ECLI:NL:RBLIM:2013:4262

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
03-830106-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van energie in Kerkrade

Op 16 juli 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt, diefstal van energie en het bezit van hennep en MDMA. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.L.B. Koelman-Duijf, stond terecht voor meerdere feiten die zich op 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade hadden voorgedaan. De tenlastelegging omvatte het telen van ongeveer 295 hennepplanten, het bezit van meer dan 10.000 gram hennep, het bezit van 759 MDMA-pillen en de diefstal van elektrische energie van Enexis B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 2 juli 2013 heeft de verdachte de feiten bekend, wat leidde tot een beoordeling van het bewijs door de rechtbank. De rechtbank achtte de feiten 1 tot en met 3 wettig en overtuigend bewezen, terwijl feit 4 ook bewezen werd verklaard, ondanks de betwisting door de verdediging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de diefstal van energie in verband werd gebracht met de hennepteelt. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, en veroordeelde de verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Enexis B.V. van € 2.365,30, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de feiten maatschappelijk onaanvaardbaar waren en dat de verdachte deel uitmaakte van het illegale drugscircuit, wat leidde tot een aanzienlijke strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/830106-13
Datum uitspraak : 16 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedag],
wonende aan [adres], te [woonplaats].
Raadsvrouw is mr. S.L.B. Koelman-Duijf, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 2 juli 2013. De rechtbank heeft op die datum de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat -kort samengevat- terecht ter zake van hennepteelt, diefstal van energie en het bezit van hennep en MDMA. De volledige tenlastelegging luidt dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [R-straat]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 295 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10172 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3
hij op of omstreeks 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 759 pillen en/of tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het overige bewijs in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw opgemerkt dat zij tot een iets andere hoeveelheid komt. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 4, de diefstal van energie. Volgens de raadsvrouw kan namelijk niet goed uit de foto’s van het dossier worden opgemaakt dat er daadwerkelijk sprake is geweest van manipulatie van de elektrische aansluiting van Enexis B.V. in de meterkast van de woning van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1] De feiten 1 tot en met 3
De rechtbank zal volstaan met het opsommen van de voor haar relevante bewijsmiddelen, nu verdachte de feiten 1 tot en met 3 heeft bekend en zijn raadsvrouw voor die feiten geen vrijspraak heeft bepleit (artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 2 juli 2012;
  • het proces-verbaal doorzoeking woning;
- de processen-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming; [3] [4]
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen; [5]
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 2 juli 2012;
  • de processen-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen; [7]
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 2 juli 2012;
  • het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming;
- de processen-verbaal onderzoek verdovende middelen; [9] [10]
- de NFI-rapporten. [11]
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft, zoals de rechtbank bij feit 1 bewezen acht, een hennepkwekerij gehad, die voorzien was van een elektrische installatie. Enexis B.V. heeft aangifte gedaan van diefstal van energie. In deze aangifte staat beschreven dat het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd open was geweest. Tevens was er volgens Enexis B.V. een illegale aansluiting op de bovenzijde van de zekeringhouders aangebracht en was de hoofdbeveiliging verzwaard door het plaatsen van zekeringen met een waarde van 3 x 35 ampère (in plaats van 1 x 25 ampère) en wel zodanig dat Enexis B.V. niet de juiste tarievenregeling kon toepassen en dat de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de meter werd geregistreerd. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de plantage samen met derden had. De elektrische installatie heeft verdachte weliswaar niet zelf aangebracht, maar verdachte wist dat er stroom werd gebruikt voor de plantage die niet via de meter werd geregistreerd en derhalve illegaal werd afgenomen. Daarmee is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging met anderen stelen van energie. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw. Zij overweegt hiertoe nog het volgende.
Ter adstructie van de aangifte heeft Enexis B.V. foto’s van de zekeringhouders in de meterkast van de woning van verdachte toegevoegd aan het aangifteformulier. De raadsvrouw heeft gesteld dat deze foto’s de conclusie van Enexis B.V. dat er met aansluiting gemanipuleerd is, niet (duidelijk genoeg) onderbouwen, waaruit zou moeten volgen dat deze conclusie niet tot het bewijs kan bijdragen.
Voor de rechtbank is hetgeen op de foto’s is te zien, niet zonder toelichting te beoordelen. In beginsel vindt zij een specifieke toelichting bij de foto’s dan ook aangewezen, maar gelet op de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank het in dit geval niet noodzakelijk het onderzoek ter terechtzitting te heropenen om zich alsnog van een toelichting te laten voorzien omtrent de relatie tussen de foto’s en de tekst van de aangifte. De foto’s worden namelijk niet ten grondslag gelegd aan de bewezenverklaring, maar de in de aangifte woordelijk weergegeven bevindingen van de medewerker van Enexis B.V. die de installatie heeft onderzocht alsmede de bekentenis van verdachte. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat diefstal van energie schering en inslag is bij hennepteelt, zodat het volstrekt niet aannemelijk is geworden dat die bevindingen van de medewerker van Enexis B.V. onjuist zouden zijn en dat er geen stroom is gestolen.
Dit alles brengt de rechtbank tot de navolgende bewezenverklaring.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [R-straat]) een hoeveelheid van ongeveer 295 hennepplanten, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2
op 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
9896 gram hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3
op 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad 759 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
in de periode van 1 september 2012 tot 5 januari 2013 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare misdrijven op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en bij de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te volstaan met het opleggen van een werkstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft hennep geteeld en een grote hoeveelheid hennep in bezit gehad. De teelt ging gepaard met diefstal van energie en voorts had verdachte een groot aantal pillen MDMA in bezit.
Cannabis is bij regelmatig gebruik schadelijk voor het welzijn en de (geestelijke) gezondheid van de (vaak jeugdige) gebruikers. De hennepteelt en de daaromheen gegroepeerde vormen van strafbaar handelen zijn daarnaast vaak, al dan niet gepleegd in georganiseerd verband, oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en de hennepteelt levert (brand)gevaar op door het illegaal afnemen van stroom. Harddrugs als MDMA leveren gevaren voor de gezondheid van de gebruikers op.
Het telen van hennep, alsmede het bezit van hennep en harddrugs is dan ook onverkort verboden. Daarmee is ook het handelen van verdachte maatschappelijk onaanvaardbaar te noemen, nu hij deel heeft uitgemaakt van het illegale drugscircuit.
Het betreft flinke hoeveelheden hennep en de wetgever heeft hieraan een groter strafmaximum verbonden dan aan geringere hoeveelheden. Bij het bepalen van de strafmaat hanteert de rechtbank de uitgangspunten die in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van Opiumwetdelicten worden geformuleerd.
Factoren die aanleiding zouden moeten zijn af te wijken van deze oriëntatiepunten zijn er in dit geval voor de rechtbank niet. Dit brengt de rechtbank tot een uitgangspunt voor de strafoplegging dat aanzienlijk verschilt van de eis van de officier van justitie.
De oriëntatiepunten gaan immers uit van 6 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het met een zekere bedrijfsmatigheid en/of professionaliteit telen van 100 à 500 planten, door een first offender, die niet in het kader van een georganiseerd verband handelt. De aangetroffen hoeveelheid hennep van bijna 10 kilo (vergelijk: 28,2 gram = 1 plant) leidt op basis van dit zelfde oriëntatiepunt tot het opleggen van nog eens 6 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het bezit van 759 MDMA-pillen (5 pillen = 1 gram) gaat de rechtspraak op basis van de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf van 5 weken. Tot slot moet aan verdachte straf worden opgelegd voor feit 4, de diefstal van energie, waarvoor de rechtbank 3 weken als een gepaste sanctie beschouwt. Dit alles levert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 weken als uitgangspunt voor de strafoplegging op gelet op de feiten en het blanco strafblad van verdachte.
Voorts is er voor de rechtbank reden te kiezen voor een andere strafmodaliteit op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het opleggen van de maximale taakstraf, groot 240 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, acht de rechtbank passend en toereikend om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Daarbij zal de rechtbank een langere proeftijd opleggen dan gebruikelijk.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij Enexis B.V. vordert een schadevergoeding van € 2.365,30 terzake van feit 4, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert Enexis B.V. kosten voor rechtsbijstand ad € 768,-.
De rechtbank acht de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde onder feit 4. Verdachte is ook hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Door de raadsvrouw zijn enkele posten van de vordering betwist. Zij heeft in dat verband gewezen op een arrest van het hof te ’s-Hertogenbosch, gepubliceerd onder LJN-nummer CA0715. Uit dit arrest kan worden opgemaakt dat kosten die gemaakt worden in opdracht van de politie in het kader van het opsporingsonderzoek naar de strafbare feiten, niet op individuele burgers afgewenteld kunnen worden in het kader van een civiele vordering in het strafproces. Deze kosten dienen ten laste te komen van de Staat en niet ten laste van een verdachte.
De rechtbank onderschrijft dit uitgangspunt. Zij heeft echter ook acht geslagen op het uitgangspunt dat een benadeelde partij kosten mag vorderen als rechtstreekse schade, indien deze noodzakelijk waren om het gepleegde feit aan het licht te brengen, zoals door de Hoge Raad bepaald in haar arrest van 22 april 2008 (gepubliceerd onder LJN-nummer BB7077).
Ook redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter beperking van de schade komen voor vergoeding in aanmerking op basis van artikel 6:96, lid 2 BW. De door Enexis B.V. gevorderde posten netwerkkosten (welke niet verward dienen te worden met netmetingskosten, die wel gemaakt worden in het kader van het opsporingsonderzoek), uurtarief inspecteur en administratiekosten zijn voor de rechtbank kosten die deze benadeelde partij niet primair heeft gemaakt in het kader van haar samenwerking met de politie ten behoeve van de opsporing en bestrijding van hennepteelt, maar (hoofdzakelijk) om de omvang van de schade te kunnen bepalen die zij ten gevolge van het illegaal afnemen van energie heeft geleden. Deze kosten acht de rechtbank ook redelijk en redelijkerwijs noodzakelijk om de omvang van de schade vast te kunnen stellen. Derhalve hebben deze kosten te gelden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en de rechtbank zal deze posten eveneens toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij zal de rechtbank de schademaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij, zij het dat de rechtbank tot toewijzing van een lager bedrag komt, nu de rechtbank uitgaat van toepassing van het liquidatietarief in kantonzaken, waarbij de rechtbank een bedrag van € 300,- zal toekennen (2 punten).

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57,
310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde taakstraf (werkstraf), naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan
  • bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Enexis B.V. voornoemd bedrag van € 2.365,30 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij Enexis B.V. vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 juli 2013.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/830106-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 16 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
wonende te [woonplaats], [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. S.L.B. Koelman-Duijf, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, genummerd 2013001694 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Het proces-verbaal Doorzoeking woning, dossierpagina 57 tot en met 59;
3.Het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 95 en p. 96, respectievelijk 141 en 154 planten, in totaal derhalve 295 hennepplanten;
4.Het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina’s 98 tot en met 105;
5.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina 76;
6.De processen-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 81, p. 82, p. 83 en p. 96: de hier vermelde hoeveelheden zijn respectievelijk: 214 gram netto, 16 gram bruto, 45 gram bruto, 21 gram bruto en 9600 gram netto hennep, derhalve in totaal: 9896 gram hennep, deels netto, deels bruto;
7.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina 76;
8.Het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 93 en p. 94, respectievelijk 43 en 716 pillen, derhalve in totaal 759 pillen ;
9.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina 74, inhoudende de vermelding van NFI-code AACQ9315NL;
10.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina 75, inhoudende de vermelding van NFI-code AACQ9316NL;
11.De rapporten getiteld Identificatie van drugs en precursoren d.d. 15 januari 2013, dossierpagina 78 en p. 80, vermeldende Kenmerknummer AACQ9316NL, respectievelijk AACQ9315NL en als conclusie: bevat MDMA;
12.Het geschrift Aangifteformulier diefstal energie met bijlagen d.d. 17 januari 2013, dossierpagina 128 onderaan en p. 129, eerste helft.