Op 10 juli 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie, die was ingediend op 17 mei 2013, onverwijld was ingediend conform artikel 15i, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling waren verbonden, waaronder een meldingsplicht en deelname aan een arbeidsvaardighedentraining. Ondanks herhaalde uitnodigingen was de veroordeelde niet verschenen op de meldplicht en had hij ook niet deelgenomen aan de trainingsbijeenkomsten. De rechtbank concludeerde dat er geen gegronde redenen waren aangevoerd voor deze niet-naleving. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer was gelegd, alsnog volledig moet worden ondergaan. De beslissing werd genomen in een openbare terechtzitting, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. R. Mahovic, aanwezig was, maar de veroordeelde zelf niet. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de relevante wetgeving en de omstandigheden van de veroordeelde.