evenmin sprake van oplichting. Verdachte ontkent het geldbedrag gekregen te hebben. Indien het slachtoffer nog zo veel geld van verdachte zou krijgen, dan verwacht je toch dat hij met een verrekeningsvoorstel komt. De raadsman vraagt eveneens vrijspraak ten aanzien van feit 4.
Feit 5
Er is geen koopprijs afgesproken en verdachte heeft niet voor de container betaald.Verdachte heeft naar de container gevraagd en heeft deze gekregen. Van oplichting is derhalve geen sprake.
Feit 6
Verdachte heeft verklaard bij de woning van mevrouw [slachtoffer 10] te zijn geweest en brieven en sms’jes te hebben gestuurd. Verdachte had hierbij echter niet het oogmerk om het slachtoffer te dwingen om iets (niet) te doen, te dulden of vrees aan te jagen. Ook dit feit dient daarom tot vrijspraak te leiden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
[slachtoffer 1]Ten aanzien van het bewijsOud ijzer
Vast staat naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zowel in [plaatsnaam 1] als in [plaatsnaam 2] bij [slachtoffer 1] oud ijzer heeft geladen. Dat verklaren immers aangever én verdachte. De vraag is vervolgens of verdachte het bedrijf daarbij heeft opgelicht. Allereerst moet dan de vraag worden beantwoord of [verdachte] betaald heeft voor het door hem meegegeven ijzer. Aangever [slachtoffer 2], heeft in zijn aangifte de gang van zaken geschetst zoals hij die van zijn collega [slachtoffer 3] heeft vernomen, er op neerkomende dat verdachte niet voor al het oud ijzer heeft betaald dat hij heeft meegenomen. De aangifte betreft een zogenaamde de auditu verklaring. Verdachte heeft verklaard dat hij al het oud ijzer van [slachtoffer 1] heeft gekocht en betaald. [slachtoffer 3] is door verbalisanten als getuige gehoord, maar hij heeft in deze verklaring niet inhoudelijk over de zaak verklaard. Wel is bij dat verhoor zijn schriftelijke verklaring gevoegd, die hij in het kader van de civiele procedure heeft opgesteld.
De rechtbank constateert dat het verwijt dat verdachte bij [slachtoffer 1] oud ijzer heeft meegenomen zonder hiervoor te betalen slechts van één bron komt, namelijk [slachtoffer 3]. Nu verdachte duidelijk anders verklaart en deze verklaring niet door andere bewijsmiddelen wordt weerlegd, is niet voldaan aan het wettig vereiste bewijsminimum, Hiermee is niet komen vast te staan dat [verdachte] het oud ijzer zonder hiervoor te betalen heeft meegenomen. Nu dit een onderdeel is van de verweten oplichtingshandeling zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Overige goederen [slachtoffer 1]
Aangever, [slachtoffer 2], heeft verklaard dat verdachte op 8 maart 2012 bij de vestiging van [slachtoffer 1] te [plaatsnaam 1] bij [slachtoffer 3] heeft aangegeven interesse te hebben in vijf terreinvoertuigen met een totale waarde van € 74.375,=. Vervolgens heeft verdachte, behalve oud ijzer, een Stihl betonzaag meegenomen. Die betonzaag zou verdachte per factuur betalen. Op 12 en 13 maart 2012 heeft verdachte oud ijzer geladen bij de vestiging van [slachtoffer 1] te [plaatsnaam 2] en daar ook spanbanden en miniatuurspeelgoed meegenomen. Ook deze goederen zou verdachte per factuur betalen. Tot op de dag van de aangifte, te weten 20 juni 2012, zijn de diverse goederen nog niet betaald. [2]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een betonzaag, een miniatuur tractor en spanbanden van [slachtoffer 1] heeft mee gekregen, maar deze (nog) niet heeft betaald en ook nog niet heeft teruggebracht. Verder heeft verdachte bevestigd dat hij voor de terreinvoertuigen een offerte heeft aangevraagd. [3]
Overweging
Anders dan de raadsman, maar met de officier van justitie, is de rechtbank is van oordeel dat er sprake is van oplichting, nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank een valse hoedanigheid heeft aangenomen door zich voor te doen als een bonafide potentiële koper die een groot bedrag te besteden had, terwijl hij wist dat hij geen inkomen heeft en aldus de goederen niet kon betalen. Door zich voor te doen als een koper die een behoorlijk groot bedrag te besteden had, heeft verdachte [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bewogen tot de afgifte van de Stihl betonzaag, miniatuur speelgoed en spanbanden. Ter terechtzitting heeft verdachte, voor het eerst, verklaard dat er sprake zou zijn van een investeerder, zonder dat hij nadere informatie, waaronder bijvoorbeeld de naam van de investeerder, heeft verstrekt. In het licht van de gang van zaken, zoals deze blijkt uit de bewijsmidelen, acht de rechtbank deze verklaring van verdachte niet aannemelijk.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen en gelet hetgeen hiervoor is overwogen bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft opgelicht waar het gaat om de Stihl betonzaag, miniatuur speelgoed en spanbanden.
[slachtoffer 4]
Ten aanzien van het bewijs
Aangever, [slachtoffer 5], heeft verklaard dat hij op 8 oktober 2012 werd gebeld door zijn collega [naam 1] met de mededeling dat er iemand in de zaak was die de voetballers van MVV wilde aankleden. Aangever is toen naar de zaak gegaan en heeft daar met verdachte gesproken. Verdachte heeft volgens aangever verklaard dat hij sponsor was van MVV en dat hij de voetballers wilde kleden op zijn kosten. Op de vraag van aangever waarom verdachte naar [plaatsnaam 3] kwam, heeft verdachte geantwoord dat hij in [plaatsnaam 3] woonde. Als onderpand gaf verdachte zijn paspoort en mocht aangever het kenteken van de auto van verdachte noteren. Aangever heeft vervolgens kledingstukken ter waarde van € 1.500,= aan verdachte op zicht meegegeven en met verdachte afgesproken om later in de week naar MVV te gaan om de spelers de maat te nemen en de op zicht meegegeven kledingstukken weer mee terug te nemen. De afspraak bij MVV ging niet door. Navraag bij MVV leerde dat verdachte niet bekend was bij MVV. Aangever is wel vijf keer door verdachte gebeld om een andere afspraak te maken. Aangever heeft verdachte ruimschoots de tijd gegeven om de spullen terug te brengen, maar dat heeft hij niet gedaan. Indien aangever had geweten dat verdachte de bedoeling had de kleding nooit meer terug te brengen, had hij die kleding niet meegegeven. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij de kleding die hij heeft meegenomen bij [slachtoffer 4] nog moet betalen. [5]
Overweging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich niet heeft voorgedaan als sponsor van MVV en er daarom geen sprake is van een valse naam of valse hoedanigheid en er dus ook geen sprake is van oplichting. Verdachte verklaarde bij de politie dat uit het feit dat hij zijn paspoort had afgegeven [6] en tevens het kenteken van de auto waarmee hij naar de winkel was gereden had laten noteren, blijkt dat hij de zaak niet wilde oplichten.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat zij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan het verhaal van aangever dat verdachte zich heeft voorgedaan als sponsor van MVV, zoals dat is weergegeven in het proces-verbaal van de politie. De rechtbank zal dan ook van het verhaal van aangever uitgaan.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een valse hoedanigheid aangenomen door zich voor te doen als een sponsor van MVV en zich aldus voor te doen als een bonafide koper van kleding, terwijl verdachte wist dat hij niet voor de kleding zou betalen. Dat verdachte zijn paspoort bij aangever heeft achtergelaten en het kenteken van de auto heeft laten noteren doet hier niets aan af.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft opgelicht.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte niet blijkt dat verdachte geprobeerd heeft om de terreinvoertuigen te verkrijgen zonder daarvoor te betalen. Zowel uit de offerte die in het dossier is weergegeven op pagina 106 als de koopovereenkomst op pagina 108 van het dossier, blijkt dat de voertuigen betaald moeten worden voordat ze geleverd worden. Uit geen enkel bewijsmiddel komt naar voren dat verdachte heeft geprobeerd de voertuigen te krijgen, vóórdat hij deze zou hebben betaald.
Uit het dossier blijkt derhalve niet dat verdachte de opzet had om [slachtoffer 1] ten aanzien van de terreinwagens op te lichten. Naar het oordeel van de rechtbank was de opzet van verdachte erop gericht andere goederen te krijgen en deed hij zich daarbij voor als potentiële koper van deze terreinvoertuigen, zodat de verkopers eerder genegen waren hem deze andere goedkopere goederen –zonder betaling- mee te geven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Feit 3
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat een enkelvoudige fotoconfrontatie die meer dan een jaar nadat de gebeurtenis plaatsvindt, weinig bewijskracht heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is geweest die geprobeerd heeft om de nader genoemde personen of gemeente te bewegen tot afgifte van geld of stalen liggers. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 4 en 5Ten aanzien van het bewijs
Aangever, [slachtoffer 9], heeft op 25 juni 2012 verklaard dat op 20 januari 2012 verdachte in zijn bedrijf te [plaatsnaam 4] was en dat hij interesse toonde in de te koop staande vrachtauto van het merk Renault, type Premium, kleur groen, met containersysteem, die op dat moment nog geen kenteken had. Verdachte heeft volgens aangever gezegd dat hij de gevraagde € 7.500,= voor de vrachtauto niet in een keer kon betalen. Daarom werd er een betalingsregeling afgesproken en betaalde verdachte € 500,= aan. Verdachte zou wekelijks
€ 500,- betalen totdat hij het gehele bedrag zou hebben betaald. Wanneer het gehele bedrag voldaan zou zijn, zou verdachte de vrachtauto mee krijgen. Aangever heeft toen een rekening opgemaakt die door hem en verdachte is ondertekend. Vervolgens heeft verdachte nog twee maal een bedrag van € 500,= aan aangever betaald. Aangever heeft de vrachtauto toen ter herkeuring aangeboden bij de RDW. [7]
Verder ontving aangever op 14 februari 2012 van verdachte, via de mail, een aanbieding voor een partij gereedschappen voor € 4.500,=. Aangever had het gevoel een goede zakelijk relatie met verdachte te hebben en toonde interesse in de gereedschappen. Op 15 februari 2012 was verdachte in het bedrijf van aangever. Toen werd er een rekening opgemaakt dat aangever de partij gereedschappen van verdachte zou kopen voor € 4.500,= en betaalde aangever dat bedrag contant aan verdachte. Het gereedschap zou door verdachte binnen enkele dagen worden geleverd. [8]
Op 18 februari 2012 vroeg verdachte of hij de vrachtauto alvast mee kon nemen. Verdachte zou het resterende bedrag op 22 februari 2012 aan aangever betalen. Verdachte zei de vrachtauto nodig te hebben om er oud ijzer mee te vervoeren, waarmee hij geld kon verdienen om aangever te betalen. Aangever ging akkoord en is toen samen met verdachte naar het bedrijf gereden waar de vrachtauto stond. De vrachtauto had inmiddels het Nederlandse kenteken [kentekennummer] gekregen. Verdachte heeft de vrachtauto meegenomen. Aangever was in de veronderstelling dat de papieren van de vrachtauto nog bij het bedrijf lagen, maar die bleken achteraf al in de vrachtauto te liggen. [9]
Op 25 februari 2012 viel aangever op dat op zijn bedrijf een van de containerbakken weg was. Hij hoorde later van [getuige] dat verdachte op 18 februari 2012 op het terrein van het bedrijf van aangever in [plaatsnaam 4] was geweest en een containerbak heeft meegenomen op de vrachtauto. [getuige], die ook in het bedrijf van aangever was toen aangever de koopovereenkomst met verdachte sloot voor de vrachtauto, herkende verdachte.
Aangever heeft verdachte sinds 18 februari 2012 niet meer gezien, maar heeft wel nog telefonisch contact met hem gehad. Aangever vroeg naar de betalingen en naar de levering van het gereedschap. Verdachte maakte wel afspraken voor deze levering, maar er gebeurde niets. Tot op de dag van de aangifte heeft aangever nooit goederen en/of geld van verdachte ontvangen. [10]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 20 januari 2012 in het bedrijf van aangever, [slachtoffer 9], in [plaatsnaam 4], was. Hij verklaart dat hij bij aangever en verdachte aan tafel zat toen er over de vrachtauto werd gesproken. Het betrof een groene containerwagen van het merk Renault. Aangever had deze containerwagen op internet te koop staan, zonder bak. Verdachte wilde die vrachtauto in termijnen betalen en een aanbetaling doen en legde vervolgens € 500,= cash op tafel. Er werd door beiden een document hierover getekend. [11]
Enkele weken later was getuige [getuige] weer op het bedrijf van aangever. In de aangifte heeft de getuige gelezen dat dit op 18 februari 2012 geweest moet zijn. [getuige] zag daar toen ook verdachte, die hij van de eerdere keer herkende. De getuige was op het bedrijf van aangever bezig toen hij zag dat de betreffende vrachtauto met verdachte achter het stuur het bedrijf van aangever te [plaatsnaam 4] op kwam rijden. De getuige was buiten op het bedrijf bezig en zag dat verdachte daar met de vrachtauto een containerbak op de vrachtauto trok. Aangever was op dat moment niet aanwezig. [12]
De getuige [getuige] heeft daarna nog een telefoongesprek meegekregen tussen aangever en verdachte. Aangever had van verdachte een partij gereedschap gekocht. De getuige weet dat aangever dit gereedschap op voorhand contant heeft betaald aan verdachte. In het telefoongesprek waar hij bij zat, hoorde [getuige] dat aangever aan verdachte vroeg waar het spul bleef. Verdachte zei toen dat de vrachtauto ergens ter hoogte van Keulen in de file stond en dat de partij de volgende dag zou arriveren. De goederen zijn nooit geleverd volgens aangever, aldus getuige [getuige]. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangever [slachtoffer 9] hem naar gereedschap heeft gevraagd en dat hij toen adressen aan [slachtoffer 9] heeft doorgegeven. Het kan zijn dat hij daarover met [slachtoffer 9] heeft gemaild. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de vrachtauto betaald moest hebben alvorens hij deze kon meenemen. Hij heeft de vrachtwagen en de container meegenomen. [14]
Overweging
Verdachte heeft verklaard dat hij de vrachtauto volledig heeft betaald en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij de containerbak zonder extra betaling mocht meenemen. Hij heeft hier niet uitdrukkelijk naar gevraagd. Hij ontkent dat hij gereedschap aan [slachtoffer 9] zou moeten leveren en dat deze hem daarvoor heeft betaald.
De rechtbank acht echter de verklaring van verdachte dat hij de vrachtwagen volledig heeft betaald niet geloofwaardig. Evenmin acht ze de verklaring van verdachte geloofwaardig waar hij stelt dat hij de containerbak gratis mocht meenemen en dat hij door [slachtoffer 9] niet betaald zou zijn voor door hem te leveren gereedschap. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van aangever [slachtoffer 9] en getuige [getuige]. De rechtbank zal dan ook van de verklaring van aangever uitgaan.
De rechtbank overweegt verder dat het feit dat verdachte aanvankelijk bij [slachtoffer 9] aangeeft dat hij een vrachtauto wil kopen die hij niet in één keer kan betalen, op zichzelf nog niet maakt dat er sprake is van oplichting.
In de loop van de tenlastegelegde periode neemt verdachte echter wel degelijk, in strijd met de waarheid een valse hoedanigheid aan,door zich voor te (blijven) doen als bonafide koper van de vrachtauto en verkoper van gereedschap, met het oogmerk om [slachtoffer 9] te bewegen tot de voortijdige afgifte van de nog niet afbetaalde vrachtauto en tot afgifte van een geldbedrag van € 4.500,=.
Verdachte was immers gelet op zijn financiële positie niet in staat om het resterende bedrag voor de vrachtauto in een keer te betalen en hij beschikte niet over het door hem verkochte gereedschap waarvoor hij € 4500,= had ontvangen van aangever. Dat dit wel het geval zou zijn is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen bewezen dat verdachte [slachtoffer 9] heeft opgelicht met betrekking tot de vrachtwagen en met betrekking tot een geldbedrag van € 4500,- en dat hij de containerbak van [slachtoffer 9] heeft gestolen.
Feit 6
Aangeefster, [slachtoffer 10] heeft op 14 januari 2013 bij de politie aangifte en klacht jegens verdachte gedaan. Zij verklaart dat ze in juni 2012 een relatie heeft gekregen met verdachte, maar dat zij deze relatie ongeveer drie weken later heeft verbroken. Verdachte bleef toen op aangeefster inpraten en zij is toen weer een relatie met verdachte begonnen. Na twee weken heeft aangeefster hierop wederom haar relatie met verdachte verbroken. Verdachte bleef hierop aangeefster lastig vallen door de hele tijd te sms’en, te bellen en door naar haar woning en werk te gaan. Op 24 oktober 2012 heeft aangeefster hierop een briefje aan verdachte gegeven, waarin stond dat ze geen contact meer met hem wilde en op 3 november 2012 heeft aangeefster melding hiervan bij de politie gedaan. Op 16 december 2012 zag aangeefster toen ze naar huis liep de auto van verdachte nabij haar woning. Aangeefster had een ander telefoonnummer genomen, maar verdachte wist dit telefoonnummer te achterhalen. Aangeefster heeft toen één enkel sms’je naar verdachte gestuurd waarin stond dat hij moest ophouden. Op 10 november 2012 is verdachte begonnen met het schrijven van brieven aan aangeefster. Op 10 januari 2013 heeft de advocaat van aangeefster een aangetekende brief naar verdachte gestuurd. Aangeefster voelt zich erg in haar bewegingsvrijheid belemmerd. [15]
Verbalisant ziet op de telefoon van aangeefster 16 sms-berichten van verdachte aan aangeefster in een periode van 3 dagen van 9 november 2012 tot en met 11 november 2012. Tevens ziet de verbalisant dat aangeefster op 11 november 2012 16 gemiste oproepen afkomstig van het telefoonnummer van verdachte heeft. [16]
In het dossier zijn brieven die verdachte aan aangeefster heeft gestuurd opgenomen. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij een relatie met aangeefster heeft gehad en dat aangeefster medio september 2012 heeft aangegeven dat zij wilde stoppen met de relatie. Verdachte heeft verklaard dat hij een paar keer met zijn auto in haar straat is geweest en ook met een vriend van hem door de straat van aangeefster is gelopen. [18]
Daarnaast heeft verdachte verklaard inderdaad brieven aan aangeefster geschreven te hebben en haar gebeld en ge-sms’t te hebben. Hij verklaarde gek op haar te zijn. [19]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de brief dat aangeefster geen contact met hem wilde had gekregen en dat aangeefster duidelijk aan hem had aangegeven geen contact meer met hem te willen. Hij wilde echter nog enkele zaken regelen. [20]
Overweging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van belaging, omdat het oogmerk om aangeefster te dwingen iets te doen of niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen bij verdachte ontbrak.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hoeveelheid contactpogingen van verdachte
– te weten, meermalen in de nabijheid van de woning ophouden, veelvuldig brieven sturen, veelvuldig bellen en veelvuldig sms’en – dat sprake was van een opzettelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 10]. Verdachte deed dit met het oogmerk om aangeefster te dwingen contact met hem te dulden. [21]
De rechtbank acht daarom ook dit feit wettig en overtuigend bewezen
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij in de periode van 08 maart 2012 tot en met 08 oktober 2012 in de gemeenten [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid de rechtspersoon [slachtoffer 1] en/of de perso(o)n(en) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten een Stihl betonzaag, een hoeveelheid miniatuur speelgoed en een hoeveelheid spanbanden, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- in strijd met de waarheid zich tegenover genoemde rechtspersoon en/of perso(o)n(en) voorgedaan als bonafide koper van goederen, waardoor voornoemde rechtspersoon en/of perso(o)n(en) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte,
en
hij op 08 oktober 2012 in de gemeente [plaatsnaam 3] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid de rechtspersoon [slachtoffer 4] en/of de persoon [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten een hoeveelheid herenkleding, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- in strijd met de waarheid zich tegenover genoemde rechtspersoon en/of persoon voorgedaan als bonafide koper van goederen, waardoor voornoemde rechtspersoon en/of persoon werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in de periode van 20 januari 2012 tot en met 25 juni 2012 te [plaatsnaam 4], in de gemeente [gemeentenaam], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van
  • een vrachtauto merk Renault, type Premium, kleur groen, kenteken [kentekennummer] en
  • een hoeveelheid geld, 4.500,= euro,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- in strijd met de waarheid zich tegenover voornoemde persoon voorgedaan als bonafide koper en verkoper, waardoor [slachtoffer 9] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op 18 februari 2012 te [plaatsnaam 4], in de gemeente [gemeentenaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een container toebehorende aan [slachtoffer 9];
6.
hij in de periode van 24 oktober 2012 tot en met 14 januari 2013 in de gemeente Maastricht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 10] met het oogmerk die [slachtoffer 10] te dwingen iets te dulden immers heeft verdachte
  • meermalen zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 10] opgehouden en
  • veelvuldig brieven gestuurd naar die [slachtoffer 10] en
  • veelvuldig gebeld naar die [slachtoffer 10] en
  • veelvuldig gesms’t naar die [slachtoffer 10].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
oplichting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5:
diefstal
T.a.v. feit 6:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht en gelet op de persoon van verdachte, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft drie bedrijven opgelicht en een container gestolen.
Daarnaast heeft hij zijn ex-vriendin belaagd door, terwijl hij wist dat zij daarvan niet gediend was, zich in de nabijheid van haar woning op te houden, haar brieven te sturen, veelvuldig te bellen en veelvuldig te sms’en en hij heeft hierdoor een grote inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Verdachte heeft de slachtoffers van de door hem gepleegde oplichting financiële schade berokkend. Daarnaast heeft hij ook het vertrouwen dat men in het handelsverkeer in elkaar moet kunnen stellen meerdere keren op ernstige wijze geschonden.
Het is duidelijk dat verdachte zich daarbij niets gelegen laat liggen aan de schade die zijn handelen bij de slachtoffers veroorzaakt.
Van belang is tenslotte dat verdachte in het verleden al vaker ter zake van oplichting is veroordeeld. Kennelijk hebben die veroordelingen er niet toe geleid dat verdachte van verdere oplichting afziet.
Onder de hiervoor geschetste omstandigheden acht de rechtbank het passend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van aanzienlijke duur in de hoop dat verdachte daardoor eindelijk het verkeerde van zijn handelen inziet en ervan zal afzien om opnieuw tot oplichting over te gaan.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden een passende straf is voor verdachte. Zij zal deze straf dan ook aan hem opleggen.

6.Vordering tenuitvoerlegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 30 maart 2012 in de zaak met parketnummer 03/290492-11 ten uitvoer zal worden gelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij
[slachtoffer 4]vordert een schadevergoeding van
€ 1.599,50 terzake van feit 1.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] volledig kan worden toegewezen samen met de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat aangezien volgens hem het feit niet bewezen kan worden niet-ontvankelijkheid dient te volgen. Indien de rechtbank het feit wel bewezen acht, heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering van deze benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 1.599,50, terzake materiële schade en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 4], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De benadeelde partij
[slachtoffer 9]vordert een schadevergoeding van € 16.763,22 terzake van feit 4.
De officier van justitie heeft gevorderd de kostenpost met betrekking tot de vervangende auto af te wijzen, nu deze in geen verhouding staat tot de reële kosten. De overige kosten kunnen volgens de officier van justitie worden toegewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de noodzaak van de huurauto en de reparatiekosten niet inziet en dat deze kosten dienen te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat matiging van de bedragen dient plaats te vinden gelet op de afschrijving van goederen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de vele onduidelijkheden in de vordering, behandeling van deze vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 10]vordert een schadevergoeding van € 4.139,58 terzake van feit 6.
De officier van justitie heeft gevorderd slechts een beperkt bedrag van de opgevoerde kosten aan het tenlastegelegde feit toe te rekenen. De posten met betrekking tot de verlichting en de brievenbus kunnen worden toegewezen, de rest dient te worden afgewezen. Ook de immateriële schade is een optelsom van schadeposten ontstaan door dingen die niet zijn tenlastegelegd. Ten aanzien hiervan kan volgens de officier van justitie een bedrag van
€ 1.000,= worden toegewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de posten 1 tot en met 5 niet voor vergoeding in aanmerking komen. De gevorderde immateriële schade is erg hoog en niet onderbouwd en dient gematigd te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 10] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit gelet op de vele onduidelijkheden in de vordering. Zo is uit het strafdossier af te leiden dat er meerdere gebeurtenissen zijn geweest als gevolg waarvan de benadeelde partij psychische schade heeft ondervonden. Niet duidelijk is welk deel van de schade het gevolg is van het hiervoor bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan daarom thans niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63 285b, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten;

Bewezenverklaring

  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij voornoemd tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 maart 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 03/290492-11
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juli 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 08 maart 2012 tot en met 08 oktober 2012,
in de gemeente(n) [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3],
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, een of meer van de hieronder genoemde personen
en/of rechtspersonen en/of een of meer anderen heeft bewogen tot de afgifte
van een of meer goederen en/of diensten en/of geld, in elk geval van enig
goed, te weten(onder meer)
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] tot afgifte van een hoeveelheid
oud ijzer (13.500kg), een Stihl betonzaag, een hoeveelheid miniatuur
speelgoed en/of een hoeveelheid spanbanden (zaak 2)
en/of
- [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] tot afgifte van een hoeveelheid
(heren)kleding (zaak 4)
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid zich tegenover genoemde personen voorgedaan als bonafide koper van
goederen, waardoor voornoemde (rechts)perso(o)n(en) en/of een of meer
ander(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 08 maart 2012 tot en met 12 maart 2012,
in de gemeente [plaatsnaam 1], in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van vijf,
althans een hoeveelheid terreinvoertuigen, in elk geval van enig goed, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover genoemde
(rechts)perso(o)n(en) voorgedaan als bonafide koper van goederen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 2)
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 28 maart 2012,
in de gemeente Maastricht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6]
en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te bewegen tot de
afgifte van een hoeveelheid geld (32.750,= euro) en/of goederen (stalen
liggers), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid zich tegenover genoemde (rechts)perso(o)n(en) voorgedaan als
bonafide koper van goederen en/of als afnemer van een dienst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 1)
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2012 tot en met 25 juni 2012,
te [plaatsnaam 4], in de gemeente [gemeentenaam],
meermalen (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot
de afgifte van
- een vrachtauto(merk Renault, type Premium, kleur groen,kenteken [kentekennummer])
en/of
- een hoeveelheid geld(4.500,= euro),
in elk geval van enig goed(eren), hebbende verdachte (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover voornoemde
persoon voorgedaan als bonafide koper en/of verkoper, waardoor [slachtoffer 9]
(telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(zaak 3)
5.
hij op of omstreeks 18 februari 2012,
te [plaatsnaam 4], in de gemeente [gemeentenaam],
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
container, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(zaak 3)
6.
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2012 tot en met 14 januari 2013,
in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 10], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer 10], in elk geval die ander te dwingen
iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft
hij verdachte
- ( meermalen) zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 10] opgehouden
en/of
  • veelvuldig) brieven gestuurd naar die [slachtoffer 10] en/of
  • veelvuldig) gebeld naar die [slachtoffer 10] en/of
  • veelvuldig) gesms't naar die [slachtoffer 10];
(zaak 7)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700235-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 29 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens],
gedetineerd Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 15 juli 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Wanneer met betrekking tot de zaak met dit parketnummer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide delen uit processen-verbaal en andere stukken betreft dit de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, behorende bij het proces-verbaal van de Politie Regio Limburg Zuid, d.d. 4 april 2013 met zaaknummer 2013034194.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 13-14.
3.Verklaring verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2013.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 35-36.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 130.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 94.
7.Proces-verbaal aangifte, p. 18-19.
8.Proces-verbaal aangifte p. 19-20.
9.Proces-verbaal aangifte, p. 20.
10.Proces-verbaal aangifte, p. 20-21.
11.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 31-32.
12.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 32.
13.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 32.
14.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2013.
15.Proces-verbaal aangifte, p. 68-70.
16.Proces-verbaal aangifte, p. 72.
17.Schriftelijk bescheid, p. 153-168 en p. 177-180.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 94-95.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 131.
20.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2013.
21.Hoge Raad 31 januari 2006, NJ 2006/126.