ECLI:NL:RBLIM:2013:4222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
C/04/122649 / JE RK 13-594
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige met jeugdbeschermingsmaatregel

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 27 juni 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot een jeugdbeschermingsmaatregel voor een minderjarige, geboren in 1998. De kinderrechter verleent een machtiging voor gesloten plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, tot uiterlijk 5 februari 2014. Dit besluit volgt op een eerdere beschikking van 29 mei 2013, waarin de kinderrechter de beslissing op het verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing had aangehouden. De minderjarige is onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, die heeft aangegeven dat de minderjarige zich niet aan de afspraken houdt en dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn. De ouders van de minderjarige zijn betrokken bij de procedure, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige niet in staat is om de zorg die hij nodig heeft te accepteren. De kinderrechter heeft ook een machtiging verleend voor plaatsing bij een pleegouder voor de duur van maximaal vier maanden, zolang de gesloten plaatsing nog niet kan worden geëffectueerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks mogelijke beroepsprocedures. De ouders zijn verplicht bij te dragen aan de kosten van de plaatsingen, conform de geldende regeling.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaak-/rolnummers: C/04/122649/ JE RK 13-594
C/04/123495/ JE RK 13-802
Beschikking van 27 juni 2013 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
op het verzoek van de
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond, mede kantoorhoudende te Venray,
hierna te noemen de stichting,
in de zaken van
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998, hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoekster als belanghebbenden aan:
- [de moeder]
wonende te [woonplaats],
[adres],
hierna te noemen: moeder,
- [de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres],
hierna te noemen: vader,
- [de pleegmoeder]
wonende [woonplaats],
[adres]
hierna te noemen: pleegmoeder

1.Het verloop van de procedure

1.1.
In de zaak met zaaknummer C/04/122649/ JE RK 13-594.
1.1.1.
De rechtbank verwijst naar haar in deze zaak eerder gewezen beschikking van 29 mei 2013 waarin zij de beslissing op het verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg heeft aangehouden. Daarbij is tevens bepaald dat de behandeling zal worden voortgezet op 10 september 2013 (of eerder indien de minderjarige zich niet aan de afspraken houdt). De rechtbank heeft de stichting verzocht uiterlijk 3 september 2013 te rapporteren omtrent de actuele stand van zaken (of zoveel eerder als nodig is).
1.1.2.
Ter griffie is op 19 juni 2013 ingekomen een brief van Bureau Jeugdzorg Limburg
gedateerd 18 juni 2013.
1.2.
In de zaak met zaaknummer C/04/123495/ JE RK 13-802.
1.2.1.
Ter griffie is op 14 juni 2013 ingekomen een verzoek van de stichting om een
machtiging uithuisplaatsing gedurende dag en nacht bij een pleegouder voor (maximaal) vier maanden.
Het plan van aanpak, alsmede het indicatiebesluit zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
1.3.
Op 27 juni 2013 heeft de mondelinge behandeling van beide zaken
tezamen plaatsgevonden.
De griffier heeft daarvan aantekening gehouden.
Bij deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • moeder;
  • mevrouw [gezinsvoogdes], gezinsvoogdes;
  • de betreffende minderjarige, bijgestaan door mr. R. Julicher.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is de betreffende minderjarige in aanwezigheid van zijn advocaat, buiten aanwezigheid van de overige belanghebbenden, door de kinderrechter gehoord.

1.De vaststellingen en overwegingen in beide zaken

1.1.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders. De minderjarige is onder toezicht gesteld van de stichting. De ondertoezichtstelling loopt tot 5 februari 2014.
1.2.
De stichting heeft aan de kinderrechter gemeld dat de minderjarige zich niet aan de afspraken heeft gehouden zoals verwoord in de beschikking van 29 mei 2013. De school heeft uitdrukkelijk aangegeven dat de minderjarige goed weet wat hij moet doen, maar de afspraken niet nakomt.
De stichting is van mening dat de minderjarige de schuld en de verantwoordelijkheid voor zijn handelen steeds buiten zichzelf legt. De minderjarige krijgt – zo blijkt ook nu weer - de kans om te ontglippen doordat hij naar moeder gaat als er een conflict bij [de pleegmoeder] is en omgekeerd naar [de pleegmoeder] gaat als er een conflict bij moeder is.
Voorts heeft de stichting gesteld dat de steun van de ouders die nodig is voor hetgeen geregeld moet worden voor de school niet aanwezig is.
De stichting heeft gesteld dat zij haar standpunt handhaaft als bij de vorige mondelinge behandeling aangegeven, namelijk dat een plaatsing in een gesloten behandelsetting noodzakelijk is om verder afglijden van de minderjarige te voorkomen.
De stichting verzoekt de kinderrechter de machtiging voor een gesloten plaatsing af te geven voor de duur van de ondertoezichtstelling (5 februari 2014).
De stichting heeft tevens een verzoek gedaan om een machtiging om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen op grond van artikel 1:261 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).
De minderjarige verblijft op vrijwillige basis in het gezin van pleegmoeder, [de pleegmoeder], en de stichting acht het van belang dat – zolang de gesloten plaatsing nog niet geëffectueerd kan worden - [de pleegmoeder] daarbij maximaal ondersteund kan worden. Daarvoor is nodig dat er sprake is van een pleeggezinplaatsing.
2.3.
Moeder heeft ter zitting aangegeven dat de minderjarige nu inmiddels drie weken bij haar verblijft na een “conflictje” bij [de pleegmoeder]. De minderjarige zou – volgens moeder ten onrechte – beschuldigd zijn van diefstal. Moeder heeft gesteld dat de minderjarige redelijk goed zijn best doet en dat zij geen problemen met hem ervaart. Zij is tegen een gesloten plaatsing.
2.4.
Zijdens de minderjarige is aangevoerd dat de minderjarige instemt met een verblijf bij [de pleegmoeder]. De minderjarige is het niet eens met een gesloten plaatsing. De minderjarige is het niet eens met het gestelde door de stichting namelijk dat hij zich niet aan de afspraken (zoals verwoord in de beschikking van 29 mei 2013) heeft gehouden. De minderjarige stelt dat hij gedurende vier maanden geen onderwijs had gehad en vervolgens huiswerk mee naar huis kreeg waar hij niks van snapte en wat hij dus niet kon maken.
2.5.
De kinderrechter overweegt dat er ter zitting van 28 mei 2013 op zich al voldoende grond was om de gevraagde machtiging tot gesloten plaatsing te verlenen. Enkel op dringend verzoek van de minderjarige zelf heeft de kinderrechter de beslissing op dat verzoek aangehouden onder strikte voorwaarden, om de minderjarige de kans te geven te laten zien dat het anders kan.
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de kinderrechter van oordeel dat de minderjarige zich daaraan niet heeft gehouden. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 29b, derde lid, van de Wet op de jeugdzorg plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van de minderjarige vereist is wegens ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien is deze plaatsing noodzakelijk om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die de minderjarige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De kinderrechter zal de machtiging gesloten plaatsing verlenen tot uiterlijk 5 februari 2014.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige is dat de minderjarige dag en nacht uit huis wordt geplaatst zolang de gesloten plaatsing nog niet kan worden geëffectueerd.
De kinderrechter zal dan ook een machtiging verlenen om de minderjarige te plaatsen in een pleeggezin voor de duur van maximaal vier maanden of zoveel korter als nodig is in afwachting van de gesloten plaatsing.
2.6.
Aan deze plaatsingen zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen, conform de daarvoor geldende regeling.

3.De beslissing

De kinderrechter
3.1.
verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij een pleegouder tot 28 september 2013 doch uiterlijk tot de dag waarop de hierna genoemde gesloten plaatsing kan worden gerealiseerd;
3.2.
verleent machtiging voor plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg als bedoeld in artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg, tot 5 februari 2014;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en ter openbare terechtzitting van 27 juni 2013 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier door mr. E.J.M. Boogaard-Derix, kinderrechter, en op schrift gesteld op 1 juli 2013.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen
drie maandenna de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen
drie maandenna betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.