ECLI:NL:RBLIM:2013:4275

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
03/873054-12, 03/873127-12 en 03/700826-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten in de huiselijke sfeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder vernielingen, mishandelingen, bedreigingen en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen en een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren. De feiten vonden voornamelijk plaats in de huiselijke sfeer, waarbij de verdachte zijn (stief)ouders en anderen bedreigde en mishandelde. De rechtbank overwoog dat het ontbreken van een klacht van de slachtoffers in dit geval niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege een geestelijke stoornis, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels hulp heeft gezocht voor zijn problemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/873054-12, 03/873127-12 en 03/700826-12 (ter terechtzitting gevoegd) en 03/145907-10 (tul)
Datum uitspraak : 19 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres].
Raadsvrouw is mr. F.W. Oehlen, advocaat te Beek.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 5 juli 2013.
De rechtbank heeft op 5 juli 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
parketnummer 03/873054-12
hij op of omstreeks 04 januari 2012, te Eygelshoven, gemeente Kerkrade, opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus en/of een voordeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 03/873127-12
hij op of omstreeks 21 februari 2012, te Eygelshoven, gemeente Kerkrade, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Hyundai Sonata) en/of een lamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 03/700826-12
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een (ijzeren) veer te zwaaien (in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]) en/of door deze (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2012 in de gemeente Kerkrade gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([adres 2] heeft weggenomen een beeldje (van het merk Swarovski), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of tegen de grond heeft geduwd en/of meermalen, althans eenmaal tegen de benen en/of het lichaam heeft getrapt;
3.
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een (ijzeren) veer in de handen te staan en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] (boos) aan te kijken en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toe te voegen: "Als jij getuigt dan sla ik jou ook", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 1 mei 2012 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn moeder [slachtoffer 2] met kracht met geschoeide voet in de buikstreek, althans tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij op of omstreeks 1 mei 2012 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, [slachtoffer 1], een vuistslag in/tegen het gezicht heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
7.
hij op of omstreeks 23 februari 2012 te Eygelshoven, gemeente Kerkrade, opzettelijk en wederrechtelijk een (nacht)lamp(je), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (oorspronkelijk komend uit parketnummer 03/873127-12, doch in dat dossier niet met correcte pleegdatum ten laste gelegd, en dus nog niet eerder ten laste gelegd);
ad-informandum gevoegd strafbaar feit
hij op of omstreeks 08 juli 2012, in de gemeente Kerkrade opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De rechtbank overweegt ambtshalve dat voor strafvervolging terzake vernieling van goederen toebehorend aan aangeefster [slachtoffer 2] in casu een klacht gedaan moet worden, nu aangeefster [slachtoffer 2] de moeder verdachte is. De rechtbank wijst hierbij op het bepaalde in de artikelen 350, 353 en 316 van het Wetboek van Strafrecht.
De wijze van klacht doen is geregeld in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] voornoemd niet telkens een klacht heeft gedaan, daar waar dat wel wettelijk vereist was. Naar het oordeel van de rechtbank behoeft dit echter niet tot niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie te leiden.
Daartoe overweegt de rechtbank dat uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (vide HR 11 januari 1994,
ECLI: NL:HR:1994:ZC8448 en HR, 27 maart 2012,
ECLI: NL:HR:2012: BV6662
)volgt dat indien een stuk weliswaar een aangifte bevat, maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging inhoudt, niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden aangenomen, mits op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van dat stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.
Namens aangeefster/slachtoffer [slachtoffer 2] heeft haar partner [slachtoffer 1] ter terechtzitting te kennen gegeven dat zij wenst dat verdachte hulp krijgt voor zijn problemen. De rechtbank begrijpt daarbij dat naar het haar voorkomt deze hulp alleen nog in het kader van een strafrechtelijke (voorwaardelijke) sanctie kan worden geboden, hetgeen de rechtbank brengt tot de conclusie dat zij wenst dat wordt overgegaan tot strafrechtelijke vervolging.
Aan het (telkens) ontbreken van een klacht behoeft in casu dus geen rechtsgevolg te worden verbonden. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht alle tenlastegelegde feiten onder de verschillende parketnummers wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde (parketnummer 03/700826-12) is de officier van justitie van mening dat het door verdachte gepleegd geweld, te weten het vastpakken en het tegen de grond duwen van [slachtoffer 1], is verricht met het oog op de diefstal van een Swarovski-beeldje.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een partiële vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder parketnummer 03/873127-12, voor zover het betreft het vernielen van een lamp. Voorts heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het bij parketnummer 03/700826-12 onder feit 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de geweldshandelingen van verdachte niet in oorzakelijk verband staan met de diefstal van het Swarovski beeldje, nu verdachte heeft verklaard dat hij alleen zijn moeder wilde spreken. Verdachte dient derhalve van alle geweldshandelingen te worden vrijgesproken. Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van het bij parketnummer 03/700826-12 onder feit 4 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor zover het betreft het onderdeel ‘zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond’. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 03/873054-12 [1]
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 1]; [2]
- de aangifte van[slachtoffer 2]; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 5 juli 2013.
parketnummer 03/873127-12 [4]
Op 21 februari 2012 deed [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) aangifte terzake vernieling van zijn personenauto, zijnde een Hyundai Sonata. [slachtoffer 1] stapte op voornoemde dag met zijn vrouw (de rechtbank begrijpt: zijn levensgezellin[slachtoffer 2]) in de auto. Op het moment dat [slachtoffer 1] wilde wegrijden van de oprit van zijn woning, gelegen aan de [adres 2] te Kerkrade, zag hij dat verdachte, zijnde de stiefzoon van [slachtoffer 1], in een rood/bruine Ford Fiesta kwam aanrijden. [slachtoffer 1] nam waar dat verdachte zijn auto voor de oprit parkeerde en de weg voor hem versperde. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat verdachte uit zijn auto stapte en op zijn auto kwam aflopen. Ter hoogte van het achterwiel van de auto trapte verdachte met kracht met geschoeide voet tegen het plaatwerk van de auto. [slachtoffer 1] zag dat als gevolg van deze trap van verdachte er een grote deuk zat in het plaatwerk van de auto direct boven het rechter achterwiel. [5]
Getuige[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]), zijnde de moeder van verdachte, zag op 21 februari 2012 dat verdachte in de richting van hun auto kwam lopen. Plotseling hoorde zij gekraak. Zij zag daarna dat er een deuk in hun auto zat, boven het rechter achterwiel. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 februari 2012 bij de woning van zijn ouders uit frustratie met zijn voet tegen hun auto heeft aangeschopt.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring van getuige [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een personenauto heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een lamp heeft vernield. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat uit de inhoud van de verschillende procesdossiers en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld om de vernieling van een nachtlamp ten laste te leggen en niet de vernieling van een autolamp. Er is geen wettig bewijs voorhanden dat verdachte op 21 februari 2012 een nachtlamp heeft vernield. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
parketnummer 03/700826-12
feiten 1 en 3 [7]
Op 23 oktober 2012 deed [slachtoffer 1] aangifte terzake bedreiging. Op voornoemde dag bevond [slachtoffer 1] zich samen met [slachtoffer 2] in de woning gelegen aan de [adres 2] in de gemeente Kerkrade.
[slachtoffer 1] hoorde de voordeurbel. Vervolgens hoorde en zag hij dat [slachtoffer 2] de voordeur opende. [slachtoffer 1] hoorde de stem van verdachte, waarop hij naar de voordeur liep. [slachtoffer 1] hoorde dat verdachte tegen hem zei: ‘Ik maak jullie kapot’. Tijdens het uiten van deze dreigende woorden zag [slachtoffer 1] dat verdachte een ijzeren veer met blauwe handvatten in zijn rechterhand vast hield en daarmee in zijn richting zwaaide. [slachtoffer 1] vreesde voor zijn leven en dat van [slachtoffer 2]. [8]
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]), woonachtig op het adres [adres 3] in de gemeente Kerkrade, deed op 23 oktober 2012 eveneens aangifte terzake bedreiging. Op voornoemde dag stond [slachtoffer 3] op de oprit van zijn woning, welke grenst aan de oprit van perceel 72. Hij zag dat verdachte aan kwam lopen. [slachtoffer 3] zag dat verdachte vervolgens aanbelde bij zijn ouders en dat de buurvrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) de deur opende. Hij zag dat verdachte een staaf met een veer in zijn handen had en dat hij met die staaf tegen de brievenbus van de woning van zijn ouders sloeg. Hierbij hoorde [slachtoffer 3] dat verdachte tegen zijn ouders schreeuwde ‘Ik sla je kapot. Kom maar naar buiten’.
Daarna nam [slachtoffer 3] waar dat verdachte zich omdraaide en in zijn richting keek. [slachtoffer 3] zag dat verdachte een klein stuk in zijn richting kwam gelopen en schreeuwde: ‘Als jij getuigt dan sla ik jou ook’. Bij deze dreigende woorden hield verdachte voornoemde staaf/veer nog steeds vast in zijn rechterhand. [slachtoffer 3] voelde zich door de uitlating van verdachte en het tonen van de staaf/veer flink bedreigd. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 oktober 2012 bij zijn ouders aan de voordeur stond en aldaar tegen hen heeft gezegd: ‘Dat er wel eens klappen kunnen vallen’. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij op voornoemde dag een buigveer bij zich droeg en dat hij daarmee zwaaide in de richting van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een ijzeren veer in zijn richting te zwaaien en daarbij aan hem de dreigende woorden toe te voegen: ‘Ik maak jullie kapot’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht geen bewijs voorhanden dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd, nu uit geen bewijsmiddel blijkt dat de dreigende woorden op enigerlei wijze ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer 2]. De rechtbank zal verdachte derhalve van de bedreiging van [slachtoffer 2] vrijspreken.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling door met een ijzeren veer in zijn handen te staan en daarbij aan hem dreigend de woorden toe te voegen ‘Als jij getuigt dan sla ik jou ook’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2 [10]
Op 21 oktober 2012 deed [slachtoffer 1] aangifte terzake diefstal. Op voornoemde dag, omstreeks 02:10 uur, zat [slachtoffer 1] op de zitbank in de woonkamer van zijn woning, gelegen aan de [adres 2] in de gemeente Kerkrade. Hij hoorde dat de deurbel ging en liep naar de voordeur. Toen hij de voordeur open maakte zag hij dat verdachte de woning binnen drong. Verdachte liep daarop naar de woonkamer. Vervolgens verliet verdachte de woning. [slachtoffer 1] zag later van bovenaf dat verdachte buiten stond met iets in zijn handen en toen hij terugkwam in de woonkamer zag hij dat een Swarovski beeldje uit de vitrinekast in de woonkamer was weggenomen. [slachtoffer 1] had geen toestemming gegeven tot het wegnemen van dit Swarovski beeldje. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in de nacht van 21 oktober 2012 een Swarovski beeldje uit de woning van zijn ouders heeft weggenomen.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een Swarovski beeldje uit de woning aan de [adres 2] in de gemeente Kerkrade heeft gestolen.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat er geen wettig bewijs is dat de aan verdachte ten laste gelegde geweldshandelingen zijn verricht met het oogmerk om de diefstal van het Swarovski beeldje voor te bereiden dan wel gemakkelijk te maken. De rechtbank hecht in dit kader geloof aan de verklaring van verdachte. Verdachte heeft immers ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij slechts zijn moeder wilde spreken en dat hij geen geweld jegens [slachtoffer 1] heeft gepleegd om in het bezit van het Swarovski beeldje te komen, maar dat hij -toen hij eenmaal binnen was- dacht “dan neem ik ook maar iets mee”. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweldshandelingen zoals die zijn ten laste gelegd.
feiten 4 en 5 [12]
Op 1 mei 2012 deed [slachtoffer 2], zijnde de moeder van verdachte, aangifte terzake mishandeling. Op voornoemde dag hoorde [slachtoffer 2] de bel van de voordeur van haar woning, gelegen aan de [adres 2] in de gemeente Kerkrade. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] de deur opende en zag door het glas dat verdachte voor de deur stond. Zij hoorde dat verdachte zijn stem verhief en schreeuwde tegen [slachtoffer 1]. Vervolgens liep [slachtoffer 2] door de voordeur naar de oprit. [slachtoffer 2] zag dat verdachte met het gezicht in haar richting op minder dan één meter afstand van haar stond. Zij zag en voelde toen dat verdachte haar met geschoeide voet met kracht in de maagstreek schopte ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] een hevige pijn ervoer. Door de trap van verdachte viel [slachtoffer 2] achteruit tegen de muur van haar woning, waardoor zij pijn in haar onderrug voelde. [13]
[slachtoffer 1] deed op 1 mei 2012 eveneens aangifte terzake mishandeling. [slachtoffer 1] bevond zich op voornoemde dag met [slachtoffer 2] in de woning aan de [adres 2] te Kerkrade. Hij hoorde de bel van de voordeur. [slachtoffer 1] liep naar de voordeur en opende deze. [slachtoffer 1] hoorde dat verdachte begon te schreeuwen en zich agressief opstelde. Hij voelde dat verdachte hem met zijn rechtervuist tegen het gezicht sloeg ter hoogte van zijn mond. Dit deed pijn bij [slachtoffer 1]. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat verdachte langs [slachtoffer 2] liep, in haar richting trapte en haar vol in de maagstreek raakte, waardoor zij achterover viel tegen de muur van de woning. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 mei 2012 [slachtoffer 1] een klap heeft gegeven.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] en de aangifte van [slachtoffer 1], in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder [slachtoffer 2] met kracht met geschoeide voet in de buikstreek heeft geschopt ten gevolge waarvan zij pijn heeft ondervonden.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] een vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven, ten gevolge waarvan hij pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht geen bewijs voorhanden dat verdachte [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] letsel heeft toegebracht. Zij zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat eveneens geen bewijsmiddel voorhanden is dat aantoont dat verdachte in een familierechtelijke betrekking stond met [slachtoffer 1] in de zin van artikel 304, aanhef en onder sub 1, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte derhalve ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
feit 7 [15]
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 1]; [16]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 5 juli 2013.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de zaak met parketnummer 03/873054-12
op 04 januari 2012, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus en een voordeur, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft beschadigd;
in de zaak met parketnummer 03/873127-12
op 21 februari 2012, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Hyundai Sonata), toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], heeft beschadigd;
in de zaak met parketnummer 03/700826-12
1.
op 23 oktober 2012 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend met een ijzeren veer te zwaaien in de richting van die [slachtoffer 1] en door deze daarbij dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
op 21 oktober 2012 in de gemeente Kerkrade gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ([adres 2] heeft weggenomen een beeldje (van het merk Swarovski), toebehorende aan [slachtoffer 1];
3.
op 23 oktober 2012 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een ijzeren veer in de handen te staan en daarbij die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: ‘Als jij getuigt dan sla ik jou ook’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
op 1 mei 2012 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn moeder [slachtoffer 2] met kracht met geschoeide voet in de buikstreek heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
5.
op 1 mei 2012 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], een vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
7.
op 23 februari 2012 in de gemeente Kerkrade, opzettelijk en wederrechtelijk een lamp, toebehorende aan [slachtoffer 1] en aan [slachtoffer 2], heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie en ter terechtzitting verklaard ten aanzien van de bij parketnummer 03/700826-12 onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten dat hij deze handelingen heeft verricht omdat hij zich moest verdedigen tegen [slachtoffer 1], die hem met een fitnessapparaat zou hebben bewerkt. De rechtbank begrijpt dat verdachte daarmee een beroep doet op noodweer. Nu de lezing van verdachte echter geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier, acht de rechtbank niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] verdachte voorafgaand aan de door verdachte gepleegde geweldshandelingen met een fitnessapparaat heeft geslagen. De rechtbank verwerpt derhalve het beroep op noodweer.
Alle bewezen verklaarde feiten zijn strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
in de zaak met parketnummer 03/873054-12
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
in de zaak met parketnummer 03/873127-12
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
in de zaak met parketnummer 03/700826-12
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:
diefstal;
feit 3:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 4:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
feit 5:
mishandeling;
feit 7:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Naar aanleiding van de feiten 1, 2 en 3 (parketnummer 03/700826-12) is een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. De psycholoog H.E.W. Koornstra en de psychiater J.L.M. Dinjens hebben op 14 februari 2013 respectievelijk 24 januari 2013 gerapporteerd en geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van deze feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De deskundigen komen tot deze conclusie op basis van een bij verdachte aanwezige ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie van het paranoïde type, van cannabisafhankelijkheid en misbruik van amfetaminen.
De rechtbank verenigt zich met genoemde conclusie en is daarom van oordeel dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten (parketnummer 03/700826-12) aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank gaat ervan uit dat de door deskundigen bevonden persoonlijkheidsproblematiek ook speelde ten tijde van de overige bewezen verklaarde feiten. Deze feiten zijn weliswaar niet in het onderzoek van de deskundigen betrokken, maar de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte is een chronische en zal, zo oordeelt de rechtbank aannemelijk, ook verdachte parten hebben gespeeld bij de overige feiten. Ook ten aanzien van die feiten zal de rechtbank uitgaan van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Nu overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid geheel opheft, acht de rechtbank verdachte strafbaar.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf maakt reclasseringstoezicht mogelijk alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport (gedateerd 8 februari 2013). De officier van justitie heeft gevorderd om het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf voor de duur van 40 uren gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarbij heeft de raadsvrouw gewezen op de bij verdachte aanwezige ziekelijke stoornis (schizofrenie) alsmede de huiselijke sfeer waarbinnen de strafbare feiten zich hebben afgespeeld. Voorts heeft de raadsvrouw, teneinde hulpverlening voor verdachte mogelijk te maken, oplegging van een voorwaardelijke taakstraf bepleit. Daaraan zouden de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport (gedateerd 8 februari 2013) gekoppeld kunnen worden. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het dadelijk uitvoerbaar verklaren van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht strafbare feiten, welke feiten zich binnen een tijdsbestek van ongeveer 10 maanden hebben afgespeeld. Allereerst heeft verdachte tot drie keer toe eigendommen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], zijnde zijn (stief)ouders, vernield of beschadigd. Voorts heeft verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht met geschoeide voet in de buikstreek te schoppen en die [slachtoffer 1] een vuistslag tegen het gezicht te geven. Ook heeft verdachte [slachtoffer 1] en hun buurman, [slachtoffer 3], bedreigd door aan hen een ijzeren veer te tonen dan wel daarmee te zwaaien en daarbij dreigende woorden te uiten. Tevens heeft verdachte een Swarovski-beeldje uit de woning van zijn (stief)ouders gestolen. Tot slot heeft verdachte erkend dat hij een ruit van de woning van zijn (stief)ouders heeft vernield, hetgeen als ad informandum feit op de dagvaarding onder parketnummer 03/700826-12 is vermeld en dat bij de straftoemeting kan worden meegenomen.
Voornoemde feiten, met uitzondering van de bedreiging van [slachtoffer 3], hebben zich in de huiselijke sfeer afgespeeld. Verdachte heeft, terwijl hij leed aan schizofrenie, gepaard gaande met paranoïde wanen, zijn toevlucht genomen tot het gebruik van verdovende middelen, te weten speed en cannabis. In het geval van verdachte heeft dit geleid tot agressief gedrag. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn moeder en stiefvader en hen gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en het belang van normbevestiging oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen.
In strafverminderende zin betrekt allereerst dat verdachte ter terechtzitting berouw heeft getoond en er blijk van heeft gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Voorts heeft verdachte het gebruik van speed inmiddels afgezworen, neemt hij medicijnen voor zijn aandoening en heeft hij (geslaagde) pogingen ondernomen om het contact met zijn (stief)ouders te herstellen. Verder heeft verdachte zich ter terechtzitting bereid verklaard om begeleiding van de reclassering te accepteren, ook als dat het meewerken aan een kortdurende klinische behandeling zou inhouden.
Bij de op te leggen straf houdt de rechtbank voorts rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de duur van de door verdachte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, voldoende recht doet aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank zal aan verdachte derhalve opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke taakstraf aan verdachte opleggen, groot 100 uren, waarbij de proeftijd op 2 jaren zal worden gesteld. Tevens maakt deze voorwaardelijke straf toezicht door de reclassering mogelijk. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden koppelen dat verdachte zich bij de reclassering dient te melden en dat hij zich voor zijn schizofrenie en drugverslaving ambulant laat behandelen bij de Mondriaan. Voorts zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte, mocht de reclassering dat noodzakelijk achten, medewerking verleent aan een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken.
Gelet op het feit dat verdachte thans in een rustiger vaarwater is gekomen en reeds op vrijwillige basis de hulpverlening van de reclassering heeft geaccepteerd, acht de rechtbank geen termen aanwezig om het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 14e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, inhoudend dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

8.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (03/145907-10)

Bij de stukken bevindt zich de op 19 april 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg in de zaak met parketnummer 03/145907-10 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis gedateerd 9 februari 2011 van de politierechter te Maastricht. Bij voornoemd vonnis is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren met een proeftijd van 1 jaar onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich gedurende die proeftijd niet schuldig zou maken aan enig strafbaar feit.
Tevens bevindt zich bij de stukken een mededeling voorwaardelijke veroordeling gedateerd 31 maart 2011, waarin is vermeld dat de proeftijd is ingegaan op 24 februari 2011.
De rechtbank is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het strafbaar feit onder parketnummer 03/873054-12 schuldig heeft gemaakt. De rechtbank ziet hierin voldoende aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 300, 304, 310 en
350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering:
  • zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de GGZ Reclassering Mondriaan op het telefoonnummer 046-4571064; hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de GGZ reclassering Mondriaan gedurende deze perioden nodig acht;
  • zich laat behandelen voor zijn schizofrenie alsook voor zijn drugverslaving bij zowel het wijkteam van Mondriaan alsook het Centrum Forensische Psychiatrische Zorg van Mondriaan of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • meewerkt -indien de reclassering dit noodzakelijk acht- aan een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (03/145907-10)
- gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten werkstraf voor de duur van
20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2013.
Buiten staat
Mr. P.H.M. Kuster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummers: 03/873054-12, 03/873127-12 en 03/700826-12 (ter terechtzitting gevoegd) en 03/145907-10 (tul)
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 19 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouwe mr. F.W. Oehlen, advocaat te Beek.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, ongenummerd d.d. 27 januari 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 4 januari 2012, ongenummerd
3.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 2] d.d. 14 januari 2012, ongenummerd
4.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 1 t/m 19 d.d. 22 maart 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 21 februari 2012, p. 3/4
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige[slachtoffer 2] d.d. 23 februari 2013, p. 8
7.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, p. 1 t/m 36 d.d. 25 oktober 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 23 oktober 2012, p. 4
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 23 oktober 2012, p. 6/7
10.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, p. 1 t/m 36 d.d. 25 oktober 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 21 oktober 2012, p. 8/9
12.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, p. 1 t/m 41 d.d. 3 mei 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering
13.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 2] d.d. 1 mei 2012, p. 19/20
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 1 mei 2012, p. 15 t/m 17
15.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, p. 1 t/m 19 d.d. 22 maart 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering
16.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 23 februari 2012, p. 6/7