Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.De beoordeling van het bewijs
zonderdat behoeft te blijken dat de wijze van medeneming de keuzevrijheid van de meegenomen persoon heeft beperkt. Dit blijkt uit de volgende passage:
“In het tweede lid van art. 250ter Sr (in het oorspronkelijke wetsvoorstel, later het eerste lid onder sub 2,) is strafbaar gesteld het aanwerven, medenemen of ontvoeren van een persoon met het oogmerk die persoon tot prostitutie te brengen. Daarmee wordt aan de verplichtingen ten aanzien van vrouwen, vervat in eerder vermeld Verdrag, voldaan. De strafbaarheid van de hier genoemde gedragingen hangt, anders dan het tot prostitutie brengen of in de prostitutie doen belanden als bedoeld in het eerste lid, niet af van het ontbreken van dwang of ongeoorloofde beïnvloeding.” [10]
in een ander landertoe te brengen’. Voor oogmerk is voorwaardelijk opzet niet voldoende en is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg, meebracht dat de ander door zijn handelen in de prostitutie zou belanden. Vast staat dat er in Tsjechië geen aanwijzingen waren dat [slachtoffer 2] in de prostitutie zou gaan werken. Zij heeft zelfs in de eierfabriek gewerkt. Het oogmerk om [slachtoffer 2] in Tsjechië ertoe te brengen om in Duitsland in de prostitutie te werken bestond dus op dat moment niet. Vast staat voorts dat verdachte – nadat [slachtoffer 2] in de eierfabriek was ontslagen – haar vanuit haar woning in[woonplaats] (Duitsland) naar [club 2] in Duitsland via[club 1] in Nederland heeft gebracht. Verdachte ontkent dat ze via Nederland zijn gereden. De rechtbank overweegt dat als er al sprake was van een reis via Nederland dan is het oogmerk om [slachtoffer 2] ertoe te brengen om in Nederland – en dus
in een anderland – in de prostitutie werkzaam te zijn daar nooit op gericht geweest. De rechtbank acht dan ook niet bewezen hetgeen aan verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
ertoe te brengenin de prostitutie werkzaam te zijn’. Vast staat dat verdachte [slachtoffer 4] op haar verzoek enkel heeft vervoerd van Haps naar een seksclub in Duitsland. De rechtbank overweegt dat van het ‘brengen tot’ toch een zekere actieve bijdrage vereist is die verder gaat dan enkel brengen of chauffeuren. Het enkel vervoeren, ook terwijl men zich ervan bewust is dat de betrokken persoon in de prostitutie zal gaan werken, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het ‘oogmerk die ander
ertoe te brengen’. De rechtbank acht dan ook niet bewezen hetgeen aan verdachte ten aanzien van [slachtoffer 4] is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in Tsjechië benaderd om in Nederland te gaan werken,
- transport geregeld voor [slachtoffer 3],[slachtoffer 1]
- en [slachtoffer 3] naar seksclubs in Nederland en Duitsland gebracht,
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] vervolgens in de prostitutie gebracht en gelegenheid geregeld en laten regelen alwaar zij zich konden prostitueren.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De oplegging van straf en/of maatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.